Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.

Beschikbaarheid van de energetische substraten

 

          Laatste bijwerking : 2021.11.19

 

 

In 1890 verbruikte een westerse man bijna 4000 calorieën per dag, en een vrouw 3000. Vandaag verbruikt hij nog ongeveer 2200 calorieën en zij 1700.

 

Onze andere manier van leven zit daar natuurlijk voor een groot deel tussen. Wij moeten immers veel minder dan vroeger spierarbeid leveren.

 

Op slag hebben wij ook niet meer zoveel voedsel nodig als vroeger. En maar goed ook. Alleen hebben wij iets gedaan aan onze voeding, wij hebben haar geraffineerd.

 

Na het raffineren bezit het voedsel minder goede stoffen, minder micronutriënten zoals vitaminen en mineralen. Wat evenwichten verstoort en kleine gebreken veroorzaakt.. Niets erg, alhoewel deze simpele tekorten wel verantwoordelijk zijn voor dagdagelijkse problemen zoals vermoeidheid, zwakkere stressbestendigheid, hogere gevoeligheid voor infecties... en op termijn een heel belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van degeneratieve ziekten of "beschavingsziekten" : vaatziekten, kanker, auto-immuun ziekten, artrose, osteoporose...

 

Het beschouwen van calorierijke substraten en hun beschikbaarheid gaat hand in hand met een adequate aanvoer van essentiële micronutriënten. Immers, voor de beschikbaarheid van deze substraten heeft het organisme co-enzymen nodig : en dat zijn juist deze micronutriënten.

Overzicht inhoud :

Hun verdeling

 

Hun beschikbaarheid

 

Hun regulatie

 

Hun vertering

 

Hun endogene productie

 

Hun gebruiksbalans bij fysische inspanning

 

Hun energetische waarde

 

Praktisch

Inhoud :

            

Hun verdeling :

 

Richtniveau : 50% suikers, 30 à 35% vetten, 10 à 15% eiwitten.

 

 

Idealiter : 50% overwegend samengestelde suikers, 30% overwegend MOVZ/EVZ, 20% EEW (essentiële eiwitten).

 

 

Koolhydraten zouden moeten beperkt worden tot minder dan 50% van de totale energiehoeveelheid, waarvan het merendeel met lage glycemische index.

 

Noot : Bij (intensieve) sportbeoefening ligt de verdeling enigszins anders. Zie verder : "Hun gebruiksbalans bij fysische inspanning".

   

            

Hun beschikbaarheid :

 

Glucose, vetten, aminozuren zijn beschikbaar voor de verschillende weefsels :

 

Voeding  --->  darm  --->

 

Glucose  --->

 

      • darm  --->  poortader  --->  lever

 

---> in lever : als glycogeenreserve (glycogenese)

---> in lever : glucose ---> pyruvaat ---> vetopslag in lever (pyruvaat-citraat cyclus + lipogenese)

---> naar hersenen : als brandstof ---> CO2 + H20 (citroenzuurcyclus)

---> naar adipose weefsel : als vetopslag (pyruvaat-citraat cyclus + lipogenese)

---> naar spierweefsel : als glycogeenreserve (glycogenese)

---> naar spierweefsel : omzetting in ATP/CO2/H20 (glycolyse)

---> naar spierweefsel : omzetting in lactaat (anaerobe glycolyse) ---> lactaat naar lever

---> naar RBC : omzetting in lactaat ---> naar lever

            • lactaat in lever :

---> omzetting naar glucose (gluconeogenese)

---> omzetting naar pyruvaat ---> naar lipogenese

 

Eiwitten  --->

 

      • darm  --->  poortader  --->  lever

 

---> in lever : alanine/glutamine---> glucose ---> glycogeenreserve (gluconeogenese/glycogenese)

          ---> in lever : afbraak tot ureum (ureumcyclus)

          ---> in lever : afbraak tot AZ (eiwitmetabolisme)

---> alle weefsels : proteïne-synthese

---> in lever : oxidatieve degradatie van AZ  --->  AcCoA  --->  naar lipogenese

          ---> in lever : transaminering/desaminering ---> naar citroenzuurcyclus

 

Vetten  --->

 

      • darm  --->  lymfesysteem op chylomicronen --->  lever

 

---> naar adipose weefsel op VLDL : als vetopslag, cholesterol, ketonlichamen (lipogenese)

 

---> naar spierweefsel : bèta-oxidatie van VZ  --->  AcCoA   --->  CO2 + H20 (lipolyse)

 

---> in lever : glycerol ---> glucose ---> glycogeenreserve (gluconeogenese/glycogenese)

 

Al deze katabole en anabole metabolische paden worden gecontroleerd door heel complexe regularisatiesystemen met de hulp van hormonen of via allosterische sturing.

  

            

 

Hun regulatie :

 

zie :

 

Gluciden :

 

"Regulatie van het suikermetabolisme".

 

met : "Citroenzuurcyclus : externe beïnvloeding".

          "Citroenzuurcyclus : interne beïnvloeding".

 

Vetten :

 

"Regulatie van het vetmetabolisme".

 

Algemeen :

 

"Het metabolisme en zijn regulatie".

 

"Principes van het metabolisme".

  

            

Hun vertering :

 

Rauwe voeding :

 

      • extra enzymen en natuurlijk begeleidende nutriënten : remt de neiging tot overeten

 

Gekookte voeding :

 

      • vernietigt de aanwezige enzymen

      • nutriënten gaan verloren

 

En veroorzaakt :

 

---> een overstimulatie van het endocrien systeem

vragen meer voeding dan nodig om vitaliteit en kracht te handhaven (= grotere eetlust)

op termijn uitputting endocriene klieren

 

---> veroorzaakt een overstimulering van de hypofyse

 

---> veroorzaakt een hypersecretie van hormonen (bv. adrenaline)

 

---> geven een vals welbehagen

 

---> leidt tot overeten

 

---> leidt tot obesitas

 

                    • de endocrien klieren vergroten

                    • het lichaamsgewicht verhoogt

                    • de concentratie van het lipase in vetweefsel daalt

                      • een vetaccumulatie in arteriën, lever, nieren...

