Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.

Celmembranen werking

 

         Laatste bijwerking : 2021.11.19

 

 

De celmembraan is een structuur rond een cel, opgebouwd uit een dubbele fosfolipidenlaag, eiwitten en cholesterol. Sommige van de eiwitten spelen een rol in het actief transport van stoffen door de celmembraan, andere zijn dan weer enzymen of dienen als herkenningspunten voor regulerende stoffen zoals hormonen. In een cel zijn wel honderdduizend eiwitten actief. Voor vrijwel elk transport is er een speciaal eiwit of eiwit-complex. Dit eiwit heet hier niet enzym maar transporteiwit (translocator-eiwit).

Overzicht inhoud :

Rol van de celmembraan

 

Conformatie

 

Diffusie

 

Aktief transport

 

Energie transportsystemen :

 

de motor : de Na/K ATP ase pomp

 

inhibitoren en activatoren

 

 

Substraat transportsystemen :

 

 

de eerste pH regeling in de darm : K/Na -, absorptie -  en elektrolytenbalans

 

de tweede pH regeling in de darm : Gln/Glu/alfa KG balans

 

pH regeling in de maag

 

pH onevenwichten in de maag

 

Zuurstof transportsystemen : zie hemoglobine

 

 

Passief transport

 

Import

 

Export

Inhoud :

         

Rol van de celmembraan :

 

De celmembraan speelt een belangrijke rol in de relatie tussen de cel en haar omgeving. Door haar actieve rol kan de cel reageren op uitwendige stimuli.

 

Verder heeft de cel een herkenningsfunctie voor signalen die van elders komen en die vertellen wat de cel al dan niet moet doen.

 

De celmembraan kan ook zelf elektrische signalen opwekken en doorgeven. Zij speelt ook een rol in de celadhesie, dus in de vorm die een weefsel of orgaan aanneemt.

 

Zie ook : "De cel-cel communicatie".

 

Zo'n celmembraan is dus een erg dynamische structuur, die transport van stoffen in en uit de cel verzorgt en regelt. Dit zorgt ervoor dat het intracellulair milieu relatief constant kan worden gehouden (homeostase van de cel), maar toch compleet kan verschillen met het extracellulair milieu (langs de andere kant van de membraan).

 

De celmembraan is dus van groot belang voor de samenstelling van o.a. het cytosol. Een beschadigde celmembraan betekent meestal de dood van de cel.

         

Conformatie :

 

Het celmembraan is semi-impermeabel ofwel selectief doorlatend. Sommige stoffen diffunderen via osmose door de celmembraan.

 

Het bezetten van de receptor door zijn ligand (hormoon, antilichaam, farmacon, voedingsstof) veroorzaakt een verandering van conformatie en activeert daardoor een intracellulair mechanisme: een signaal wordt, door de binding met de ligand, bv. het hormoon, gestuurd naar het tripeptide hormoon aan de binnenzijde van de celmembraan; het signaal wordt doorgegeven aan een bepaalde celcomponente, die een biochemische functie kan uitvoeren.

 

De conformatieverandering van een eiwit-carrier bemiddelt de diffusie van een stof.

 

Twee conformatie toestanden : PONG en PING.

 

PONG : opgeloste stof wilt binnen via de eiwitdrager, welke de diffusie vergemakkelijkt

 

PING : de opgeloste stof wordt uit de eiwit-carrier intracellulair losgelaten

 

Deze stroming gebeurt niet alleen tegen de elektrische gradiënt in, maar ook tegen de concentratiegradiënt in.

 

Dit actief transport kost dus energie!

 

Noot :

 

      • Conformatie-verandering kan ook spontaan uitgelokt worden door thermische agitatie (Brownse beweging) : watermoleculen en zeer kleine moleculen maken gebruik van warmte-effecten, toevallige openingen als gevolg van de molecuulbewegingen in de dubbele fosfolidenlaag om de celmembraan binnen te glippen.

 

Grotere moleculen kunnen enkel binnen via membraaneiwitten, die met hun hydrofoob gedeelte in de dubbellaag van de membraan ingebed zitten en met hun hydrofiel gedeelte in het waterige extracellulaire milieu uitsteken (transmembraan eiwitten).  Zie verder : "Actief transport".

