Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.
Laatste bijwerking : 2021.11.19
Virussen missen het vermogen zichzelf door deling te vermenigvuldigen omdat ze niet in staat zijn de daarvoor benodigde bestanddelen (DNA of RNA) aan te maken. Virussen bestaan enkel uit een nucleïnezuur (DNA (mazelen, pokken...) of RNA (VIH, Covid-19...)) en uit proteïnen. Om te overleven zijn zij dus verplicht stoffen te gebruiken van een ander organisme (gastheer) : zij moeten hiervoor hun eigen genetische materiaal injecteren in een cel, haar misleiden en verplichten de proteïnen aan te maken waaruit zij zijn opgebouwd. Een virus zal daarom trachten, als het eenmaal het organisme is binnengedrongen, zo snel mogelijk een cel te penetreren. Virussen gebruiken dan het metabolisme van de cel, dus de manier waarop een cel zich voedt, ademt, zich ontwikkelt...om zich te vermenigvuldigen (replicatie) en om eventueel andere cellen te besmetten.
In feite zou een virus niet zover mogen komen : eerste en tweedelijns verdedigingssystemen zijn erop gericht de uiteindelijke bezetting van cellen door een virus kost wat kost te voorkomen. Indien er echter slordig wordt omgegaan met zijn lichaam (slechte voeding en levensstijl) zullen die verdedigingssystemen op termijn hun doeltreffendheid verliezen. De activatie en de verspreiding van een microbe is dan niet meer de oorzaak maar het gevolg van een onevenwicht.
Virussen geraken binnen in gastheercellen via pH-gevoelige endocytose. Studies met het SARS-CoV-1 suggereren dat virussen een zure omgeving nodig hebben om de gastheercel binnen te dringen . Bij licht basische bloedwaarden vanaf pH 6 worden de cellen al minder gevoelig voor virussen en bij nog hogere waarden maken ze die inactief
. Meer info : "Zuur-base evenwicht".
Een virus kan zich enkel ontwikkelen wanneer het bio-elektronisch terrein zich er toe leent, zoals planten ook alleen hier en daar groeien, of zelfs helemaal niet op andere plaatsen. In ons lichaam zijn de bio-elektronische parameters die de ontwikkeling van bacteriën bevorderen het bewijs dat ons organisme zich verzet. Microben kunnen zich daarom enkel vermenigvuldigen wanneer het terrein voor hen voldoende gunstig is.
Uit onderzoek bleek dat de microbiële activiteit stopte van zodra de gezondheidsparameters zich herstelden (normen : pH 7 / rH2 21). Wat bewijst dat de ontaarding van het terrein de microbiële activiteit tijdens de verschillende stadia van de ziekte bepaalt, en niet het omgekeerde.
Virussen zijn parasieten : zij kunnen niet zonder ons leven, zij kunnen zich alleen vermenigvuldigen in de cel van een "gastheer" (in tegenstelling tot bacteriën die zich overal kan voortplanten mits er voedingsstoffen aanwezig zijn). Virussen hebben ons nodig want, indien de drager sterft, sterven ook de virussen. Virussen betekenen daarom niet het grootste gevaar, dat zijn eerder andere autonome levensvormen zoals bacteriën. Maar virussen kunnen extreem lang overleven in een soort winterslaap en dan plots opduiken.
Een virus is geen levend wezen zoals de mens (maar een ander soort leven), zodat antibiotica nutteloos zijn. Virussen zijn ondermeer de oorzaak van griep, mazelen, rode hond, bof, aids, Covid, bronchitis, verkoudheid, keelpijn, diarree... Alleen antivirale middelen kunnen helpen. Maar virussen helpen ons ook ... (zie "Microbioot").
De virale infectie is in het algemeen systemisch : ze tast in het lichaam verschillende delen of systemen tegelijkertijd aan. Zo kan een loopneus samen gaan met ademhalingsproblemen, hoest of hoofdpijn...
Een falend verdedigingssysteem
De oorzaken van een falend verdedigingssysteem
De symptomen van een chronisch falende verdedigingssysteem
Enkele virussen verantwoordelijk voor een chronische virale infectie
Bacteriofagen : een geval apart
Inhoud :
De eerste lijnsverdediging doet beroep op T-cellen (zie : "Immuunrespons"). Zij verzekeren de cellulaire immuniteit. In normale omstandigheden functioneren zij het snelst en zijn daarom het meest competent om de celpenetratie van de virussen te voorkomen door ze tijdig te elimineren.
Wat gebeurt er nu wanneer het systeem is verzwakt? Voordat het lichaam zijn afweerkrachten voldoende heeft gemobiliseerd hebben vele virussen zich reeds in de cellen begeven. Afhankelijk van de virulentie ontstaat er vervolgens een al dan niet acute virale infectie.
