Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.
Laatste bijwerking : 2023-04-06
De immunologie in het algemeen bestudeert de relatie tussen het individu (Eigen) en zijn omgeving (Niet Eigen). Een tolerantie-mechanisme zorgt ervoor dat je immuuncellen je eigen gezonde cellen met rust laten. Maar soms treedt er muiterij op!
Het onderscheid maken tussen "Eigen" en "Niet Eigen" is echter een heel complex gebeuren, laat staan dat op een dag zelfs "Niet Eigen" "Eigen" kan worden (de zwangere vrouw draagt een kind dat haar voor 50% "Niet Eigen" is).
Autoimmuniteit (AI) is gekenmerkt door de ontwikkeling van een of meerdere abnormale immuunresponsen tegenover een vreemd antigeen et gericht tegen de antigeen-elementen van de gastheer. "AI" kan leiden tot de vorming van auto-antilichamen of tot auto-reactieve cellen (lymfocyten).
"AI" komt niet zelden voor en vooral op latere leeftijd. Toch leidt "AI" niet automatisch tot een auto-immuun ziekte (AIZ), want regelmechanismen zorgen ervoor dat deze processus wordt afgeremd.
"AI" is dus een kenmerk van een normaal functionerend immuunsysteem. Waarschijnlijk kunnen meetbare biologische signalen van "AI" geassocieerd worden met een infectie en soms met bepaalde vaccinaties. Maar de verdedigingsmechanismen zorgen ervoor dat deze tekens niet verder evolueren en leiden tot de ontwikkeling van een AIZ.
Overzicht inhoud :
Rol van auto-antilichamen (aAl)
Inhoud :
Normaal kan ons immuunsysteem gemakkelijk het verschil maken tussen hetgeen "eigen" is en hetgeen probeert in ons lichaam binnen te dringen, zoals bv. het griepvirus. Om dit mogelijk te maken bezit elke cel op haar oppervlak dezelfde eiwitten, die kenmerkend zijn voor ons eigen organisme. Het immuunsysteem is in staat deze te herkennen en gerust te laten. Dit herkenningssysteem van "eigen" deeltjes wordt het "Major histocompatibility complex" genoemd of bij de mens "HLA" (Human Leukocyte Antigen, een glycoproteïne op het oppervlakte van witte bloedcellen).
HLA-moleculen zijn gecodeerd door genen die persoonlijk zijn voor elk individu. Zij bepalen het "Eigen". En al wat niet "Eigen" is, is vreemd (antigenen). Dit systeem werd ontdekt in 1958 door Pr Jean Dausset, Nobelprijswinnaar Geneeskunde 1980.
Zoals alle bloedcellen worden ook immuuncellen aangemaakt uit voorlopercellen in het ruggemerg. Deze lymfoïde stamcellen maken kleine witte bloedcellen of lymfocyten aan. Deze laatsten komen tussen in een later stadium van de infectie, nadat de macrofagen antigeendeeltjes van de indringers voor herkenning hebben aangeboden zodat meer doelgerichte aanvallen mogelijk zijn. Hierbij vormen B-lymfocyten zich om in antilichaamproducerende plasmacellen terwijl T-lymfocyten zorgen voor de coördinatie van de globale immuunreactie en voor de verwijdering van de virusdeeltjes uit de geïnfecteerde cellen .
Opdat het organisme normaal zou functioneren, moeten de lymfocyten dus de normale cellen tolereren en de verstoorde cellen alsook de indringers elimineren. Zij moeten aldus ook de auto-antigenen tolereren, de "Eigen verstoorde" en de "Niet Eigen" antigenen elimineren (zie ook : "Antigenen").
Doch, oorspronkelijk bestonden er bij de rijping lymfocyt-klonen overeenkomstig de eigen auto-antigenen ; later, gedurende het verblijf van de T-lymfocyten in de thymus (zie ook "Immuunrespons"), werden alle T-lymfocyten specifiek aan de auto-antigenen vernietigd. Slechts een klein gedeelte van auto-reactieve T-lymfocyten ontsnapt hieraan. Zij kregen evenwel, zoals ook B-lymfocyten specifiek aan auto-antigenen, signalen die hun doen slapen en inactief maken tegen auto-antigenen.
Daarbij komt nog dat bepaalde onderdrukkende T-lymfocyten bekwaam zijn, indien nodig, de respons van andere T-lymfocyten tegen auto-antigenen te remmen.
Spijtig genoeg is de tolerantie voor auto-antigenen bij een normaal individu niet absoluut voor wat betreft de B-lymfocyten. 10 à 30% van de B-lymfocyten maken auto-antilichamen aan. Gelukkig vereist de volledige activatie van B-lymfocyten in de meeste gevallen de medewerking van regulerende T-cellen (Treg). Dus zijn bij afwezigheid van auto-reactieve T-lymfocyten ook de auto-reactieve B-lymfocyten weinig actief.