 

    • EVZ (in de fosfolipiden) functioneren als sterke zuurstofmagneten en houden zuurstof vast in de celmembraan.

         

Diffusie :

 

Zuurstof, koolstofdioxide, niet polaire moleculen, vetzuren kunnen door de celmembraan diffunderen door een bestaande concentratiegradiënt tussen extra- en intracellulair milieu. Deze kan verschillend en zelfs tegengesteld zijn volgens de plaats in het organisme.

         

ACTIEF TRANSPORT      

 

Wordt verzorgd door dragereiwitten, welke verbonden aan een specifieke molecule, voor de passage door de celmembraan van

die molecule kunnen zorgen in één bepaalde of in beide richtingen. Anderzijds neemt men aan dat transmembraaneiwitten, eiwitten die door de hele membraan steken, een passageplaats vormen voor ionen, die uitgewisseld kunnen worden tussen de extra- en intracellulaire ruimten.

 

Voor een groot aantal stoffen vormt de membraan een barrière, zodat aan weerszijden heel verschillende omgevingen heersen, bv. wat betreft de concentratie van ionen en van producten van het intracellulair mechanisme. Om deze verschillen te kunnen handhaven, beschikken membranen over een groot aantal specifieke transportsystemen, elk bestaande uit één of meer eiwitten, die in staat zijn stoffen, tegen een concentratiegradiënt in, door het membraan heen te transporteren.

 

Dit actief transport behoeft dus steeds de koppeling met een ander proces dat vrije energie levert.

 

Het primair actief transport gebruikt hiervoor energie, onder de vorm van ATP.

 

Voedingsstoffen kunnen ook actief worden getransporteerd door co-transportsystemen geassocieerd aan chemische (concentratieverschillen), elektrische (potentiaalverschillen) en elektrochemische (combinatie) gradiënten opgebouwd rond de belangrijkste elektrolyten natrium, kalium en chloor. De vrije energie wordt hier niet geleverd door ATP maar uit het bewegen van een andere stof in de richting van een plaats met een lagere (electro)-chemische potentiaal voor die stof (secundair actief transport).

 

 

De kanalen in de celmembraan zijn voor hun doorgankelijkheid vaak afhankelijk van de celpotentiaal.

 

Een gezonde cel bezit een negatief gepolariseerde membraan. Zo'n cel kan nutriënten opnemen en toxines correct uitscheiden. Zijn negatieve potentiaal bedraagt ongeveer 70 tot 90 millivolt.

 

Doch, wanneer een gezonde cel door een intoxicatie (pollutie, afvalstoffen die onvoldoende konden verwijderd worden) zijn negatieve ionen verliest dan daalt haar negatieve potentiaal tot 10 of 20 millivolt. Haar membraan wordt dan omringd door positieve ionen die de opname van nutriënten gaan hinderen en de uitscheiding van afvalstoffen gaan verhinderen.

         

Energie transportsystemen :

 

De productie van ATP gebeurt in de mitochondria. Deze ATP moleculen moeten dus getransporteerd worden doorheen de mitochondriale wand naar het cytoplasma.

 

Dit transport wordt mogelijk gemaakt door het ATP-ase enzym, doch niet voor ATP alleen maar ook voor andere ionen en moleculen. Hierbij worden door symport- en/of antiport-pompsystemen stoffen resp. meegesleurd of uitgewisseld.

 

Voor elke transport via het pompsysteem (= een transmembranair enzym!) is echter ook een Mg2+ atoom nodig! Mg2+ is essentieel voor de binding van ATP aan het enzym.

 

Mg2+ is op deze wijze de spil van het ionen-evenwicht in de cel!

 

De motor : de K/Na ATP-ase pomp

      • alle cellen bezitten Na/K ATP-ase pompen.  De activiteit van deze pompen creëert een intracellulair milieu dat rijk is aan kalium en arm aan natrium. Natrium en kalium zijn sleutelelektrolyten om de essentiële gradiënten te creëren voor het transport van de meeste substraten.

 

---> zie ook aldosteron : het regulatie-hormoon van de zoutafscheiding door de nieren.

 

      • deze gradiënten bouwen de kracht op voor de meeste substraatuitwisselingen tussen de compartimenten. Na+ afhankelijke symport-transport systemen (co-transport) zorgen daar voor.

