Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.

Immuunrespons

 

Laatste bijwerking : 2023-04-06

 

 

Vanaf de geboorte is de mens fysiek in strijd met zijn omgeving. Dankzij een effectief verdedigingsmechanisme dat in voldoende mate beschermt om de soort in stand te houden, overleven wij. Voor velen onder ons liggen de kaarten echter heel anders. Wij mensen willen niet alleen voldoende lang leven om de soort in stand te houden, we willen ook graag gezond oud worden. Vele mensen worden echter al geboren met een zwakke afweer, terwijl anderen dat in de loop van hun leven verwerven door chronische stress, calorische overbelasting samen met nutritionele ondervoeding, vervuiling in voeding en milieu, directe en chronische blootstelling aan belastende stoffen in de werkomgeving (kwik, anorganische en organische stoffen...).

 

De immuunrespons is een wat tragere maar "agressor specifieke" verdedigingsreactie met "geheugen"functie, gericht tegen een antigeen (AG). Antigenen zijn vreemde substanties die het immuunsysteem kunnen laten reageren.

 

5 acties : identificatie als antigeen, memorisatie, aanval, vernietiging, opruiming.

 

Immuniteit brengt de productie van een specifiek eiwit (peptide) met zich mee, een antilichaam (AL, immunoglobuline).

 

Antilichamen zijn zo ontworpen dat zij een welbepaalde indringer, een antigeen, kunnen herkennen, fixeren als AG-AL complex en vernietigen.

 

Helaas is geen enkele verdediging perfect : omdat ons immuunsysteem te traag werkt (griep), of niet grondig genoeg (kanker) of juist overreageert (auto-immuunziekten)... : in ieder geval worden we ziek!

 

Overzicht inhoud :

 

Het terrein

 

Het lymfestelsel

 

De thymusklier

 

Immuunspelers

 

Immuuncommunicatie

 

Immuunstrategie

 

Antigeen presentatie

 

Antigeen herkenning

 

Antigeen respons

 

Antigeen vernietiging

 

Immuundeficiëntie

 

Immuunregulatie

 

Immuunmodulatie

 

Praktisch

 

Inhoud :

 

         

Het terrein :

Het immuun systeem (IS) is samengesteld uit een groot aantal immunologische cellen die over strategische plaatsen in het organisme verdeeld zijn :

 

AANGEBOREN IMMUUNSYSTEEM : niet spécifiek

 

    • het speeksel remt de bacteriële, virale en schimmelgroei : in speeksel zitten veel immuniteitsbeschermende stofjes.

 

    • de smaakreceptoren voor bitter (T2R) op de tong in de mond (maar komen ook voor op de luchtwegen en de darm) hebben een dubbele taak : bittere smaken detecteren (zou kunnen gaan om potentieel gevaarlijke stoffen) en ons verdedigen tegen bacteriën. Onze smaakreceptoren reageren immers ook snel op AHL's (Acyl-Homoserine Lactone), een molecule die door infecterende gevaarlijke gramnegatieve bacteriën wordt vrijgesteld. De primaire verdedigingsreactie die hierop volgt verschilt naargelang de infectieplaats : heeft die plaats in de luchtwegen, dan wordt er als reactie NO vrijgesteld dat de bacteriën doodt. De cilia op de epitheelcellen bewegen de bacteriën vervolgens naar buiten. Op andere plaatsen in het organisme wordt als reactie calcium vrijgesteld dat aan de dichtbij gelegen cellen een signaal geeft dat ze defensines moeten afscheiden die de bacteriën beschadigen en doden.

 

    • het maagzuur (pH 1 tot 2) oefent zelf een sterke antibacteriële en antischimmelwerking uit, wat vooral de darmen ten goede komen. Tekort aan maagzuur (hypochlorhydrie) kan dus leiden tot de ontwikkeling van een bacteriële en/of schimmelactiviteit in de dunne darm..

 

    • de aangeboren immuniteit van de darm, als eerste verdedigingslijn, werkt ogenblikkelijk en zorgt ervoor dat de infectie van bij de blootstelling aan micro-organismes wordt beperkt. De slijmwand van de dunne darm staat bezaaid met Toll-like Receptoren (een 10-tal eiwitten TLR 1 tot 10) die steeds klaar staan om zich te binden aan de antigenen van bacteriën, schimmels (zoals Candida albicans) of virussen die door de darm passeren. In vergelijking met T2R's zijn TLR-responsen trager en volgen pas na vele uren of zelfs dagen.

 

    • de glycocalyx is een oligosacharidenlaag (suikerketens) vastgehecht op de darmvlokken. Deze laag laat de passage doorheen een vezelig netwerk toe van micronutriënten tot bij de verteringsenzymen, en is redelijk ondoordringbaar voor grote moleculen en voor micro-organismes en beschermen zo de enterocyten tegen schade.

 

Geraakt er toch een lichaamsvreemd stofje over de wallen, dan treedt een ontstekingsreactie op. De spelers van het immuunsysteem worden gemobiliseerd om de indringers te fagocyteren of te doden (NK) :

 

Spelers : macrofagen, NK lymfocyten, NK like lymfocyten, neutrofiele, eosinofiele, basofiele granulocyten en mastocyten, monocyten en dendritische cellen (zie verder).

 

De aangeboren immuniteit wordt bepaald door onze genen, het microbioot bij de geboorte, borstvoeding, voeding... en onze manier van leven (hygiëne, fysisch bewegen, voedselkwaliteit...).

 

Bepaalde bevolkingsgroepen zijn resistent aan malaria, andere aan griep... De ganse wereldbevolking kan dus nooit verdwijnen door één enkele ziekte!

 

Noot :

Bij baby's zou het immuunsysteem anders werken dan bij volwassenen. T-lymfocyten (verworven immuunsysteem : zie verder) spelen bij volwassenen een actieve rol in onze weerstand. Bij baby's speelt interleukine 8 (IL-8), een krachtig antibacterieel cytokine. Bij volwassenen is IL-8 een zeldzame immuun-factor. Baby's zijn dus eigenlijk sterker dan we denken!

 

 

Wanneer geen normale aangeboren immuunreactie optreedt, zal ook het verworven immuunsysteem minder goed functioneren.

 

 

VERWORVEN IMMUUNSYSTEEM : specifiek dankzij geheugen

 

    • 1. Het lymfestelsel : bestaat uit lymfevocht (2 à 4L), lymfevaten, lymfeknopen, en de organen beenmerg, milt en amandelen.

 

      • lymfevocht, lymfeklieren o.a. thv :

                   * mond-maag en darmtractus : MALT (Mucosal Associated Lymphoïd Tissue)

    1.              * ademhalingswegen : BALT : (Bronchial Associated Lymphoïd Tissue)

    2.              * darmtractus : GALT (Gut Associated Lymphoïd Tissue)

    3.  

        • verantwoordelijk voor de recuperatie van afval voor vervoer via het lymfestelsel naar de lymfeklieren, die het lymfevocht filteren, de indringers verwijderen en dienen als een soort "wachtkamer" voor gespecialiseerde cellen van het IS : de T-lymfocyten en de B-lymfocyten.

        • lymfeklieren (ganglion) hebben een boonvorm en hun grootte variëert in normale omstandigheden tussen enkele millimeters en 1 à 2 centimeters ; zij liggen verspreid in kleine groepen langs het lymfestelsel, doch het merendeel bevindt zich ter hoogte van de hals, de oksels, de buik en de lies.

        • het zwellen van de lymfeklieren is eigenlijk de uiting van een echt "gevecht" tussen de verdediging van het organisme en externe deeltjes (virus, bacterie...). Deze zwelling kan ook optreden in geval van auto-immuun ziekten  (lupus, RA...), als nevenwerking van bepaalde farmaca (fenytoïne, bepaalde antibiotica, bepaalde antihypertensiva, in de chemopreventie van malaria...) of als symptoom van tumoren thv van het lymfestelsel (lymfomen) of van andere organen die uitzaaien tot in de lymfeklieren (metastaseren).

        • in de darmtractus wordt normaal de bacteriële populatie getolereerd. Bij inflammatoire darmziekten (IBD) beschouwt het immuunsysteem deze bacteriële populatie als een vreemd lichaam (Niet Eigen) en zal deze proberen te bestrijden en uit te schakelen.

 

      • beenmerg :

        • in het beenmerg wordt het bloed aangemaakt : RBC, WBC (leukocyten) en bloedplaatjes... ; het bloed verzorgt het transport van de verdedigingscellen naar die plaatsen in het organisme waar ze nodig zijn

        • het beenmerg maakt ook een type witte bloedcellen aan, de lymfocyten (= soldaten),

          • ofwel rijpen ze tot B-lymfocyten (B van beenmerg, Bone Marrow) : deze cellen worden niet beïnvloed door de thymus maar kunnen wel worden aangepast door bepaalde T-cellen

            • ofwel verspreiden ze zich over het organisme via het bloed naar de lymfe en gaan naar de thymus waar ze T-lymfocyten worden (zie verder).

            • MAIT cellen (Mucosal Associated Invariant T Cells) regelen de activiteit van B lymfocyten wanneer zij in de darm aanbelanden.

 

B-lymfocyten zijn voornamelijk verantwoordelijk voor de humorale immuunrespons (in bloed en lichaamsvochten) terwijl T-lymfocyten betrokken zijn bij de cellulaire immuunrespons.

 

---> eenmaal gerijpt verblijven ze beiden in de lymfeknopen, de kazernes.

 

      • de amandelen zijn het kleinste lymfe-orgaan :

        • hebben als taak de indringers te vernietigen die via de lucht of de voeding binnenkomen

        • worden geholpen door het speeksel dat rijk is aan immuniteitsbeschermende stofjes : mucinen, slgA (secretorisch immunoglobuline A), lysozyme, speeksel peroxidase, histadinen....

 

      • de milt is het grootste lymfatisch orgaan :

        • is een belangrijke reservoir van immuuncellen : lymfocyten en monocyten.