Algemeen kan men zeggen dat auto-tolerantie vooral steunt op tolerantie door de T-lymfocyten welke wel op verschillende wijzen kan gekortwiekt worden, waardoor B-lymfocyten het tweede signaal krijgen welke nodig is voor de productie van grote hoeveelheden potentieel pathogene auto-antilichamen.
Tussen de verschillende wijzen spelen genetische factoren blijkbaar een belangrijke rol. Maar zij zijn niet de enigen. Andere factoren schijnen ook een impact te hebben : hormonen (vooral bij vrouwen), UV stralen (vooral bij AIZ van de huid), farmaca, maar ook stress of een negatieve psychologische context. Infectieuze agentia spelen waarschijnlijk ook een rol (bacteriën, ...).
Bacteriën hebben methodes bedacht om detectie te vermijden, waardoor ze zich toegang tot het organisme kunnen verschaffen. Denk maar aan het microbioot dat door het organisme als "eigen" wordt beschouwd (bij inflammatoire darmziekten (IBS) beschouwt het immuunsysteem deze bacteriële populatie als een vreemd lichaam en zal deze met de hulp van cytokines (IL-22...) proberen te bestrijden en uit te schakelen).
Bepaalde virussen verschaffen het immuunsysteem ketens AZ die zo op die van het organisme lijken dat ze als "eigen" beschouwd worden, totdat een anomalie anders aangeeft. Daardoor kan het immuunsysteem verstoord geraken en denken dat het een indringer aanvalt, terwijl het eigenlijk zichzelf aanvalt.
Een genetische opmaak en een verzwak immuunsysteem (stress, slechte voeding, ...) dragen bij tot het al dan niet storen van het immuunsysteem. Oestrogenen bevorderen de productie van γ-interferon dat kan leiden tot auto-immuunreacties; bij vrouwen treden auto-immuunziekten daarom vaker op.
Het biologisch dogma wil dat vrouwen 2 X-chromosomen hebben, maar dat één kopie in elke cel al in de prille ontwikkeling van het embryo 'uit' wordt gezet. Zo kan het lichaam niet meer X-gebonden genen uitdrukken dan de bedoeling is. Doch in werkelijkheid staat 15% niet 'uit'... Vrouwen maken hierdoor meer van sommige eiwitten aan dan mannen. Misschien zijn X-gebonden genen en onvolledige X-inactivatie geëvolueerd om het vrouwenlichaam flexibel te laten omgaan met nieuwe immuunvereisten (zwangerschap (voor de helft 'Niet Eigen'), placenta (gemaakt door de foetus, dus ook niet eigen) ...).
De toename van progesteron bij zwangere vrouwen zou kunnen verklaren waarom zij minder last hebben van AIZ zoals Reumatoïde artritis en Multiple sclerose (Th1-respons). Tot wanneer de afname van progesteron zich na de bevalling doorzet...
Het vermijden van antinutriënten, die de darmwand kunnen beschadigen, is een prioriteit. Lichaamsvreemde stoffen die via een beschadigde darmwand binnen in het organisme geraken kunnen de aanmaak van antilichamen door het immuunstelsel stimuleren. Zij vormen de kiem voor de ontwikkeling van allergieën en/of van auto-immuunziekten. Anderzijds mimeren lectines en lipopolysachariden (LPS, een bacterieel endotoxine gevormd door wanden van dode bacteriën) eiwitten in bv. de schildklier, het gewricht of in de myelineschede... en lokken zo AIZ uit.
Auto-antilichamen (aAl) kunnen schade veroorzaken op verschillende wijzen :
door fixatie en activatie van het complementair systeem (met cytokines) op de membraan van de cel drager van het doelantigeen, waarbij een lyse van de cel optreedt (auto-immune hemolytische anemie).
door opsonisatie (coating waardoor fagocytose wordt gestimuleerd) van de cel of van de antigeendragende structuur, waarbij de cel door de macrofagen wordt vernietigd (Idiopathische Purpura Trombopenia).
door verandering van het te versturen signaal door een receptor, waarbij een activatie (TSH in de ziekte van Basedow) of een inhibitie wordt geïnduceerd (acetylcholine in myasthenie).
door bezetten van de receptor zodat actie van de normale ligand wordt verhinderd.
door stimulering van de irreversibele vorming van circulerende immune complexen welke zich opstapelen thv van de bloedvaten en alzo schade kunnen in de bevloeiing van verschillende organen (Lupus, ...).
door de in situ vorming van immune complexen welke daar een inflammatoire reactie uitlokken en alzo het doelorgaan gaan verstoren (Pemphigus, ...).