 

De pomp werkt als een cyclus :

 

          • substraten (bv. nutriënten, Ca2+, glucose, AZ...) worden samen (symport) met Na+ in de cel gepompt  (co-transport in dezelfde richting)

          • het teveel Na+ wordt vervolgens terug met K+ uitgewisseld (antiport) (uitwisseling van ionen met dezelfde polariteit tussen de compartementen) voor de opbouw en het onderhoud van de elektrische gradiënt

 

---> Pompen zijn antiport-systemen die de motor vormen van de symport-systemen (co-transport).

 

De verhouding van de ionen binnen en buiten de cel wordt in stand gehouden door het ATP-ase enzym. Dit enzym is gebonden op de celmembraan en pompt voortdurend K+ in de cel en Na+ uit de cel.

 

Polarisatie (rusttoestand)

 

Depolarisatie (snelle ontlading)

Tengevolge van een stimulans (prikkel) wordt de actieve ionenpomp plots uitgeschakeld en neemt de permeabiliteit toe. Door het massaal binnendringen van Na+ wordt de cel op de plaats van de stimulans positief t.o.v. de buitenkant. De golf verplaatst zich over de gehele cel en we krijgen nu een gedepolariseerde cel (haar membraanpotentieel verschuift tijdelijk van een negatieve naar een positieve waarde)

 

Repolarisatie : fase 1 : initiële snelle repolarisatie

Er is een kortstondige instroom van Cl- ionen. Hierdoor wordt de cel binnen in wat minder positief

 

Repolarisatie : fase 2 : plateau-fase

Een deel K+ wordt uit de cel verdreven en er komt een trage Ca2+ stroom naar binnen. Het naar buiten gaan van K+ en naar binnen stromen van Ca2+ is in evenwicht, zodat de repolarisatie een plateau vertoont

 

Repolarisatie : fase 3 : uiteindelijke repolarisatie

Alle K+ ionen worden nu uit de cel verdreven, zodat de binnenkant van de cel nu opnieuw negatief wordt.

 

Rustmembraanpotentiaal : fase 4

De ionenpomp treedt terug in werking en pompt alle K+ in de cel en alle Na+ terug uit de cel. Ook Ca2+ wordt terug uit de cel gepompt

 

De activiteit van de K/Na pomp is afhankelijk van een ATP-ase, dat de energie levert voor het transport van Na+ en K+ ionen, door omzetting van ATP in ADP.

 

 

 Magnesium is essentieel in de binding van ATP aan het enzym.

 

Het Mg-ATP-complex is een substraat voor het enzym Na-K-ATP-ase. Dit enzym verhoogt de affiniteit voor Na+ en K+ ionen. Hierbij wordt ATP gehydrolyseerd naar ADP en energie.

 

 

Noot :

        • Indien de elektrolytenpomp niet goed in staat is de Na+ ionen uit de cel te verwijderen, neemt het volume van de cel toe door wateropname, gaat deze zwellen. De verdere opname van Na+ (en nutriënten) gebeurt moeilijker en vertraagt. Nu is de cel niet meer in staat om bv. voldoende glucose op te nemen door symport met Na+.

 

        • De cel zal vertraagd verder zwellen tot de celmembraan deze druk niet meer kan weerstaan en de poriën in de cel zo groot worden dat inhoudsstoffen naar buiten kunnen diffunderen (hemolyse). Indien het extracellulair vocht hypertonisch is t.o.v. het celvocht, zal water aan de cel onttrokken worden, met verschrompeling van de cel als gevolg (plasmolyse).

 

        • Het goed functioneren van de pomp vereist voldoende kalium, het vergeten mineraal.

 

         

 

Inhibitoren en activatoren van de Na/K ATPase pomp :

 

Inhibitoren : blokkeren het pompsysteem

 

        • overmaat Ca intracellulair : verwijderen door inositol (Ca2+ ATP-ase) in de membraan van de mitochondria en in het ER

        • glycosiden (in fyto) : depolariseren de membraan :

          • hierdoor geen transport mogelijk

          • competitie met K+ op de actieve bindingsplaats van het enzym

            • overmaat K+- zouten

        • koper- en ijzerionen

        • hormonen : oestrogeen, glucagon, adrenaline, ...