        • is ook de zuiveringscentrale van de immuuncellen : rode bloedcellen, ontaarde bloedplaatjes. De milt filtert en verwijdert ook onbruikbare celresten, virussen, vreemde lichamen, toxines...Daarnaast is de milt onmisbaar bij de controle van infecties veroorzaakt door gekapselde bacteriën, zoals pneumokokken en meningokokken. Voor de milt wordt verwijderd (splenectomie) is het daarom aangeraden eerst te vaccineren tegen pneumokok en meningokok.

        • stockeert ongeveer 30% van onze bloedplaatjes betrokken bij de bloedstolling.

        • regelt de vorming en de vernietiging van bloedcellen.

        • tijdens de ontwikkeling van het embryo (van 3de tot 7de maand van de zwangerschap) verzekert de milt de aanmaak van bloedcellen. Deze functie wordt vervolgens tot aan de geboorte overgenomen door de lever, en na de geboorte door het beenmerg. Indien het beenmerg er niet in slaagt deze taak te vervullen, kan de milt zorgen voor de aanmaak van een gedeelte van de bloedcellen.

 

         

 

    • 2. Thymusklier (het brein) : met de hulp van de hormonen thymosine, LSH (lymphocyte-stimulating hormone) en thymosterine.

 

In de eerste decennia van het leven produceert de thymus een breed scala van witte ongerijpte bloedcellen (T-cellen), zo genoemd omdat ze omdat ze nog niet zijn blootgesteld aan het immuunsysteem. Witte bloedcellen (T-cellen) zijn nog "ongerijpt" of "natief" omdat zij nog niet aan virussen en andere agressors werden blootgesteld; zij hebben een groot aanpassingsvermogen en leren zich de kenmerken van de aanvallers onthouden. Maar naarmate de jaren verstrijken neemt de thymus in omvang af en neemt het aantal van deze natïeve lymfocyten af; zij worden vervangen door T-cellen die zijn getraind om te reageren tegen een resem van virussen waarmee het organisme reeds in aanraking is geweest. Dit leidt tot een afname van het vermogen van het immuunsysteem om met een nieuw infectieagens om te gaan en draagt bij tot leeftijdsgebonden immuundeficiëntie. Dit is een van de redenen waarom de covid-19 epidemie vooral bij ouderen toesloeg.

 

Het percentage natieve CD8+ T-cellen bleef aanzienlijk lager bij mensen die last hadden van stressvolle gebeurtenissen. Dit suggereert dat de accumulatie van belangrijke negatieve gebeurtenissen in de loop van het leven een direct effect kan hebben op deze naïeve CD8+ T-cellen. CD8-lymfocyten zijn cellen met adaptieve immuniteit, die het lichaam beschermen tegen virale infecties of bepaalde bacteriële infecties, maar ook tegen de ontwikkeling van tumoren. Natieve CD8+ T-cellen zijn aanwezig in de bloed-, milt- en lymfklieren.

 

De thymus :

 

      • is een klier welke zich onder het sternum en net boven het hart is gelegen

      • is van vitaal belang bij kinderen maar verliest aanzienlijk aan omvang bij volwassenen

      • is het rijpingscentrum voor T-lymfocyten (T van Thymus) : dit zijn cellen met een specifieke structuur nodig voor het bestrijden van vreemde indringers (= soldaten)

      • hier leren T-cellen

        • slechts één specifiek antigeen te herkennen

        • het verschil herkennen tussen indringende cellen (niet eigen) en eigen cellen.

 

---> eenmaal gerijpt verhuizen de T-lymfocyten ook naar het lymfestelsel.

 

 

3 types T-cellen :

 

        • HERKENNEN : T-helper-cellen (TH, T-helper-cel, T4 cel, T CD4-markercel)

          • verzorgen de communicatie met andere afweercellen

          • scheiden het het cytokine "interleukine-2 (IL-2)" af dat de groei, overvloed en de dodende eigenschappen van T-killer-cellen stimuleert

          • 2 types : TH1 en TH2 ; beiden moeten in evenwicht zijn anders ontstaat een ziektetoestand

 

        • DODEN : cytotoxische T-cellen, de aanvallers (TK, T-killer-cel,  T8 cel, T CD8-markercel) (opgelet : niet verwarren met natural-killercellen (NK)).

 

        • ONDERDRUKKEN : T-suppressor-cellen (TS) : remmen de immuun reactie.

T-suppressor-cellen (of regulatorische T-cel of Treg) waken erover dat de eigen lichaamscellen niet aangevallen of beschadigd worden en zijn dus belangrijk voor de auto-immuniteit. Zij onderdrukken de immuunreactie (blazen de aanval af) en voorkomen zo dat cytotoxische T-cellen (TK) gezond weefsel in het lichaam aanvallen (controle-functie). Zij werken nauw samen met NK-cellen die een belangrijke rol vervullen bij virale infecties en kanker.

 

Tumoren misbruiken Treg-cellen om zich als lichaamseigen voor te doen. Op die manier worden ze tot op zekere hoogte beschermd...

 

De differentiatie van T-cellen leidt o.a de synthese van T4- en T8-cellen. Deze beide celtypes bepalen de immuunbalans : het evenwicht tussen de stimulatie van de immuunrespons en haar onderdrukking. Alleen wanneer de verhouding T4/T8 gelijk is aan 1.8 is de immuunafweer in evenwicht :

 

        • waarden lager dan 0.8 wijzen op een heel zwakke afweer met verhoogd risico op infecties. Bij een chronische virale infectietoestand zijn de T-helpercellen zodanig verzwakt dat de cellulaire afweerfuncties achteruitgaan. Bij patiënten met AIDS worden waarden lager dan 0.4 gezien.

 

        • omgekeerd wijzen waarden hoger dan 3 op een hyperactief afweersysteem : tengevolge van de veelvuldige confrontaties tussen immuuncellen en virussen bij een acute virusinfectie zijn T4 cellen zeer actief, wat leidt tot een verhoogde turn-over van deze cellen. Dit kan leiden tot het ontstaan van overgevoeligheidsreacties.

 

Noot :

De thymusklier komt niet alleen tussen bij de regeling van het afweersysteem maar ook bij

        • de regeling van de celgroei, de differentiatie van de cellen en het celherstel

        • de regeling van het endocrien systeem (inwendig klierstelsel)

 

Met de leeftijd verschrompeld de thymusklier, en dit wordt bespoedigd door chronische geestelijke en lichamelijke stress (cortisol). De concentratie van de T cellen zal met de tijd dan dalen alsook de cellulaire immuniteit.

 

    • 3. Het aangeboren immuunsysteem zelf : wordt met de tijd ook gemoduleerd door contact met diverse micro-organismen en afgeleiden.

 

      • immuunreacties worden klassiek opgedeeld in een aangeboren niet specifiek gedeelte dat zich snel laat gelden en in een specifiek adaptief gedeelte dat meer tijd nodig heeft om zich te ontwikkelen en zorgt voor het memoriseren van de contacten.

      • deze klassieke visie werd recent terug in vraag gesteld toen uit studies bleek dat de actoren in de aangeboren immuniteit met de jaren ook gemoduleerd werden door contact met diverse micro-organismen en afgeleiden. Wat betekent dat al de infecties opgelopen in de kindertijd de latere immuunrespons beïnvloeden bij contact met volledig onbekende antigenen.

      • belangrijk is hierbij dat de aard van de (vooral virale) infecties of van de antigene stimulaties die je als kind doormaakt de latere immuunrespons gaat bepalen, in lijn met de hygiëne-hypothese, die stelt dat de gestegen incidentie van allergieën verband houdt met minder infecties die je als kind doormaakt. 

 

 

 

        

Immuunspelers (soldaten):

 

De cellen van het immuunsysteem zijn witte bloedcellen of leukocyten. Elk type heeft een specifieke functie.

 

    • neutrofiele granulocyten (kleurloze polynucleairen, kleurbaar met neutrale kleurstoffen) :

      • 40 à 70% van het totaal aantal leukocyten

      • verzekeren de fagocytose van de bacteriën

      • maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem (aspecifieke natuurlijke weerstand)

      • deze witte bloedcellen doden kiemen, maar bij een overmacht eraan, vormen ze zichzelf om in etter

 

    • eosinofiele granulocyten (polynucleairen die rood kleuren onder de microscoop) :

      • 1 à 4% van het totaal aantal leukocyten

      • nemen toe bij een allergische reactie

      • verzekeren de vernietiging van parasieten en schimmels

      • maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem : vergemakkelijken hun fagocytose door macrofagen

 

    • basofiele granulocyten en mastocyten (polynucleairen die blauw kleuren onder de microscoop) :

      • 0.5 à 1% van het totaal aantal leukocyten

      • zorgen voor de vrijlating van chemische "bemiddelaars" of mediatoren : histamine, heparine, serotonine...

      • maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem

 

    • lymfocyten :

      • NK-cellen zijn elite-soldaten : zij doden tumorcellen en met virus geïnfecteerde cellen door lyse (dodelijke injectie van perforine en tumosteron (een afgeleide van vit D2) of aanzetten tot apoptose)

        • 15% van het totaal aantal lymfocyten

        • zijn sterk vertegenwoordigd in regio's met extern contact zoals de huid, het intestinale slijmvlies...

        • maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem

        • zij spelen een belangrijke rol bij het vroeg optreden in het verweer tegen o.a. virusinfecties en kanker

        • hun activiteit kan gemeten worden door deze NK-cellen te plaatsen in een milieu van kankercellen

        • spelen een belangrijke rol in het voorkomen van auto-immuunreacties (tegen zichzelf) : NK-cellen hebben een regelende en beschermende functie in het immuunsysteem.

        • de werking van NK-cellen verbeteren met : bètaglucanen, antioxidantia, DHEA, cortisol, hGH (groeihormoon : zie "Hormonaal stelsel")...