Noot :
Waarschijnlijk spelen ook T lymfocyten, alleen of gelijktijdig met de auto-antilichamen, een directe rol in de schadevorming bij bepaalde AIZ.
De meeste van deze auto-antilichamen zijn onschadelijk. Wij weten dat veel auto-immune reacties optreden zonder dat hierbij een ziektetoestand optreedt.
Bij bepaalde individuen nochtans ligt auto-immuniteit aan de basis van AIZ zoals :
Lupus erythematosus desseminatus : antilichamen vallen bepaalde gewrichten, de huid, de nieren en andere organen aan.
Reumatoïde polyarthritis : T-lymfocyten vallen de gewrichten aan.
Hashimoto thyroïditis : antilichamen vallen de schildklier aan.
Myasthenia : antilichamen vallen de neuromusculaire functies aan.
Diabetes type 1 : T lymfocyten vallen de β cellen van de eilandjes van Langerhans in de pancreas aan.
Psoriasis : T lymfocyten vallen de huid aan.
Multiple sclerose : T lymfocyten vallen de myeline-schede aan die zich bevindt rond bepaalde neuronen.
...
Orgaanspecifieke : sommige AIZ hebben betrekking op een enkel orgaan zoals de pancreas (type 1-diabetes), de schildklier (ziekte van Hashimoto), de spieren (myasthenia), het hart (acuut gewrichtsreuma), enz. Als het gaat over cellen die hormonen produceren (schildklier, pancreas of bijnieren) dan ontstaat er een tekort van deze hormonen (schildklierhormonen, insuline, cortisol...). Als behandeling wordt hier substitutietherapie toegepast, wat gemakkelijk gaat met schildklierhormonen maar moeilijker met insuline (afhankelijk van eetpatroon en voedingsstatus), en heel moeilijk met cortisol (afhankelijk van stressniveau, van bijnierfunctie en werking van hypofyse-bijnier-as). De behandeling geneest echter de ziekte niet : de auto-immuniteit wordt niet afgeremd, het ziek immuunsysteem wordt niet behandeld...
Bij de niet-orgaanspecifieke AIZ gaat het immuunsysteem niet één specifiek orgaan aantasten maar richten de auto-antilichamen zich vooral op bepaalde weefsels met vorming van diffuse schade zoals thv van de gewrichten (reumatoïde polyarthritis) of de huid (sclerodermie). In het bloed zien we enkel antistoffen tegen bepaalde celfragmenten (celkern, mitochondria...). De beschadiging kan dus in het hele lichaam optreden : het zit overal en nergens... ANF (anti-nucleaire factor = gericht tegen celkernen) is zo'n niet-orgaanspecifiek antilichaam.
Het probleem bij auto-immuunziekten is dat er niet alleen beschadiging kan optreden van organen, maar dat er ook perioden zijn van constante immuunactivatie. In dit geval is het immuunsysteem niet tegen vreemde indringers maar tegen het eigen lichaam geactiveerd. Aangezien het eigen lichaam niet "verdwijnt" zal de auto-immuniteit persisterend zijn en dus aanleiding geven tot een aanhoudende immuunactivatie met cytokine-stijging leidend tot een continu Cytokine-syndroom. Daarom zien we bij patiënten - vaak jongere patiënten en meer specifiek jonge meisjes - (nog) geen orgaanbeschadiging omdat de auto-immuniteit nog niet lang genoeg duurt om een orgaan zodanig te beschadigen dat het niet meer goed functioneert. Wat we wel zien is het bekende Cytokine-syndroom, door hulpverleners bijna steeds bestempeld als "depressie". Orgaanschade wordt pas opgemerkt bij orgaanfalen, wanneer het orgaan al voor een groot gedeelte is beschadigd of vernietigd. Echte preventie van bv. diabetes dient daarom veel vroeger te gebeuren, als de pancreas nog niet zo erg beschadigd is.
Veel mensen hebben meer dan één AIZ : AIZ komen vaak samen voor ("clusters") en heel dikwijls binnen families. Als AIZ in de familie zitten heb je een verhoogde kans om alle mogelijke AIZ te krijgen, want ze houden allemaal verband met elkaar. Zo hebben patiënten met type 1-diabetes een verhoogd risico op het ontwikkelen van lupus. Maar er spelen niet alleen erfelijke maar ook omgevingsfactoren.
