Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.

Celenergie

 

Laatste bijwerking : 2021.11.19

 

 

Calorieën zijn een maat voor energie. Energie is echter een lastig begrip : iemand van 120 kilo bevat een heel veel calorieën, maar is daarom niet energiek. Er bestaan immers verschillende vormen van energie. De energie in lichaamsvet of in een sportdrank is potentiële energie. Potentiële energie is energie (calorieën) die kan worden omgezet in bewegings- of elektrische energie en warmte.

 

 

Bijna alle energie die het organisme nodig heeft komt uit vetten en glucose.

 

Ons lichaam verbrandt constant vetten ook als we slapen. Ons lichaam springt zuiniger om met suikers dan met vetten omdat de suikervoorraad in ons lichaam veel kleiner is dan die van vetten en omdat onze hersenen uitsluitend op suikers draaien. Er is wel een (moeilijk) noodscenario om de aanvoer van suikers naar de hersenen op peil te houden mocht de voorraad zwaar slinken. Het is eenvoudiger om alarm te slaan met een hongersignaal  (zie : "Energieleverende processen").

 

    • Bij maximale en korte inspanning wordt energie (ATP) bijna alleen gegenereerd uit glucose (koolhydraten) als glycogeen opgeslagen in de lever en in de spieren.

 

    • Bij minder intensieve inspanning wordt vooral vet gebruikt als energiebron. De voorraad ervan is immers groter doch het is minder toegankelijk : het vet moet eerst afgebroken worden tot glycerol en vrije vetzuren die vervolgens geoxideerd moeten worden.

 

1 g vet stelt meer energie vrij dan 1g koolhydraat maar de oxidatie van het vet kost relatief meer zuurstof! Omgekeerd ontstaat dus per molecule zuurstof bij de afbraak van vet 5.6 mol ATP tegenover 6.3 mol ATP bij de afbraak van koolhydraten.

 

De energiereserve wordt bewaard onder vorm van vet : zelfs slanke mensen dragen 10 tot 20 kilo vet met zich mee. Vrouwen meer dan mannen, als voorbereiding op een eventuele zwangerschap. Bij hongersnood of hongerstaking wordt eerst het vet onder de huid, in de buik en op de billen verbrand en verder ook het eiwit in de spieren en organen. Tot er een tekort aan calorieën optreedt.

 

Als we rustig sporten verbranden de spieren veel meer vetten dan suikers. Naarmate we intensiever sporten neemt de verbranding van suikers toe. De verbranding van vetten neemt dan ook wel toe tot een zeker punt, maar veel minder dan die met suikers. Om meer vetten te verbranden moet je trainen. Want wie veel fysieke inspanning levert, verbruikt meer energie, en het lichaam zoekt altijd uitwegen om met die energie zo zuinig mogelijk om te springen. En dus verbetert het de verwerking van vetten want daarvan hebben we de grootste voorraad.

 

Goed getrainde sporters kunnen bijgevolg meer vetten verbranden dan zwakkere. Beginnende sporters verbranden de meeste vetten als ze het rustig aan doen, rond de helft van hun maximale hartfrequentie (MHF : "Voeding en sport"). Dit niveau van inspanning kan lang worden volgehouden.

 

 

Een cel krijgt ATP door :

 

    • het ATP-PCr systeem (met de hulp van creatine)

    • het glycolyse-lactaat systeem (anaeroob)

    • het oxidatieve systeem (aeroob)

 

Het oxidatieve systeem levert meer energie op dan het glycolyse-lactaat of het ATP-PCr systeem.

 

 

      • de oxidatie van een vet begint met de bèta-oxidatie van de vrije vetzuren, gevolgd door de citroenzuurcyclus (Krebs) en de elektronentransportketen

 

bèta-oxidatie --->  acetaat  :  acetaat + CoA ---> AcCoA ---> Krebs  ---> elektronentransportketen

 

 

De oxidatie van eiwit is veel ingewikkelder omdat aminozuren stikstof bevatten wat niet geoxideerd kan worden. Eiwitten doen eigenlijk weinig mee aan de energieproductie.

 

 

 

 

 

 ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD        Laatste versie : 09-apr-24                     

DisclaimerDisclaimer

 

De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.

 

In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.