        • hebben geen bevelen van dendritische cellen te ontvangen

      EN

    •  

      • B-lymfocyten en T-lymfocyten :

        • 20 à 45% van het totaal aantal leukocyten

        • B (beenmerg) : maken antilichamen of immunoglobulines aan (humorale immuunrespons)

        • T (thymus) helpercellen :

          • worden gedirigeerd door dendritische cellen (DC)

          • vallen geïnfecteerde cellen aan met cytokines en interleukinen en ondersteunen (T helper) zo de immuunreactie (cellulaire immuunrespons)

          • voor het beheersen van de immuunreactie : T-helpercel, T-killercel, T-remmercel, T-geheugencel

          • 2 subtypes : CD4 en CD8 T-helper cellen

        • maken deel uit van het verworven immuunsysteem (specifieke weerstand) : zij maken antilichamen (IgA, IgM, IgG...) aan tegen antigenen

       

      • de reserves van lymfocyten worden opgeslagen in de milt

 

    • monocyten :

      • 4 à 8% van het totaal aantal leukocyten

      • voorlopers van de macrofagen ; verzekeren de fagocytose

      • zij spelen een specifieke rol tegen bepaalde virussen, zoals het ’Epstein-Bar (EBV) virus (dat behoort tot de herpesfamilie) betrokken bij het ontstaan van "mononucleosis infectiosa (MNI)" dat via het speeksel wordt verspreid (vandaar "kusjesziekte" genoemd)

      • maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem

      • de reserves van monocyten worden opgeslagen in de milt

 

    • dendritische cellen (DC) : aangeboren immuniteit : DC zijn de generaals van ons T-cellen leger.

 

DC zijn een gespecialiseerde populatie witte bloedcellen, die functioneert als de aan- en uitzetknop van het immuunsysteem. DC zijn boodschappercellen en migreren met een antigeen naar de lymfeknopen en presenteren het aan T-lymfocyten onder een herkenbare vorm. Zij alarmeren zo het verworven immuunsysteem bij de aanwezigheid van vreemde indringers en zetten dat immuunsysteem aan tot actie. DC sturen T-cel (helpercellen die B-cellen een gepaste antistofproductie laten aanmaken) en B-cel reacties (deze kiezen een gepaste antistof op basis van aangeboden antigeen) aan. Eigenlijk vormen dendritische cellen de brug tussen het aangeboren en het adaptieve immuunsysteem, daar zij ervoor zorgen dat het verworven (adaptief) immuunsysteem alleen reageert op vreemde organismen en niet op lichaamseigen stoffen. Zij bewegen zich op de grens tussen tolerantie en immuniteit.  

 

Note :

Een onlangs ontdekt nieuw type dendritische cellen, LKDC (Interferon Producing Killer Dendritic Cell) waaronder pDC (plasmacytoïde dendritische cellen), zou gamma interferon secreteren dat kankercellen zou aanzetten tot apoptose (celzelfmoord). Gamma interferon is ook een sterk anti-angiogeen (neutraliseert de vorming van nieuwe bloedvaten, belangrijk bij tumorgroei) en speelt ook een rol in de activatie van andere immuuncellen en in het herkennen van kankercellen door B lymfocyten. Spijtig genoeg zou hun rol met de tijd schadelijk worden. Dan zouden pDC zich keren tegen eigen afweercellen. Wat zou gebeuren bij Multiple Sclerose (een auto-immuun ziekte)...

 

 

         

Immuuncommunicatie :

 

De immuunrespons is het resultaat van de inwerking van een aantal cellen en oplosbare factoren die ruwweg kunnen gegroepeerd worden volgens hun inbreng in de opgebouwde (verworven) of natuurlijke (aangeboren) immuniteit. Zie : "Het immuunsysteem".

 

Immuuncommunicatie betreft een twintigtal proteïnen in inactieve vorm, de cytokines, boodschapperstoffen van de afweer, die enkel geactiveerd worden wanneer een indringer het lichaam binnen dringt. Zij helpen als het ware de vreemde cel in de val te lokken, ze bevorderen de fagocytose en dragen bij tot de ontstekingsreactie.

 

Zo maken monocyten monokines aan en lymfocyten lymfokines : zij regelen de intensiteit van de ontstekings- of immuunreactie.

 

Fagocytose is de eerste verdedigingslijn. Als de infectie zwaarder wordt komen de vreemde antigenen in het bloed terecht.

 

Als een specifiek antigeen het organisme binnendringt zullen de dendritische en AP-cellen (Antigen Presenting cells, beiden boodschapperscellen) er voor zorgen dat lymfocyt B-cellen worden geactiveerd en zich binden met het antigeen. De binding met het antigeen gaat vervolgens de B-lymfocyt prikkelen waardoor deze gaat delen (klonen). Een deel van de nieuwe generatie B-lymfocyten produceert, via lymfokines, antistoffen (antilichamen om dat bepaalde en alleen dat antigeen te vernietigen). Tergelijkertijd wordt een ander deel van de nieuwe generatie B-lymfocyten getransformeerd in zogenaamde "Memory-cellen" : het eerste contact wordt in het geheugen opgeslagen (archief)! Als een ander soort antigeen binnendringt, zal hetzelfde proces beginnen, waarbij een antilichaam specifiek voor dat antigeen zal geproduceerd worden. En zo steeds verder, telkens opnieuw.

 

Het proces om de juiste B-lymfocyt te vinden en de nodige antistoffen aan te maken duurt de eerste maal enkele dagen. Bij de volgende confrontatie met het zelfde antigeen, kunnen deze Memory-cellen veel sneller de antistofproductie op gang trekken. Zo zal bij elk nieuw contact met een bekend antigeen, immuunrespons verhogen. Het betreft hier de opgebouwde (of verworven) immuniteit.

 

De mogelijkheid om ziekten af te weren door onze verdediging noemt "weerstand" en deze weerstand tegen ziekte door een specifieke antigeen/antilichaam-reactie noemt "immuniteit". Slechte voeding en overmatige stress verzwakken de weerstand waardoor deze niet meer optimaal functioneert.

 

Vitamine D speelt een belangrijke rol in de immuunrespons omdat het de kwaliteit van de opslag in het geheugen en de wijze waarop dit gebeurt verbetert. Dentritische cellen (DC) zijn gespecialiseerde boodschappercellen die voorkomen in het beenmerg en in de lymfe, en die een cruciale rol spelen in dit leerproces. Deze DC bepalen de manier waarop het organisme antwoordt op een contact met vreemde indringers. Zij bezitten veel vitamine D-receptoren, wat verklaart dat vitamine D een belangrijke rol speelt in de controle van de immuunactiviteit en in het aantal D-cellen dat zal deelnemen aan dit leerproces.

 

      • tijdens de ontwikkeling van het immuunsysteem verhindert vitamine D de rijping van D-cellen zodat het organisme zijn eigen cellen tolereert en herkent.

 

      • na de geboorte zorgt vitamine D dat D-cellen correct reageren op contacten met bacteriën, schimmels, virussen en... kankercellen.

 

Tekort aan vitamine D leidt dan tot onaangepaste immuunreacties met vreemde indringers (allergie, intolerantie) of met eigen cellen (auto-immuunziekten).

 

Noot :

"Niet specifieke" weerstand wordt overgeërfd en geeft een algemene respons tegen een grote variëteit van vreemde indringers. Het maakt deel uit van de eerste lijnsverdediging die actief wordt bij een infectie. De gebruikte mechanismen zijn noch specifiek tegen één bepaald infectie-agens noch performanter na meerdere contacten met hetzelfde agens. Men spreekt hier van natuurlijke (of aangeboren) immuniteit.

      • fysische barrières : huid en slijmvliezen maken deel uit van deze verdedigingssystemen (zie ook verder "Mucosale afweer").

      • microbiologische barrières : bv. de maag- en darmflora

      • chemische barrières :

        • antibacteriële proteïnen zoals lysozyme in speeksel, tranen en vaginale afscheiding zijn andere beschermers die vreemde indringers kunnen verdunnen, vernietigen en wegwassen...; interferon is een andere antibacteriële proteïne die bij de vermenigvuldiging van virussen tussenkomt en de verspreiding ervan beperkt (zie : "Cytokines").

        • de inflammatie-reactie : roodheid, pijn, warmte, oedeem om het geïnfecteerde domein af te bakenen, met het starten van het bloedstollingsproces en de genezing van de wonde.

        • de proteïnen van de acute fase (CRP, IFN...) zijn serumeiwitten waarvan de concentratie snel stijgt bij infectie. Het Proteïne C-reactief (CRP) is zo'n proteïne die zich bindt aan het type C-proteïne van Pneumococcus spp. en wordt hierdoor gemakkelijker door fagocyten gevangen.

      • thermische barrières : koorts vertraagt de besmetting door bacteriën en virussen door het serumijzer-gehalte te verlagen.

 

De voornaamste actoren van de aangeboren immuniteit zijn : macrofagen, monocyten en neutrofielen die de invasieve micro-organismen absorberen en verteren door fagocytose. Vroeger werd gedacht dat macrofagen na het herstel van een wond alle immuuncellen lokaal opruimden. Nu heeft men ontdekt dat de immuuncellen ook helemaal de reis terug maken naar het beenmerg. Dit fenomeen heet "reversed migration".

 

Het complement-systeem vormt ook een sleutelelement binnen de aangeboren immuniteit (zie verder).

 

 

Overzicht :

 

1. Natuurlijke immuniteit (aangeboren en  niet specifiek) :

    • snelheid : stopt snel een infectie (geen geheugen) door fagocytose

    • geheugen : de immuunweerstand verhoogt niet bij een volgend contact : geen specifiek karakter, geen geheugen

    • oplosbare factoren : lysosoom, complement, acute fase-proteïnen zoals CRP, IFN...

    • betrokken cellen : fagocyten, macrofagen, NK cellen, dendritische cellen, antioxidantia...