 

 

Activatoren : stimuleren het pompsysteem

 

        • overmaat Ca extracellulair : activeert de binding van K+ aan het ATP-ase buiten de cel en schakelt het ionentransport in van het Na+/K+ ATP-ase

        • natuurlijke AZ

        • hormonen : aldosteron (verhoogt de concentratie van het ATP-ase t.h.v. de nieren)

        • natuurlijke activatoren van de kaliumkanalen en dus ook de Na/K pompen :

          • flavonoïden zoals bv. in meidoorn, olijfblad, Indische kastanje, ...

          • saponinen in planten zoals soja, klimop, ...

        • ...

 

         

Substraat transportsystemen :

 

Eerste pH - regeling in de darm :

 

De K+/Na+ balans : door de K/Na ATP-ase pompen, met Mg2+ als cofactor

 

        • ionisatie van zuren : om getransporteerd te kunnen worden door de co-transporteur natrium (symport) moet het merendeel van de substraten geïoniseerd zijn. De ionisatie van deze substraten hangt af van hun dissociatieconstante (PKA) en van de milieu pH : stoffen met een pKa in de buurt van de intestinale pH zullen het meest beïnvloed worden door de veranderingen van de samenstelling van verteringssappen.

        • door een verhoogde externe positieve lading/Na+ gradiënt wordt de transmembranaire potentiaal gebruikt om andere moleculen (glucose, aminozuren, Ca2+ ) actief (symport) binnen te loodsen.

 

 

De absorptiebalans :

 

 

        • de absorptie van substraten uit de voeding (glucose, calcium, AZ, fosfaten, organische zuren...) door het natrium co-transport systeem (symport) zuurt de darm aan en maakt het serum basisch. Al de substraten worden immers geabsorbeerd in de vorm van natriumzouten : de organische zuren laten dus hun H+ ionen achter in de darm.

 

---> in de darm blijft immers H+ over : hun stijging veroorzaakt een acidifiëring (pH daalt).

 

        • deze Na-substraten worden vervolgens zelf acceptors van protonen waardoor het serum alkaliniseert :

 

---> in het serum stijgt het substraatgehalte maar ook het Na+-gehalte : hierdoor basischer (pH stijgt).

 

 

De elektrolytenbalans (Na, K, Cl) wijzigt de zuur-base evenwichten in de darm, serum en nieren

 

        • de uitwisseling van de intestinale chloor (uit de voeding) met serum-bicarbonaat (uit de celademhaling aangevoerd met de pancreassappen) vormt een tegengewicht in het effect van de absorptie van de belangrijke substraten :

 

          • het bicarbonaat uit het serum alkaliseert de darm

          • het chloor uit de darm acidifieert het serum

 

 

RESULTAAT :

 

---> in de darm :

 

        • antiport Na+/H+ : Na+ van cel ---> darm en H+uit darm ---> cel (H+ daalt, dus pH stijgt)

 

        • antiport Cl-/bicarbonaat : Cl- uit darm ---> cel en HCO3- uit cel ---> darm (basischer, dus pH stijgt)

(Zie ook : Zuur-base evenwicht : buffersystemen, carbonaatbuffer)

 

---> in het serum :

 

        • antiport : uitwisseling van Na+ met H+ (recuperatie van Na+ uit het serum) waarna H+ + HCO3- (uit de metabolisatie van de RBC)  ---> H2O + CO2  

 

        • opname van Cl- : vormt met H+ ---> HCl (verzuring!)

 

De resultante van de hoeveelheid geabsorbeerde substraten (alkaliserend in het serum/acidifiërend in de darm) en de uitgewisselde chloorionen (acidifiërend in het serum/alkaliserend in de darm) is een belangrijk evenwicht dat de pH bepaalt in de darm en in het serum!

 

 

Opgelet : te veel chloor in het serum onttrekt bicarbonaten : hierdoor verzuurt het serum (wat kan leiden tot bv. botontkalking).