                        • leidt tot cardiovasculaire pathologie

                    • frequente maaltijden verlagen de enzym-niveaus

                      • leidt tot gewichtsvermeerdering.

  

            

Hun endogene productie :

 

Wanneer geen nieuw voedsel wordt aangevoerd gedurende 3 à 4 uren dan wordt de endogene vrijstelling van glucose, essentieel voor glucose-afhankelijke weefsels zoals de hersenen, de renale medulla en de rode bloedcellen verzekerd door de productie in de lever van endogeen glucose , via de glycogenolyse en de gluconeogenese.

 

Anderzijds worden niet glucose-afhankelijke organen bevoorraad met vetzuren, bekomen via Hydrolyse van triglyceriden uit de vetweefsels en via de synthese in de lever van vetzuren, onder de vorm van lipoproteïnen.

  

 

            

Hun gebruiksbalans bij fysische inspanning :

 

 

Fysische training leidt tot hormonale en cellulaire aanpassingen waardoor de bèta-oxidatie van vetten gemakkelijker verloopt alsook tot een verminderde activiteit van het zenuwstelsel terwijl de intensiteit van de inspanning het verbruik van gluciden gaat verhogen door stimulatie van de sympathische activiteit. Daarbij komt nog dat een verhoging van de intensiteit van de inspanning de glycogenolyse, geïnduceerd door de spiercontracties, gaat bevorderen en het aanspreken van de spiervezels gaat bijstellen.

 

Bij iedere persoon die fysische oefeningen doet, hangt de gebruiksbalans van de energie-substraten (gluciden en lipiden) op elk moment af van de interactie tussen de effecten van de training en van de intensiteit van de fysische oefening.

 

De gecombineerde effecten van training en intensiteit op de gebruiksbalans van de energie-substraten gedurende de fysische oefening kunnen gevisualiseerd worden en worden weergegeven door 2 curven die zich kruisen. Het kruispunt komt overeen met het punt waarbij de energie uit gluciden belangrijker wordt dan deze uit lipiden.

 

Training gaat dit kruispunt verplaatsen naar meer belangrijke krachtwaarden : het individu zal dan na een training minder afhankelijk zijn van gluciden, maar meer van lipiden. Zo wordt de glycogeenreserve gespaard en verhoogt het uithoudingsvermogen.

 

Deze glycogeenbesparing zal echter een hogere oefenintensiteit toelaten en hierdoor onvermijdelijk een zekere glucidenafhankelijkheid veroorzaken...

 

Het kruispunt komt overeen met de hoeveelheid energie verkregen uit 30% vetten en 70% gluciden.

 

Daar lipiden 9 kcal en suikers 4 kcal leveren par gram substraat (= totaal energetisch potentieel van ongeveer 13kcal), levert de deling van het calorisch equivalent van vetten door het totaal energetisch potentieel een vetverbruik van 30%. Voor de suikers, bekomen wij op dezelfde manier een suikerverbruik van 70%.

 

Zie ook : "Energieleverende processen".

 

Zie ook : "Voeding en sport".

 

 

            

Hun energetische waarde :

 

De energetische waarde geeft de energiehoeveelheid weer van een voedingsmiddel of nutriënt en wordt uitgedrukt in kilocalorieën (kcal) en in kiloJoule (kJ), alhoewel de uitdrukking "calorieën" (cal) meer wordt gebruikt.

 

De behoeften aan calorieën voor een persoon variëren vooral in functie van de leeftijd, spiermassa, lichaamstemperatuur, geslacht en fysische activiteit.

 

Gemiddeld heeft een volwassen man 2500 - 3000 kcal / dag nodig.

 

1g proteïnen = 4 kcal

1g gluciden = 4 kcal

1g lipiden = 9 kcal

 

Bv. :

    • 100g brood = 6 - 7 g plantaardige proteïnen, 55 g gluciden

    • 100g vlees = 20g dierlijke proteïnen

    • 250g verse kaas = 20g dierlijke proteïnen

 

De gemiddelde theoretische calorie-behoeften voor man en vrouw in functie van de fysische activiteit :

 

MAN :

beperkte activiteit : 2200 - 2500kcal

middelmatige activiteit  : 2700 - 3000kcal

intense activiteit  : 2700 - 3000kcal

 

VROUW :

beperkte activiteit : 1800 - 2000kcal

middelmatige activiteit  : 2000 - 2400kcal

intense activiteit  : 2200 - 2700kcal

 

 

De basal metabolic rate of BMR (zie : "Energiebeheer, energiemetabolisme") geeft aan hoeveel energie iemand nodig heeft voor essentiële functies zoals ademhaling en hartfunctie.

 

 

            

Praktisch :

 

De juiste keuze :

 

Bij het aperitief :

 

5 pindanootjes = 60 kcal

100g rauwe groenten = 15 kcal

5 olijven = 40 kcal

 

Bij de maaltijd :

 

1 bol rijst = 160 kcal

1 bord spagetti = 248 kcal

1 bord spagetti bolognaise met parmesankaas = 433 kcal

 

En, wat drink je?

 

1 glas tomatensap = 38 kcal

1 glas Coca Cola light = 0 kcal

1 flesje bier = 152 kcal (zie : "Alcohol")

 

 

          

 

 

 ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD        Laatste versie : 09-apr-24                     

DisclaimerDisclaimer

 

De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.

 

In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.