    • localisatie : gehele lichaam

    • onderscheid Eigen/niet Eigen : globaal

 

2. Verworven immuniteit (specifiek) :

    • snelheid : verwijdert de infectie (trager met geheugen)

    • geheugen : de immuunweerstand verhoogt bij een volgende infectie

    • oplosbare factoren : antilichamen

    • betrokken cellen : T lymfocyten, B lymfocyten (geheugencellen), plasmacellen (plasmocyten),  

    • localisatie : in secundaire lymfoïde organen

    • onderscheid Eigen/niet Eigen : vrijwel perfect

 

 

         

Immuunstrategie :

 

ANTIGEEN PRESENTATIE

 

 

De presentatie van een antigeen aan een T-helper- of T-killer-cel kan op een passieve of actieve wijze :

 

    • Passieve presentatie

 

      • door virus geïnfecteerde cellen (virale antigenen)

      • door lichaamsvreemde cellen verkregen door transfusie of transplantatie (donor-antigenen)

      • door kankercellen (tumorale antigenen)

 

    • Actieve presentatie :

 

Deze cellen gaan niet enkel passief antigenen die ze bezitten tonen maar ze gaan antigenen eerst van buitenuit capteren en vervolgens presenteren.

 

      • monocyten/macrofagen (werken lokaal in infectiegebied), : kunnen zelfs grote structuren opnemen en er de antigene informatie als peptiden uithalen

      • B-lymfocyten

      • dendritische cellen (migreren van infectiehaard naar lymfe) : zijn de antigeen-presenterende cellen bij uitstek die in het lymfeweefsel zelf, maar ook in het bloed en de milt worden aangetroffen

      • Langheranscellen : zijn speciale immuuncellen, een soort dendritische cellen in de huid ; zij zorgen voor het transport van periferie naar onderliggende lymfeklier.

 

        

 

ANTIGEEN HERKENNING en WAPENS

 

 

De herkenning van het antigen door de lymfocyten gebeurt via membraanreceptoren die variëren volgens het type lymfocyt B of T.

 

Bij B-lymfocyten (B)

 

      • is de celreceptor opgebouwd uit een membraanimmunoglobuline (IGm). Elke IGm bestaat uit 2 ketens welke elk gecodeerd zijn voor 4 genotypes, waardoor de mogelijke recombinaties enorm zijn en alzo het extreme polymorfisme van antilichamen toelaat van het type IgA, IgE, IgG en IgM (= wapens).

      • is het antigen bekend dan produceren de B-lymfocyten voldoende antilichamen om de extracellulaire indringer (bacteriën, toxines...) te vernietigen.

      • is het antigeen onbekend dan wordt, door endocytose van de receptoren, het antigenproteïne opgenomen in de cel, waaruit vervolgens de peptiden kunnen worden onttrokken ; deze peptiden, gebonden op HLA (Human Leukocyte Antigen), worden vervolgens gepresenteerd aan T-lymfocyten (actieve presentatie door B-lymfocyten).

 

Het HLA (een eiwit op de wand van witte bloedcellen (leukocyten)) is een vrij complex systeem, eigen aan elk individu, dat toelaat om alles wat vreemd is aan het organisme te herkennen. HLA is de identificatiesleutel van ons immuunsysteem, waardoor ons organisme het "Eigen" van het "Niet-Eigen" kan onderscheiden. Zie "Auto-immuniteit". HLA is een communicatiesysteem dat de kwaliteit van het immuunantwoord bepaald door de informatie met alle immuunspelers te delen. HLA-moleculen herkennen de aanvallers en verwittigen alle immuuncellen voor het gevaar.

 

HLA-moleculen verschillen sterk van elkaar. Deze diversiteit is eigen aan de ganse bevolking. Elke persoon bezit  een stukje van de HLA-moleculen verspreid in zijn natuurlijke omgeving. En dat is belangrijk : zo kan geen enkele ziekte op zijn eentje een bepaalde soort uitroeien! Deze verspreiding maakt dat onze respons op natuurlijke antigenen of tegen vaccins niet bij iedereen gelijk is. Wat meteen verklaard waarom verschillende HLA-groepen zich hebben gevormd afhankelijk van het bevolkingsproces en van de bevolkingsgroepen.

 

Zo komt DR4 frequenter voor in Bretagne, DR5 in het zuidwesten, A24 vooral in Japan enz... Maar hier uit spruiten ook enkele immunologische zwakheden, zoals :

 

 

Noot :

Bloedgroepen A, B, AB en O zijn zoals HLA een eiwit, maar nu op de wand van rode bloedcellen.

 

HLA's bestaan ook in verschillende types : HLA-A, HLA-B, HLA-C, HLA-G... A en B kunnen van mens tot mens sterk verschillen en spelen daarom een belangrijke rol bij orgaandonatie. HLA-G ziet et bij iedereen ongeveer hetzelfde uit. HLA-C is specifiek voor de vader : door eerder seksueel contact bouwt de moeder een tolerantie op voor een bepaalde man. Ze raakt bekend met de signalen van zijn specifieke HLA-C. Hierdoor zou een zwangerschap meer kans op succes hebben als een koppel al voor langere tijd seks met elkaar heeft.

 

Theorie : veel veranderingen in het lichaam tijdens de zwangerschap zijn ten gunste van de baby, en niet zozeer van de moeder. De placenta stuurt met vaderlijke gensignalen het metabolisme van de moeder in een richting die goed is voor de baby. Vanuit de vader is het evolutionair gezien vooral belangrijk dat zijn nageslacht overleeft. Zo ook wordt pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging) door een vaderlijk signaal veroorzaakt wanneer de placenta er niet goed in slaagt om toegang te krijgen tot de bloedtoevoer. Dit om de baby van meer voedingsstoffen te kunnen voorzien, met gevaarlijke gevolgen voor de moeder... 2021, Gustaaf Dekker, University of Adelaide.

 

 

Bij T-lymfocyten (TH, TK, TS)

 

      • bestaat de antigenreceptor uit een vast gedeelte CD3, CD4 (T-helper) of CD8 (T-killer) en een variabel gedeelte gespecialiseerd in de herkenning van een bepaald aantal antigene peptiden.

      • de wapens :

        • TH-cellen of T-helper-cellen (T4) staan in voor de herkenning

        • T-suppressor-cellen (TS) waken erover dat de eigen lichaamscellen niet aangevallen of beschadigd worden en zijn dus belangrijk voor de auto-immuniteit. Zij werken nauw samen met NK-cellen die een belangrijke rol vervullen bij virale infecties en kanker.

        • TK-cellen zijn cytotoxische T-cellen (T8); cytotoxische T-cellen vallen door virus geïnfecteerde cellen aan. Hierbij wordt de hele cel opgeruimd. Ook tumorcellen kunnen door TK-cellen worden gedood.

      • het receptorgedeelte herkent vooral peptiden gebonden op een molecuul HLA.

 

        

 

ANTIGEEN RESPONS

 

 

De immuniteitsrespons is gekenmerkt door de activatie van gespecialiseerde cellen die onderling samen werken. Het correct verloop van de immuunrespons is afhankelijk van de goede samenwerking tussen monocyten/macrofagen, NK, B, TH, TK en TS cellen. Vooral de TH spelen een belangrijke rol.

 

 

2 types TH cellen :

 

TH1 en TH2 cellen produceren heel verschillende lymfokines :

 

        • TH1-cellen (T-helper cellen type 1)

          • TH1-cellen reageren op intracellulaire pathogenen of organismen die de cel binnenkomen (cellulaire immuniteitsreactie tegen externe stoffen uit de omgeving bv. virus, bacterie...).

            • dominantie van TH1 tov TH2 leidt tot auto-immune reacties : geraken teveel pathogenen of toxines door de darmwand, dan geraakt het immuunsysteem overbelast, uit balans en vergiftigd. Toxines, aanwezig in overmaat, kunnen zich gaan hechten aan eiwitten, veranderen hun ruimtelijke structuur, met als gevolg dat het immuunsysteem die eiwitten niet meer als "eigen" herkent. Autoimmuniteit is het resultaat.

          • produceren inflammatoire lymfokines zoals TNF β, IL-2 en IFNγ... (aangeboren immuniteit) die de mogelijkheid van het immuunsysteem verbeteren om op een indringer te reageren door versterking van de IgM en IgG respons (zie ook "Antilichamen") en om de T-killer-cellen (TK) of de onderdrukkende T-cellen (TS) te activeren.

          • TH1-cellen controleren ook de activiteit van TH2-cellen.

 

        • TH2-cellen  (T-helper cellen type 2)

          • TH2-cellen reageren op extracellulaire pathogenen of organismen die zich in het bloed en de lichaamsvloeistoffen (humoraal) bevinden, buiten de cel (allergeen, toxine, parasiet...).

            • dominantie van TH2 tov TH1-cellen geeft allergie.

          • functioneren meer in verband met allergische reacties door versterking van de respons van IgE en IgA.

          • remmen de actie van het interleukine IL-2 en van de TH1 cellen via het IL-10.

          • verhogen de productie van antilichamen en als ze uit balans zijn kunnen ze de "eigen" cellen vernietigen.

          • laten IL-4, IL-5 en IL-6 vrij, een krachtig interleukine dat deel uitmaakt van de ontstekingsprocessen zoals bij Reumatoïde Artritis (RA).

 

Regulerende T-cellen (Treg) zorgen voor een evenwicht tussen de 2 immuunsystemen en temperen de activiteit van zowel Th1 als Th2. Een onvoldoende werking van TH1 (door van een abnormale darmflora bv) veroorzaakt echter een stimulatie van TH2 wat leidt tot een allergische en intolerantiereactie.

 

Zoals bekend, leidt de afwezigheid of deficiëntie van regulatoire T-cellen tot overmatige ontstekingsreacties, wat verantwoordelijk is voor vele ziekten.  Een verband werd aangetoond tussen gewijzigde microbiota en het voorkomen van auto-inflammatoire ziekten. Onderzoekers zijn er ook in geslaagd om het optreden van deze ziekten te remmen en om de impact te verminderen door het reactiveren van een normaal microbioot, dankzij de Lactobacillus reuteri. Deze bijzondere bacterie was bijzonder effectief tegen het voorkomen van auto-immuunziektes veroorzaakt door een tekort aan regulatoire T-cellen. Met Lactobacillus reuteri waren de onderzoekers in staat om een bacteriële kolonie te herstellen, en vooral om de ontsteking te verminderen en zo de overleving van dieren te verlengen. Ze constateerden dat inosine in staat is de productie te verminderen van T Helper (1 en 2) lymfocyten, die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie .

 

 

        

 

ANTIGEEN VERNIETIGING :

 

 

De vernietiging van de ontdekte antigenen steunt op verschillende systemen :

 

    • Mucosale afweer : is de lokale afweer aan de buitenkant van het organisme (huid, slijmvliezen...) en is zowel cellulair als humoraal. Hier spelen immunoglobulinen IgA de hoofdrol (bv. in de darmmucosa).

 

Het mucosale immuunsysteem (MIS ou Mucosal Associated Lymphoid Tissue (MALT)) bestaat uit :

      • Gut Associated Lymphoid Tissue (GALT) in dikke en dunne darm, en genitaal gebied

      • Nasopharyngeal Associated Lymphoid Tissue (NALT) thv het neusslijmvlies en de bovenste luchtwegen

      • Bronchus Associated Lymphoid Tissue (BALT) thv de traan-, speeksel- en borst/melkklieren

 

Het MIS is aanwezig in de vorm van lymfatische structuren in alle met slijmvliezen bedekte lichaamsstructuren. De opbouw van de buitenwereld (darmkanaal) tot de binnenwereld passeert steeds het GALT dat via het MIS in contact staat met het NALT en BALT. Vandaar dat alle slijmvliesgerelateerde aandoeningen, in de vorm van immuundepressie, terug te leiden zijn tot een verkeerd functioneren van de darmen.

 

Het totale mucosablok bestand tegen toxische stoffen, parasieten, schimmels, virussen en bacteriën, bestaat uit :

      • maagzuur en spijsverteringsenzymen

      • fysiologische flora van het darmlumen (ongeveer 800 soorten)

      • mucuslaag

      • sIgA (niet-specifieke afweer)

      • zonula occludens (tight-junctions : ingewikkeld kleppensysteem geregeld door zonuline) en enterocyten

      • lymfeklieren

      • lamina propria van het GALT (chorion) met de specifieke immuunactiverende cellen (geactiveerde T- en B lymfocyten, macrofagen, dentritische cellen, granulocyten en endocyten (zie Cellulaire en Humorale afweer)).  

 

    • Cellulaire afweer : snelle actie : herkennen + vernietigen door fagocytose + opruiming : met behulp van T-helpercellen, T-killer-cellen, lymfokines (cytokines), macrofagen en monocyten.

 

    • Humorale afweer : trage actie : herkennen + vernietigen via antilichamen (antistoffen uit B lymfocyten) met vorming van een antigeen/antilichaam complex (AG-AL complex) ; hierbij is de Th2-cel receptor polyspecifiek : elke receptor kan tot 1 miljoen antigeenpeptiden herkennen, in associatie met het complement cascade systeem (ACP).

 

      • de humorale afweer maakt gebruik van antilichamen of immunoglobulines (Ig). Er bestaan 5 klassen Ig : IgG, IgA, IgM, IgD en IgE (zie "Antilichamen").

 

        • immunoglobulinen worden vrijgesteld door de B lymfocyten. Elke cel secreteert een specifiek en uniek antilichaam. Na de herkenning hechten (adhesie) de antilichamen zich aan het antigeen (microbe, allergeen, toxische stof).

 

Een overmaat exotoxines (voedselantigenen, voedingsadditieven...) leidt tot de uitputting van de IgA (met een degradatie van het immuunsysteem als gevolg) en tot leveroverbelasting door verstoring van de MFO-ontgifting. Op termijn laat de onmogelijkheid de toxines en de pathogene organismen te elimineren hun infiltratie toe naar de systemische circulatie. De gevormde immuuncomplexen (IgA-IC) gaan daar voedingsallergie- en intolerantiereacties, complementactivatie, ontsteking en weefselschade veroorzaken.

 

        • het aldus gevormde AG-AL complex activeert de vernietiging van het antigeen.

 

Twee routes :

 

A. Klassiek induceren AL-AG complexen met complement-eiwitten (C1, C2, C3... C9), en met de hulp van hiervan afgeleide chemotactische factoren (C3a en C3b fragmenten), de vrijstelling van histamine dat enerzijds de doorbloeding vergemakkelijkt (door vasodilatatie waardoor het AL-AG complex beter wordt afgevoerd en waardoor de doorgang in de infectiehaard van witte bloedcellen, antilichamen en het complementsysteem (ACP, zie verder) vergemakkelijkt wordt), en anderzijds de cytolyse en uiteindelijk de fagocytose (opruiming) stimuleert. Het complement-systeem helpt zo de AL-AG complexen oplossen door de complementcomponenten C3a (vergemakkelijken de cytolyse) en C3b (vergemakkelijken de fagocytose) te binden. Hierbij is veel Ca en Mg nodig.

 

B. Een overmaat endotoxines (giftige stof afkomstig van levend micro-organisme die zich pas in het organisme verspreid bij haar destructie) activeren het complement cascadesysteem via de "Alternative Complement Pathway - ACP". Deze in het begin lokale maar vervolgens systemische enzymatische complement-activatie hangt voor de initiatie niet meer af van een binding proteïnen/pathogenen. Haar activatie gebeurt enzymatisch (cascade tot C3 convertase) en heeft plaats op het oppervlak van micro-organismen wanneer specifieke antilichamen ontbreken. De componenten van het complement werken zo op elkaar in dat het product van een reactie het catalyserend enzym vormt voor de volgende reactie. Zo kan een eerder zwakke initiële stimulans leiden tot een cascade van reacties. Hierbij worden de chemotactische factoren C3a en C3b gevormd, die lokaal ontstekingsreacties veroorzaken en de bacteriemembraan beschadigen door er gaten in te vormen. Daarnaast kan Factor B (een serumeiwit op B-lymfocyten) de omzetting C3 naar C3b versterken terwijl siaalzuur haar zal remmen (Factor B speelt hier de rol van het C2b in de klassieke reactieweg).

 

C3b + Factor B ---> C3bB die de omzetting C3 ---> C3b gaat versterken (lus-vorming)

 

Een overmaat endotoxines werd in verband gebracht met chronische ontstekingstoestanden en hierdoor met het ontstaan van een groot aantal ziekten.

 

In geval van deficiëntie van één van de centrale complement componenten (C3) treden steeds terugkerende bacteriële infecties op, zoals gebeurt bij individuen die deficiënt zijn in antilichamen (Ig). Bij hen worden ook inflammaties en weefselbeschadiging gezien.

 

Micro-organismen met veel siaalzuur, een glycoproteïne, remmen het ACP terwijl cellen die siaalzuur missen het ACP promoten. De meeste bacteriën en alle plantencellen missen sialaat, wat de rol van ACP in de natuurlijke weerstand van infectie verklaart.

 

Noot :

Er bestaat ook een derde doch minder belangrijke piste : de lectine-route. Deze wordt geactiveerd door de binding van MBL (Mannan-binding lectin, lectine dat mananen (mannose-polymeren) bindt) aan bacteriële koolhydraten, en leidt tot de splitsing van C2 en C4.

 

 

      • sommige bacteriën en virussen zien kans zich in een cel van de gastheer te verstoppen vóór ze een specifiek geprogrammeerde antistof of B-lymfocyt hebben ontmoet. Antilichamen kunnen levende cellen echter niet binnendringen ; T lymfocyten komen dan tussen.

 

        • T-lymfocyten helpen waar nodig de antilichamen, die in moeilijkheden verkeren, door andere verdedigingen te activeren (T-helper-cellen). T-helper-cellen luiden bij een vreemde indringing de alarmbel. Andere T-lymfocyten, de T-killer-cellen, hechten zich vervolgens vast aan het doelcel.  Deze laatste kan ook een zieke of beschadigde cel zijn om ze te helpen sterven en zo de kwetsbaarheid van het organisme te beperken... Is de indringer onbekend dan komen T-lymfocyten tussen die een algemeen alarm slaan (uitkijken naar andere infectiehaarden) en de B-cellen aansporen antilichamen te produceren om de indringer te herkennen en te vernietigen.

 

      • bij voldoende en afdoende productie van antilichamen, komen onderdrukkende T-cellen in actie en doen de B-cellen stoppen.

 

      • waarna macrofagen, geactiveerd door cytokines, de resten opruimen door verhoging van hun fagocytose-capaciteit en door verhoging van hun bactericide werking.

 

    • Interferon : interferon is vanuit biologisch standpunt het sterkst werkzame lichaamseigen wapen tegen virussen (zie ook : "Virale infectie"). Gamma interferon zet een kankercel aan tot apoptose (celzelfmoord) en is een sterk anti-angiogeen (neutraliseert de vorming van nieuwe bloedvaten, belangrijk bij tumorgroei) en speelt ook een rol in de activatie van andere immuuncellen en in het herkennen van kankercellen door B lymfocyten.

 

 

         

Immuundeficiëntie :

 

Tot de groep van factoren die ons afweersysteem belasten behoren :

 

    • onaangepaste voeding : te hoge calorie-inname, teveel geraffineerde koolhydraten, teveel voedingsadditieven die het afweermechanisme belasten, te veel verzadigde vetten, te weinig onverzadigde, nodig voor de aanmaak van de noodzakelijke prostaglandinen, teveel dierlijk eiwit wat leidt tot de accumulatie van ongewenste stoffen zoals purines, urinezuren, ammoniak...  die door het organisme moeten afgebroken worden (ontgifting), overmatig alcoholgebruik wat leidt tot opstapeling van aldehyden, stoffen die op termijn het afweersysteem negatief beïnvloeden....

 

Men weet wel dat de immuunverdediging van een individu wordt belaagd bij het eten van gekookt eten. Als de witte bloedcellen zich mobiliseren wijst dit erop dat het organisme toch eerder rauw eten lust. Eigenlijk is het simpel : hoe natuurlijker en oorspronkelijker de voeding, hoe beter voor het organisme.