Genen bepalen zelf niets, zij worden aangestuurd door (lichaamsvreemde) factoren uit de omgeving. Worden beschouwd als betrokken omgevingsfactoren :
onze voeding die minder goed verteerbaar is (lectines, gluten, caseïne (melkproteïne), ontaarding...), beladen met additieven (bewaarmiddelen, kleurstoffen...) : veroorzaken een verstoring van de darmflora (dysbiose) en op termijn een lekkendedarmsyndroom (Leaky Gut Syndrome) : zie "Maag- en darmstoornissen"
luchtpollutie (fijn stof, elektromagnetische straling...) en grondpollutie (zware metalen, herbiciden, pesticiden, kunstmest...)
een tekort aan cofactoren : bepaalde mineralen en vitaminen door het raffineren van onze voeding
een duidelijk tekort aan vitamine D
infecties : virale (herpes...) of bacteriële (intracellulaire bacteriële infectie door Mycoplasma)
ontstekingstoestanden of oxidatieprocessen (vrije radicalen) die de structuur van de celwand veranderen zodat de cellen niet meer als Eigen worden herkent
een onevenwicht omega3 (anti-inflammatoir) / omega6 (pro-inflammatoir) essentiële vetzuren
teveel hygiëne waardoor bij de mens de natuurlijke symbiose tussen bacteriën en parasieten (zoals wormen) is verstoord : ons immuunsysteem wordt afgeschermd en niet meer voldoende gestimuleerd in de richting van tolerantie
...
De pathologie blijft mysterieus. Deze onwetendheid belet het behandelen van de oorzaak van de ziekte.
Wij beschikken over medicamenten die gedeeltelijk de nefaste gevolgen van auto-immuunziekten dragelijk kunnen maken :
corticosteroïden : kalmeren het immuunsysteem. Zij vertonen anti-inflammatoire, immunosuppressieve eigenschappen en zijn ook inductor van apoptose. Hun gebruik op lange termijn is te vermijden gezien de belangrijke bijwerkingen. Maar soms hebben we geen keus.
immunosuppressoren : alkylerende agentia, methotrexaat, azathioprine, ciclosporine, ... : zij vertonen allen een hoge graad van toxiciteit voor de cellen.
polyvalente immunoglobulinen, TNF (Tumor Necrose Factor) - inhibitoren.
synthetische antithyroïdmiddelen (ziekte van Basedow).
thyroïdhormonen (ziekte van Hashimoto).
anticholinesterasen (Myastenia gravis).
insuline (diabetes type 1).
de opiaatreceptorantagonist Naltrexon wordt voor het stimuleren van de immuniteit gebruikt bij o.a. Reumatoïde artritis (RA).
via onze voeding krijgen we exogene opioïde peptiden binnen zoals gluteomorfinen (uit gluten) en caseomorfines (uit caseïne). Zoals alle opiaten onderdrukken zij de immuunfunctie. Bepaalde auto-immuunziekten, autisme en gedragstoornissen (ADHD) werden in verband gebracht met de aanwezigheid van vreemde proteïnen in de voeding.
de totale verwijdering van 2 proteïnen (gluten en caseïne) uit de voeding zou reeds sterk de gezondheidstoestand bij deze kinderen verbeteren. Caseïne-proteïnen (melkproducten) en gluten-proteïnen (granen) bevatten natuurlijke exogene opioïden (resp. casomorfines en gluteomorfines of gliadorfines) die op opioïde-receptoren in onze hersenen kunnen passen. De continue stimulatie van de opioïde receptoren kan de immuunfunctie verstoren en bijdragen tot het ontstaan van auto-immuunziekten...
omgekeerd oefent LDN (low dose naltrexone, een opioïde antagonist), gebruikt in lage doses, niet toxische immunomodulerende eigenschappen uit. Zeer lage dosissen naltrexon zullen tijdelijk de circulerende endorfines remmen met als tegenreactie een duidelijke stijging van de endogene endorfine-productie (5 à 1.5mg/dag naltrexone gedurende 2 weken; de dosis verlagen indien negatief effect of geen rebound-effect). Dankzij die endorfines voelen wij ons goed, hebben we minder pijn en vooral, zij boosten onze immuunfunctie door het aantal T-lymfocyten te doen stijgen wat de progressie van de ziekte vertraagt.... Vandaar het gebruik ervan bij auto-immuunziekten zoals RA...
een auto-immuun-dieet dient daarom gluten- en melkvrij te zijn...
De communicatie gebeurt met de hulp van acetylcholine. De verschuiving van een ontstekingsbevorderende omgeving naar een ontstekingsremmende gebeurt overal in het organisme. Mesotheliale cellen, die microvilli (kleine vingers) bezitten waarmee ze signalen uit de omgeving kunnen capteren, berichten de organen die ze bedekken dat er een indringer is en dat een immuunrespons nodig is.
Noot :
Bepaalde auto-immuun ziekten, autisme en gedragstoornissen (ADHD) werden in verband gebracht met de aanwezigheid van vreemde proteïnen in de voeding. De totale verwijdering van 2 proteïnen (gluten en caseïne) uit de voeding zou reeds sterk de gezondheidstoestand bij deze kinderen verbeteren.
ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD Laatste versie : 12-nov-24
De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.
In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.