 

Noot :

        • vrije AZ, organische zuren, koolhydraten vertonen een hoge biobeschikbaarheid

        • elektrolyten zoals Na, K, Cl worden bijna totaal geabsorbeerd uit het maag-darmkanaal

        • de andere elektrolyten en mineralen (fosfaat, Mg, Ca, Fe, Zn, ...) hebben dikwijls een cofactor nodig voor de absorptie te doen verlopen ; hun absorptie is dikwijls ook meer afhankelijk van de pH in de darm. pH verschillen kunnen de oorzaak zijn van denaturatie, Hydrolyse, valentieverandering, gewijzigd redoxgedrag

        • vetzuren diffunderen vrij door de darmcelmembraan : zij hebben zelfs geen cotransporteurs nodig

 

Natuurlijke voeding ondersteunt ten volle de biodisponibiliteit van mineralen. Suppletie is enkel nodig indien natuurlijk voedsel te arm wordt aan natuurlijke ingrediënten.

 

 

         

 

Tweede pH regeling in de darm :

 

De Gln/Glu/alfa KG balans in de spieren en de nieren

 

        • Gln kan in de nieren worden omgezet in glucose met vrijstelling en heropname van H+ :

 

Glutamine (Gln), uit de voeding of zelf aangemaakt in de spieren, lever en hersenen, diffundeert van de bloedcapillairen naar de tubulaire cel van de niertubulus, waar het glutamaat (Glu) en ammoniak (NH3) afgeeft in het lumen van de tubulus.

 

          • het ammoniak wordt uitgescheiden als het licht zure ammoniumchloride zout (NH3 + H+ + Cl-). Protonen (H+) worden hierbij meegesleurd.

 

Bij acidose (hoog aanbod protonen) wordt dan meer Gln omgezet met vrijstelling van ammoniak. Bij alkalose wordt minder Gln omgezet of wordt zelfs ammoniak terug opgenomen voor het terug aanmaken van Gln :

 

Gln in de nieren ---> 1ste afsplitsing van (NH3 + H+)  ---> Glu  

Glu ---> 2de afsplitsing van (NH3 + H+) en via NAD+ ---> NADH + H+  ---> alfa ketoglutaraat

alfa ketoglutaraat  

 

---> citroenzuurcyclus / respiratieketen met opname van 2H+  

 

of  

 

---> opname van (NH3 + H+) + NADPH/B6 (transaminatie)  ---> Glu ---> opname van (NH3 + H+) + ATP

---> Gln

 

 

Acidose (lactaat...) verhoogt de snelheid van glutamine verbruik en alcalose verlaagt deze snelheid.

 

 

Noot :

      • Gln kan ook in de darm worden omgezet in energie en alanine ; het alanine uit de darm of uit de spier kan verder in de lever worden omgezet in ureum en glucose ( zie katabole stress).

 

      • Gln gaat door hersenbarrière en wordt er gebruikt in plaats van glucose in geval van nood.

 

 

         

 

pH - regeling in de maag :

 

 

      • vanuit de ademhaling van de pariëtale cel : CO2 + H2O  --->  H2CO3 ---> H+ + HCO3-

 

van het bloed naar de cel

 

          • antiport Cl-/bicarbonaat : Cl- uit bloed ---> cel en HCO3- uit cel ---> bloed (basischer, dus pH stijgt)

 

van de cel naar de maag

 

          • antiport K+/H+ : K+ uit de maag ---> cel en H+ uit de cel ---> maag H+  

          • symport van K+/Cl- uit de cel naar de maag : vormt met H+ ---> HCl

 

      • gevolgen :

 

        • bij pH < 2 : het gastrine mechanisme blokkeert en HCl productie verlaagt

        • bij pH > 5 : pepsinen zijn volledig inactief

 

Noot :

Ook de alvleeskliersappen (pancreas) dragen bij tot het zuur/base evenwicht met de aanvoer van HCO3- uit de celademhaling. Zure vruchten zoals citroen hebben een alkaliserend effect omdat de vrucht de pancreas aanzet tot het produceren van basische buffers.

 

         

 

pH - onevenwichten in de maag :

 

      • Achloorhydrie :

 

        • boeren, gasvorming onmiddellijk na het eten, branderig, opgeblazen gevoel...