 

    • tekort aan vitamine D : er zijn niet meer virussen in de winter, maar we bezitten dan minder immuunstimulerende stoffen zoals vitamine D (door minder zonlicht). Vitamine D wordt actueel beschouwd als een sterke immuunmodulator die in staat is de celimmuniteit te verbeteren en de fagocytaire capaciteiten van de macrofagen te verhogen. Daarnaast krijgen we in dit deel van het jaar ook minder beschermende substanties via de voeding binnen, zoals vitamine C en polyfenolen in planten. Een Japanse studie Am J Clin Nutr. 2010 May;91(5):1255-60. Epub 2010 Mar 10 toonde aan dat vit D3 supplementen een 58% lager risico op influenza bij schoolkinderen lieten zien. Geen enkel vaccin kan een dergelijke werkzaamheid voorleggen...

 

    • verkeerde levensstijl : chronisch slaaptekort, chronische negatieve stress : doet de productie van thymus-hormonen dalen die de afweer aansturen (zie : "Immuunrespons")...

     

    • te zware lichamelijke inspanningen : kunnen de afweer aantasten; tijdens en na zware inspanningen kan de hoeveelheid van sommige afweercellen op korte tijd met 30 à 40% dalen en krijgen ziektekiemen de kans om toe te slaan (door binnen te dringen van buitenuit of door in het organisme terug actief te worden (bv. Herpes-virus dat ons afweersysteem (meestal microbioom) normaal stil kan houden maar niet volledig uitroeien). Een opstekende infectie is voor topsporters vaak een alarmsignaal dat een grens overschreden is.

 

Alleen langer zware inspanningen kan de inname van koolhydraten de vrijstelling van stresshormonen compenseren. Bij inspanningen korter dan 1 uur raken de koolhydraatreserves normaal gezien niet uitgeput. De consumptie van calorierijke dranken is dan niet nuttig bij lichte tot matige inspanningen... In tegendeel, die dranken riskeren meer calorie aan te brengen dan verbruikt... Water drinken volstaat dan om de dorst te lessen...

 

    • milieu-ontaarding : lucht- en grondvervuiling, ioniserende straling, roken.... hebben op termijn een afweerverzwakkende en ontregelende werking.

 

    • jonge en gevorderde leeftijd : kinderen zijn gevoeliger aan virale infecties omdat hun immuunsysteem nog niet zo'n groot geheugen heeft. Anderzijds wordt het immuunsysteem bij bejaarden minder performant en zwakker.

 

 

Bij tekortkomingen van één of ander immuunmechanisme geraakt het organisme in moeilijkheden.

 

    • immunodeficiëntie is een toestand waarbij het lichaam er niet meer in slaagt om zich van een microbe te ontdoen tengevolge van een tekort aan antilichamen (humoraal) en/of aan IgA (mucosaal), door een gebrekkige fagocytose (verlies van capaciteit of verzwakking) of de afwezigheid van cytokines (beiden op celniveau).

 

    • ook kan de het immuunsysteem overdreven reageren waarbij niet alleen indringers worden vernietigd maar waarbij ook weefsel eigen aan het organisme wordt beschadigd. Zie ook : "Allergie", "Inflammatie".

 

Op termijn groeit de gevoeligheid voor bacteriële, schimmel- en virale infecties constant aan, worden infecties zwaarder en treden complicaties op, wat maakt dat de herstelperioden steeds langer worden.

 

 

Vooral de balans Th1 / Th2 is belangrijk :

 

    • is deze in evenwicht (Th1 > Th2) dan bevindt het organisme zich in goede gezondheid.

 

      • factoren die beschermen tegen allergie doen Th1 stijgen :

        • oudere broers of zusters hebben of

        • op zeer jonge leeftijd naar een kinderdagverblijf gaan

        • kinderziekten (mazelen...) doormaken

        • wonen op het platteland

 

      • factoren die de kans op allergie vergroten doen Th2 stijgen :

        • wijd verspreid gebruik van antibiotica

        • overdreven hygiëne en afschermingsmaatregelen tegen de buitenwereld

        • vaccinaties : hoe meer vaccins, hoe meer allergie (we maken bv. geen kinderziekten meer door)

        • wonen in verstedelijkt gebied, in kleinere gezinnen

        • voedingsfactoren

 

Kinderen zijn minder en minder blootgesteld aan allergenen. Nochtans is deze expositie nodig voor het ontwikkelen van een natuurlijke weerstand.

 

Kinderen die op een boerderij wonen hebben veel minder last van allergieën dan kinderen die wel op het platteland wonen, maar niet op een boerderij 2006, Dieneke Schram-Bijkerk, Universiteit Utrecht .

 

Waarschijnlijk neutraliseren bepaalde bestanddelen van stalstof de productie door longwandcellen van pro-inflammatoire signalisatiemoleculen, zoals IL-5 of IL-13, na contact met huismijten bv.. Daarnaast produceert ons organisme bij blootstelling aan boerderijstof meer enzyme A20. Dit eiwit A20 is eigenlijk een "zinc finger"-proteïne dat ontstekingsreacties blokkeert door te interfereren met de kettingreactie NF-kappa B (NF-kB). Deze laatste ligt aan de basis van chemische reacties waarmee het organisme zich verdedigt tegen verwondingen, infecties en giftige stoffen. Maar wanneer het organisme de controle over die kettingreactie NF-kB verliest, kunnen auto-immuunziekten, allergie en astma... zich ontwikkelen.

 

Ook kinderen in landelijke gemeenten en in dagverblijven hebben veel meer te maken met infecties en lopen later minder kans op allergische reacties zoals astma. Blootstelling aan allerhande microben in het eerste levensjaar beïnvloedt de balans Th1/Th2 lymfocyten. T-lymfocyten controleren de immunologische reacties in die zin dat Th1-cellen de antistofproductie afremmen, terwijl Th2-cellen ze juist stimuleren. Het samenspel van beide bepaalt de aard van de reactie. Veelvuldige blootstelling aan lichaamsvreemde en schadelijke substanties in het prille leven zou de balans doen overhellen in het voordeel van de Th1-cellen: een overwicht Th1 houdt de antistofproductie in toom waardoor de kans op allergische reacties vermindert 2004 maart, Semper, dossier ASTMA .

 

Tengevolge van het frequent gebruik van antibiotica, worden we nu geconfronteerd met een duidelijke daling van infectieziekten bij kinderen enerzijds doch met een onrustwekkende stijging van allergiegevallen, en dan vooral van atopische eczeem.

 

Daartegenover activeert een vaccin slechts een deel van het immuunsysteem : de B-cellen herkennen de eiwitten op de virusmantel (die in het vaccin zitten) en reageren door antistoffen te maken (humorale immuniteit). De (cellulaire immuun)respons van de cytotoxische T-cellen blijft echter achter... Vaccinatie verschaft dus enkel een tijdelijke kunstmatige en minderwaardige immuniteit in vergelijking met de immuniteit verworven na het echt doormaken van de ziekte. De humorale immuniteit vertegenwoordigt immers maar 10% van de totale immuniteit. De resterende 90%, de cellulaire immuniteit, vertegenwoordigt de werkelijke immuniteit...

 

 

    • daalt Th1 door het overmatig vrijkomen van cortisol (stress...) dan

      • stijgt Th2 en daalt de concentratie DHEA, hierdoor :

        • vermindert de cytotoxische activiteit van de T-killer-cellen

        • verhoogt de vrijstelling van bv. IL-6 en TNF

          • waardoor de samenhangende inflammatoire reactie wordt versterkt en kan leiden tot weefselbeschadiging

          • waardoor meer calcium wordt vrijgesteld uit de beenderen (osteoporose...)

 

Als door infectie of letsel het biochemisch evenwicht verstoord wordt, krijgen de motorneuronen in de hersenen daar melding van. De instructies die ze terugsturen (neurologische reacties onder vorm van elektrische prikkels) zullen de aanmaak van inflammatoire lymfokines (TNF β, IL-2 en IFNγ...) stilleggen vooraleer deze schade zouden berokkenen. Uit studies blijkt dat de nervus vagus signalen uit de hersenen doorseint naar de milt, lever, spijsverteringskanaal, hart en andere organen. Het zenuwstelsel kan de immuunreactie dus bijsturen...

 

    • langs de nervus vagus dalen actiepotentialen bv. af tot in de plexus coeliacus, een zenuwnetwerk in de bovenbuik met vertakkingen tot in de milt.

      • diep in de milt scheiden de zenuwvezels noradrenaline uit, een signaalmolecule die zich hecht aan de receptoren van T-cellen, een bepaald soort immuuncellen.

        • de T-cellen maken acetylcholine aan die zich hecht aan receptoren op macrofagen, de TNF-producenten in de milt.

          • door de binding van acetylcholine aan de macrofagen wordt de TNF-productie stilgelegd.

 

Noot :

De juiste neurale routes elektrisch stimuleren zou een alternatief vormen om de TNF-productie te blokkeren. Ontstekingen en andere aandoeningen aanpakken via elektrische stimulatie behoort tot de bio-elektronische geneeskunde.

 

 

En wat indien het verdedigingssysteem van de dunne darm faalt? De gevolgen kunnen min of meer ernstig zijn : van gewone verteringsstoornissen, over het "Leaky Gut Syndrome (LGS)" (zie ook "Maag- en darmstoornissen"), tot een totale darmbarrièrebreuk, waarbij alle verdedigingsbarrières sneuvelen. Dan ligt de weg open voor de vrije proliferatie van ziektekiemen in het organisme, wat kan leiden tot septicemie (algemene infectietoestand) en, in het slechtste geval tot de dood.

 

Tenslotte kan ook gebeuren dat het immuunsysteem geen onderscheid meer maakt tussen de eigen cellen en de vreemde cellen. Hieruit kunnen allergieën, auto-immuunziekten en zelfs kanker zich ontwikkelen.

 

Zie ook : "Autoimmuniteit".

 

 

         

Immuunregulatie :

 

Centraal staat de Thymusklier, welke instaat voor de productie van het hormoon thymuline. Dit hormoon bestaat uit een sequentie van 9 AZ. Het wordt pas actief na complexvorming met zink, waardoor de ruimtelijke structuur verandert, belangrijk voor de differentiatie en de activatie van T-lymfocyten.

 

1ste lijnsverdediging : Zn, vit A, vit C, Ge, GSH...

 

      • zink en koper : primaire immuunfactoren ; een tekort leidt tot atrofie van de thymusklier, met daling van het thymosine niveau en het aantal T cellen.