        • gevoel van volheid na het eten

        • indigestie, diarree, constipatie

        • voedselallergie

        • misselijkheid

 

      • Hypochloorhydrie :

 

        • weke, afschilferende nagels

        • Fe deficiëntie

        • chronische intestinale parasieten

        • chronische candida

        • uitgezette capillairen in wang en neus

        • onverteerbare voeding in faeces

 

 

      • Hyperchloorhydrie :

 

        • maagzuur, maagpijn... (gaat tijdelijk (gedeeltelijk) over na een maaltijd)

        • maagzuur met reflux

        • maagzweer (ulcus)

 

          • supplementen : citraten, Ca-carbonaat, Mg-carbonaat, ...

         

PASSIEF TRANSPORT :

 

Selectieve opname/afgifte via de endosomale/lysosomale route

 

Passief transport werkt bergafwaarts : het kan enkel van een hoge naar een lage concentratie.

 

PASSIEVE IMPORT :         

Extracellulaire (in onze bloedbaan en intercellulair) circuleren voortdurend eiwitten, hormonen, groeifactoren en neurotransmitters.

 

Extracellulair zijn de in het organisme circulerende stoffen niet vrij aanwezig maar gebonden op een dragereiwit (die zorgen voor de oplosbaarheid van het complex) en vervoerd in rondreizende vesikels (containers) die zorgen voor het goede transport en haar juiste aflevering. De combinatie geraakt op de juiste plaats met behulp genen die optreden als een microbiologische gps waarna met een eiwit als sleutelfunctie, een bepaalde receptor op de celmembraan wordt geactiveerd (selectieve opname). De signaalstoffen (neurotransmitters, hormonen, groeifactoren, ...) ageren onmiddellijk ter plaatse. Vervolgens kan de membraan van de vesikels fusioneren met de celmembraan, waardoor ze gemakkelijker hun lading afgeven aan de doelcel.

 

Na binding op de celmembraan via een receptor worden deze stoffen opgenomen in een compartiment, het endosoom, gevormd door instulping van een gedeelte van de celmembraan met vorming van een zakje (vesicula).

 

Dit endosoom sorteert de voedings- en afvalstoffen (endocytose). Vervolgens fuseert het endosoom met het lysosoom, waarin de dragereiwitten worden afgesplitst door  enzymen. Het lysosoom bezit een aantal enzymen (lysozymen) die met de zure pH 5 van het lysosoom ervoor zorgen dat de voedingsstoffen en de afvalstoffen in stukjes worden afgebroken. Het lysosoom wordt ook wel de "afvalberg van de cel" genoemd. Veel van deze afbraakproducten worden weer teruggebracht naar de cel voor synthese van nieuwe cellulaire componenten of veilig uitgescheiden voor het bereiken van het doelorgaan (cytosol + cytoskelet = cytoplasma).

 

Ook vreemde eiwitten kunnen opgenomen worden van buitenaf of aangemaakt door een virus of een bacterie na een infectie. Deze vreemde eiwitten worden ook afgebroken via deze route en een peptide van deze vreemde eiwitten kan worden gebruikt om aan het immuunsysteem te laten zien dat er een infectie plaats heeft. Dus ook voor het immuunsysteem is deze route belangrijk.

         

PASSIEVE EXPORT :

Lysosomen behoren tot het endomembraansysteem van een cel. Dit systeem bevat ook het endoplasmatisch reticulum (ER) en het Golgi-apparaat.

 

      • Het ER is een netwerk van intracellulaire membranen. Deze laatsten spelen vooral een rol in het intracellulair transport van stoffen naar het Golgi-complex. In het ER bevinden zich ook de ribosomen (eiwitsynthese!). De eiwitten worden door de membranen getransporteerd en op hun weg veranderde in het eindproduct. Dit netwerk van membranen laat aan de cel toe verschillende chemische reacties simultaan uit te voeren door het indelen van de celruimte in compartimenten.

 

      • In het Golgi-apparaat worden de producten afkomstig van het ER omgebouwd en opgeslagen, om later intra- of extracellulair gesecreteerd te worden (exocytose). Cellen van secretie-organen (klieren...) bevatten dus veel van deze structuren. Het functioneert dus als een soort "voorraadschuur".

 

Omgekeerd komen lysosomen ook tussen bij de membraanrecyclering van de cel. Daar de kwaliteit van celmembraan haar goede werking bepaalt, is dit gegeven van groot belang.

 

 

          

 

 

 ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD        Laatste versie : 17-mrt-24                     

DisclaimerDisclaimer

 

De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.

 

In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.