      • vit A : onderhoudt de slijmvliezen en stimuleert de lysozomen (in tranen, speeksel, zweet...) ; vit A stimuleert rechtstreeks de thymusklier.

      • vit C : beschermt tegen VR-schade, versterkt de werking van lymfocyten en macrofagen (stijging fagocytose-capaciteit), verhoogt het interferonniveau. Vit C is ook cofactor bij de synthese en de werking van immunoglobulines (vooral IgG en IgM).

      • Ge : stimuleert de productie van interferon (tegen virale infecties en abnormale celgroei) : o.a. in look, Ginseng, zeevis- en vruchten, granen, groenten...

      • GSH : centrale stof in de immuniteit en de ontgifting ; activeert de thymusklier.

      • magnesium chloride : verhoogt de immuniteit, de fagocytosecapaciteit van de witte bloedcellen en maakt het lichaam meer yang en dus resistenter.

 

2de lijnsverdediging : vit E + Se, vit B-complex, Arginine, Lysine, Taurine, thymusextract...

 

      • vit E + Se : beschermt tegen VR-schade, versterking van de AL synthese en van de activiteit van de fagocyten.

      • bioflavonoïden : verbeteren de werking van vit C (voorkomen oxidatie van vit C), reduceren ontstekingen allergische reacties.

      • vit B complex (B5, B6, B9) : een tekort doet de circulerende antilichamen significant dalen : zij versterken dus het IS.

      • arginine : betrokken bij de immuunmodulatie en secretiebevorderende stof voor het groeihormoon (doch versterkt de virale groei).

      • lysine : hoge concentraties belemmeren de virale groei.

      • taurine : verbetert de fagocytose-activiteit.

      • thymusextract : bevat thymosine, zink en thymuline.

 

 

Er bestaan een wederzijdse beïnvloeding tussen immuuncellen, zenuwcellen en endocriene cellen. Onderlinge communicatie gebeurt via boodschappermoleculen die zich hechten aan membraanreceptoren (zie ook : "Cel-cel communicatie").

 

    • bepaalde mediatoren van een type systeem (neuropeptiden voor het zenuwstelsel (ZS), cytokines voor het immuunsysteem (IS) en hormonen van het endocrien systeem (ES)) vinden hiervoor aangepaste receptoren op de cellen van de twee andere systemen.

 

    • ook kan interactie ontstaan door adhesie welke zorgt voor een direct contact tussen de cellen van de verschillende systemen.

 

    • de beïnvloeding van het centraal zenuwstelsel op de endocriene klieren gebeurt met de hulp van de hypothalamo-hypofyse-bijnieras : de hersenen werken in op de hypothalamus, die inwerkt op de hypofyse die vervolgens inwerkt op de endocriene klieren : schildklier, bijnieren, testes en ovaria.

 

 

Het systeem functioneert bidirectioneel (in beide richtingen) :

 

ZS - IS

      • actie van het ZS op de immuunrespons :

        • bepaalde vrijgestelde neuropeptiden thv de zenuwuiteinden stimuleren of remmen de immuunrespons

 

IS - ZS

      • actie van de immuuncellen op de zenuwcellen :

        • bepaalde cytokines vrijgesteld gedurende een infectie kunnen koorts, verlies van eetlust en slaapstoornissen veroorzaken

 

ES - IS

      • actie van de endocriene klieren op de immuunrespons :

        • de hormonen TSH, GH en Prolactine (PRL) stimuleren de synthese van  thymuline en dus ook van de productie van antilichamen

        • de hormonen DHEA, GH en cortisol verbeteren de werking van alle immuuncellen

        • de endogene opioïden enkefaline en endorfine kunnen de secretie van thymuline verhogen

        • de peptidehormonen (LH, FSH...) vertonen een stimulerende werking op de secretie van thymuline

        • de glucocorticosteroïden remmen alle componenten van de immuunrespons

        • ...

      • actie van geslachtshormonen : de seksuele hormonen (testosteron, progesteron en estrogenen) remmen de secretie van thymuline

        • estrogeen : beïnvloedt rechtstreeks de expressie van een aantal genen betrokken bij de immuniteit, bv. het gen dat codeert voor interferon gamma. Die activeert de immuunrespons tegen ziekten. Estrogeen activeert ook de B-lymfocyten die antilichamen (en auto-antilichamen) aanmaken...

        • progesteron : T-lymfocyten en macrofagen hebben receptoren voor progesteron. Wanneer progesteron daaraan bindt, verschuift het immuunsysteem in de richting van een respons met antilichamen en auto-antilichamen  (verschuiving van Th1 naarTh2-immuunrespons). 

        • testosteron : zowel B- als T-lymfocyten hebben receptoren voor testosteron, dat de immuniteit door neutrofielen, NK-cellen, macrofagen... onderdrukt (daarom zouden mannen minder last hebben van auto-immuunziekten).

        • ...

 

IS - ES

      • actie van de immuuncellen op de endocriene klieren :

        • de interferonen α, β en γ verhogen de productie van glucocorticoïdes en van androgenen door de bijnier

        • de cytokines, interleukines IL-2 en IL-6, verhogen de secretie van CRF (Corticotropin releasing Factor), een facteur die het hypofysaire corticostimuline door de hypothalamus  vrijstelt

        • thymuline komt tussen in de vrijstelling van LH en LHRH, en in de productie van PRL en GH

        • ...

 

         

Immuunmodulatie

 

De term "immunomodulatie" wijst op een positief (stimulatie) of negatief effect (onderdrukking). De immunostimulatie wordt profylactisch en therapeutisch gebruikt om zowel de specifieke als de niet specifieke verdeigingssystemen in het lichaam te stimuleren, met de hulp van microben, chemische stoffen, fytofarmaceutische stoffen en andere bereidingen.

 

Immunomodulatoren verhogen de resistentie tegen infecties door stimulatie van de locale verdedigingsmechanismen, zoals de productie van antilichamen, de vorming van T-killer lymfocyten en door activatie van de fagocytose.

 

Bacteriële extracten worden actueel beschouwd als een van de beste exogene immunomodulatoren.

 

Bepaalde bacteriële extracten zijn in staat de functies van de macrofagen en van de lymfocyten te stimuleren. Zij kunnen Natural Killer cellen (NK) activeren alsook de productie van antilichamen (IgA) en van cytokines zoals het γ interferon.

 

Een groot aantal planten kunnen ook beschouwd worden als immunomodulatoren : Echinacea, Russische ginseng, Ginseng, Thuya, Leverkruid...

 

 

         

Praktisch :

 

Het herstellen van de darmbarrièrefunctie is het voornaamste objectief indien we resultaat willen bereiken.

 

De behandeling van lekkende darm moet gericht zijn op het herstellen en versterken van het immuunsysteem in eerste instantie, en op het herstellen van het darmslijmvlies in tweede instantie. De drie belangrijkste fenomenen die de immuniteit negatief beïnvloeden : zwakke voedingstoestand (tekorten aan vitaminen, mineralen, vetzuren en verstoring van de darmfunctie), zwakke psychische toestand (stress, angst, slaapproblemen...) en zwakke fysische toestand. Daarnaast leiden voedselintolerantie-reacties tot een overstimulatie van het immuunsysteem (zie ook : "Nutribalans").

 

 

* Relatie immuniteit - voeding :

 

Verslechtert de voedingstoestand dan gaat dit ten koste van de immuunrespons. Slecht gevoede bevolkingsgroepen bezitten dan ook minder weerstand tegen ziekten, vooral tegen infecties. Enkel een gevarieerde en evenwichtige voeding staat garant voor een goede immuniteit. De eerste verdedigingsregel vereist zo de consumptie van natuurlijke, complete niet bewerkte voedingsmiddelen. Zelf en gevarieerd koken! Het objectief is eigenlijk tegelijkertijd complex en eenvoudig : kiezen voor een voeding rijk aan vitaminen, mineralen en vetzuren, in het bijzonder de omega3 VZ, en de consumptie van dierlijke vetten verlagen. Eetwijzen met veel verzadigde vetten en gewichtstoename doen de immuunrespons immers geen goed.

 

Geen enkel kruid, vitamine, mineraal of nutriënt alleen kan een ziekte genezen. Toch kunnen bepaalde stoffen de immuniteit verbeteren/ondersteunen :

 

    • Groene groenten : de intra-epitheliale lymfocyten in groene groenten zorgen voor het correct functioneren van de immuuncellen (T-lymfocyten, killercellen) in de darm en thv de huid .

 

    • Nutriment op basis van rijstproteïnen, verrijkt met threonine en lysine (aminozuren beperkt aanwezig in het rijstproteïne) : voor het tijdelijk vermijden van de meest voorkomende voedingsallergenen en van allergische of inflammatoire reacties...

 

 

 

    • Bijenproducten : stuifmeelpollen (in yoghurt of smoothie), koninginnebrij.... (honing bevat teveel suiker)

 

    • Appelazijn : azijn verbetert de darmflora en de immuniteit....

 

    • Probiotica : probiotica beschermen van de integriteit van de darmslijmbarrière, bv. melkwei, waarvan de bifidogene peptiden (FSC, Lactoferrine...) een sterke immuunbeschermende activiteit bezitten.

 

    • Glutamine (glutaminezuur 500mg tot 1g/d) voor de energieaanvoer voor de enterocyten : alle cellen met een korte turn-over verbruiken veel energie en doen hiervoor meestal beroep op L-glutamine. Aanbevolen bij ondersteuning van de lever- en immuunfunctie. Men schat de dagelijkse aanvoer via de voeding op 5 tot 10g glutamine per dag. Bij problemen met de doorlaadbaarheid van de darm (Leaky Gut) zijn supplementen glutamine aangewezen.

 

    • Bèta 1.3/3.6 glucan : met macrofagen activerende, interferon inducerende en anti-oxidatieve eigenschappen. Het is de meest krachtige modulator van de immuunrespons. O.a. in Japanse paddestoelen : Shiitake (lentinan, AHCC (Active Hexose Correlated Compound)), Maitake (AHCC (Active Hexose Correlated Compound)), oesterzwam (pleuraan)... Betaglucanen zouden het aantal eosinofiele witte bloedcellen doen dalen en de IgE-titers stabiliseren (gezien bij jonge kinderen ).

 

    • Pelargonium sidoides (Kaapgeranium), die in bepaalde streken van Zuid-Afrika voorkomt. Uit de wortels wordt het "umckaloabo" ("ernstige hoest" in het zoeloe) vervaardigd. Deze stof bedekt de slijmvliezen met een schermende film die verhindert dat virussen en bacteriën er zich aan hechten (wat ook het werkingsprincipe is van Tamiflu°). Het oefent een sterk modulerende invloed uit op de immuunrespons Phytomedicine, 2010 Sp 16 - Luna LA Jr, et al. :

      • het middel doet de macrofagen meer interferon produceren waardoor de NK-cellen geïnfecteerde cellen gemakkelijker herkennen en vernietigen.

      • het middel moduleert de productie van het secretoir IgA in het speeksel (stijging), alsook van de cytokines IL-15 en IL-6 (daling) in het neusslijmvlies.

(het umckaloabo wordt door het Zwitsers labo Schwabepharma uit Küssnacht gecommercialiseerd).

 

    • CoQ10, MSM, Zn : voor het beperken van de mogelijke voedingsallergie- en intolerantiereacties bij overmaat toxines. CoQ10 (100 tot 200mg/d), MSM (4g/d), organisch Zn (30 tot 50mg/d).

 

    • Bereidingen op basis van thymus : de toediening van thymomoduline via orale weg ondersteunt de herpopulatie van de darmvlokken door immunocompetente cellen.

 

    • Het ACP-systeem in balans brengen :

 

      • het ACP systeem activeren :

        • supplementen Ca en Mg : zijn nodig bij de vorming van C3

        • inuline : is een fructose polymeer : komt tussen bij de recuperatie van C3b in de lus C3b ---> C3bB ---> C3 convertase ---> C3b

 

      • het ACP systeem remmen :

        • met het KAF-enzym (C3b inactivator) en met trypsine

        • door regulatie van de maagsappen : betaïne HCl (helpt ook eiwitten splitsen), Molkosan° (aanzuren van de maag)...

        • met vitamine U : dl-methioninesulfoniumchloride (methionine + S + MSM)

        • met siaalzuur (NANA) : remt de C3 activatie

 

    • Anti-endotoxine maatregelen  :

 

      • minder endotoxines aanvoeren, waardoor de overgroei van bacteriën daalt. Minder endotoxinen door dieetverandering (belang gedissocieerde voeding), door een betere mondhygiëne (betere vertering, base voeding), door gefermenteerde voeding (melkzuurproducten).

      • binden van endotoxines met vezels (groentendieet), bentoniet, kaopectaat, houtskool, pectine, haverzemelen, lecithine...

      • remmen van de absorptie van endotoxines door de kwaliteit van de darm te verbeteren : door probiotica met lactobacillen : zij onderdrukken de groei van ongewenste organismen, verlagen de activiteit van rottingsorganismen en carcinogenen en spreiden een breedspectrum activiteit ten toon tegen voedingspathogenen (door de aanmaak van antibacteriële stoffen zoals melkzuur, azijnzuur, waterstofperoxide, natuurlijke antibiotica zoals acidoline, acidophiline, lactocidine). Tegen een overmaat pathogenen echter zijn er onvoldoende antibacteriële stoffen voorhanden.

      • uitschakelen van de ER-suppressoren : geen suiker, alcohol, parasieten waardoor de activiteit van het ER wordt opgedreven.

      • beschermen met antioxidantia van de lever tegen de lipidperoxidatie schade door endotoxinen : vitamine E (gamma), sylybine in Mariadistel, koffielooizuur in koffie, tannines in thee, bètacaroteen,  selenium, vitamine C...

      • ...

 

 

 

    • Verzadigde vetten stimuleren de vorming van ontstekingsfacotoren door het immuunsysteem: omega3 vetzuren verminderen de productie ervan en ondersteunen de tolerantie door de auto-immuun T-cellen te helpen opruimen. Omega3 vetzuren en vitamine D werken naast elkaar in de kern van de cel waar zij de genexpressie reguleren.

 

    • Mineralen en vitaminen :

      • ijzer : ijzer is essentieel bij verschillende stappen van de immuunrespons ; ijzer stimuleert de proliferatie van de lymfocyten en de functie van de neutrofielen

      • zink :

 

        • Zn stimuleert de groei van T-lymfocyten : Zn-deficiëntie kan leiden tot een daling van de functie van het immuniteitstelsel (IS) en tot een verhoogde gevoeligheid voor infecties

        • Zn herstelt de thymus : het speelt een essentiële rol bij de groei en het herstel van de thymus

        • Zn verhoogt de capaciteit van de macrofagen

 

      • Cu-Zn-Au als oligo-elementen : verhoogt de respons tegen inflammatoire en infectieuse toestanden (diathese IV)

      • Ca en Mg : zijn nodig in het complementsysteem

      • mangaan : bezit een anti-allergisch effect

      • selenium : met sterke antioxidant eigenschappen

 

 

 

* Relatie immuniteit - geest :

 

Tot wat leidt het te zorgen voor een sterk lichaam als het hoofd niet mee kan? Er bestaat immers een parallellisme tussen immuniteit en identiteit. De opbouw van een goede immuunweerstand gaat niet zonder een goed identiteitsbesef. De immuniteit beschermt de individuele identiteit door elke vreemde (niet-eigen) molecule aan te vallen. De identiteit is echter niet alleen maar genetisch weefselgebonden maar is ook gedragsgebonden. Een gebeurtenis die ervaren wordt als een agressie beïnvloedt het immuunsysteem via de 5 zintuigen (cognitieve route): de tastzin via de huid en de slijmvliezen, het gezichtsvermogen met lymfocyten Lie, de reukzin met lymfocyten T, CD4, CD8, het gehoor met leukocyten/neutrofielen en de smaakzin met macrofagen.

 

Angst maakt ook dikwijls ziek. De chronisch onderhouden schrik voor iets kan dat iets uitlokken. Reden te meer om kalm te blijven : de beste bondgenoot tegen ziekte is gemoedsrust.

 

Zie ook : "Autonome regelsystemen, het geheel".

 

 

* Relatie immuniteit - fysische beweging :

 

Bewegen stimuleert de lymfe-circulatie en draagt zo bij tot de eliminatie van afvalstoffen (toxines) uit het organisme. Bewegen heeft een antidepressieve werking, doet de zorgen vergeten, doet beter slapen, helpt de gewrichten versoepelen/smeren en voorkomt artrose...  Bewegen buiten in de natuur natuurlijk : niets beter dan regen, wind, modder, zon, alternerend koude en warmte voor een betere weerstand en gezondheid.

 

Bewegen moet ook zijn plaats vinden als een van de eerste therapeutisch wapens : fysische bewegingen verbeteren de gezondheidstoestand van de patiënt even goed als medicatie. Alleen is er geen geld om dit te bewijzen. Niemand heeft er voordeel aan de weldoende kracht van bewegen of sport te bewijzen. Niemand, behalve de zieken!

 

 

* Relatie immuniteit - omgeving :

(menselijke en milieubiodiversiteit)

 

Menselijke welvaart en welzijn hangen af van het goed functioneren van vele andere levensvormen, ecologische relaties en leefgebieden 2009, Hans Van Dijck, Biodiversity Research Center (UCL) België .

 

      • contact met anderen : "A kiss a day keeps the doctor away". Bij de tongkus wisselen niet alleen eiwitten en vetten van eigenaar maar ook 40.000 parasieten en 250 verschillende bacteriesoorten. Daarnaast doet kussen ontspannen, waardoor er minder histamine vrijkomt dat een rol speelt in de allergische reactie.

      • een rijke wilde zoogdierenfauna verlaagt het risico voor de mens op ziekten veroorzaakt door zoogdieren : zo is in een gebied met veel wilde zoogdieren het risico op bv. een tekenbeet kleiner. Daar tekenbeten bij ons meer en meer voorkomen wijst dus op een teloorgang van onze biodiversiteit.

      • het contact met fauna, flora en natuurlijke landschappen beïnvloedt de geestelijke toestand van de mens, het kalmeert ons.

      • biodiversiteit is heel belangrijk : allergieën zijn zo zeldzaam in een biodiverse omgeving met veel vlinders : we hebben een biodiverse omgeving nodig voor een volledige ontwikkeling van ons immuunsysteem.

 

 

Concrete tips voor een goed immuunsysteem :

 

    1. ga naar buiten, zoek de natuur en de zon op voor voldoende aanmaak van vit D sulfaat (die beter is dan de orale vetoplosbare vorm) en beweeg

    2. onderhoud sociale relaties maar was regelmatig de handen

    3. wees kieskeurig in de voedselkeuze : biologisch, seizoeneigen, vers, rauw...

    4. drink voldoende : water of (groene) thee

    5. vermijd stress of leer stress beheersen, leer omgaan met angst : yoga, meditatie, Mindfulness (zie : "Stress"), ademhalingsoefeningen ... kunnen de negatieve effecten van overdreven stress ongedaan maken

    6. zorg voor voldoende rust en slaap

    7. vermijd een dieet met teveel suikers (vooral fructose) en teveel granen : zij zorgen voor een verstoring van de darmflora (gisting)

    8. kies voor goede vetten zoals omega3 vetzuren van dierlijke oorsprong (EPA/DHA in krill, makreel...) en vermijd omega6-rijke vetten (oliën met vooral linolzuur) en geharde vetten (transvetzuren).

    9. maak gebruik van natuurlijke antibiotica, ook werkzaam tegen bacteriën, virussen en protozoën : Look, Oregano-olie (Wilde marjolein), colloïdaal zilver...

    10. gelukkig zijn en lachen zijn natuurlijke boosters van je immuniteit.

 

 

 

          

 

 

 ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD        Laatste versie : 17-mrt-24                     

DisclaimerDisclaimer

 

De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.

 

In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.