Zijn er veel "vrije" virussen in het lichaam binnen gedrongen maar nog niet in de cellen dan kan de afweer krachtig tussenkomen (de in de cellen binnengedrongen virussen zijn meestal voor het lichaam niet meer zichtbaar omdat veel cellen geen kenmerk "geïnfecteerd" vertonen). De duidelijk optredende infectie lokt een aantal gecoördineerde maatregelen uit die er toe leiden dat :
alle vrije virussen in het organisme worden geëlimineerd
alle cellen worden gewaarschuwd voor een dreigende virusaanval
de als "geïnfecteerd" gemerkte cellen worden aangemaand de inwendige virussen te elimineren of toch minstens hun replicatie te remmen
Afhankelijk van de kwaliteit van de antivirale afweer in deze fase, zal het virus al dan niet tijdig worden verwijderd.
Zijn er reeds cellen met het virus besmet maar niet als dusdanig herkend dan moet de cel maar zelf trachten zich van het virus te ontdoen. Slaagt de cel daar niet in, en vermenigvuldigt het virus zich ondertussen verder, dan zal die cel na verloop van tijd afsterven door een tekort aan voedsel voor het virus. Op dat moment komen de virussen uit de cel en staan ze weer bloot aan de werking van het immuunsysteem (koorts wijst op een verdedigingsreactie van het organisme).
Het is van cruciaal belang dat op dat moment de afweer sterk en alert is, opdat nieuwe celpenetratie door deze virussen wordt geremd. In deze fase moet het afweersysteem al haar antivirale functies optimaal coördineren waaronder het stimuleren van T-lymfocyten, leukocyten en viraal bezette bindingsweefselcellen tot het afscheiden van de lymfokinestof interferon die de viraal besmette cellen van een antigeen-kenmerk voorziet en de NK-cellen activeert.
Vervolgens ontwikkelt zich een ontstekingshaard, een mechanisme dat het organisme aanzet zich te verdedigen. De geïnfecteerde cel wordt door miljoenen witte bloedcellen omringd en blokkeert hierdoor haar zuurstofopname. Deze cellulaire ademhalingsblok lokt fermentatie uit met vorming van koolstofdioxide en melkzuren, wat op zijn beurt het celmilieu verzuurt en de virusdeling belemmert. Fermentatie gaat gepaard met locale warmtevrijstelling wat de virussen in de cel doodt. Wanneer de cel sterft, sterven de witte bloedcellen ook en laten hierbij stoffen vrij die op hun beurt ook de lichaamstemperatuur doen stijgen (koorts). Deze verhoogde lichaamstemperatuur is nefast voor andere vrij in het lichaam aanwezige virussen. De onderliggende strategie is dus dubbel : temperatuurstijging locaal in de cel en algemeen in het lichaam (koorts). Samen stoppen deze twee reacties de virale infectie.
Zijn er nu zodanig veel lichaamscellen geïnfecteerd dan betekent dit een belasting voor het lichaam, wat kan leiden tot het "post-viraal syndroom" : een groep ziektebeelden waarvan het gezamelijk kenmerk is dat de klachten worden veroorzaakt door een laag actief virus. Tot die klachten behoren : spierpijnen, hoofdpijn, hypoglykemie, voedselallergieën, schimmelinfecties (candida)... Het is het gevolg van het onvermogen van het organisme om het virus te elimineren vóórdat het massaal in de cellen penetreert. Doch waarom is het zover gekomen?
Tot de groep van factoren die ons afweersysteem belasten behoren :
voeding : te hoge calorie-inname, teveel geraffineerde koolhydraten, teveel voedingsadditieven die het afweermechanisme belasten, te veel verzadigde vetten, te weinig onverzadigde, nodig voor de aanmaak van de noodzakelijke prostaglandines, teveel dierlijk eiwit wat leidt tot de accumulatie van ongewenste stoffen zoals purines, urinezuren, ammoniak... die door het organisme moeten afgebroken worden (ontgifting), overmatig alcoholgebruik wat leidt tot opstapeling van aldehyden, stoffen die op termijn het afweersysteem negatief beïnvloeden...
Men weet wel dat de immuunverdediging van een individu wordt belaagd bij het eten van gekookt eten. Als de witte bloedcellen zich mobiliseren wijst dit erop dat het organisme toch eerder rauw eten lust. Eigenlijk is het simpel : hoe natuurlijker en oorspronkelijker de voeding, hoe beter voor het organisme.
vitamine D : er zijn niet meer virussen in de winter, maar we bezitten dan minder immuunstimulerende stoffen zoals vitamine D (door het mindere zonlicht). Vitamine D wordt actueel beschouwd als een sterke immuunmodulator die in staat is de celimmuniteit te verbeteren en de fagocytaire capaciteiten van de macrofagen te verhogen. Daarnaast krijgen we in dit deel van het jaar ook minder beschermende substanties via de voeding binnen, zoals vitamine C en de plantaardige polyfenolen in planten. Een Japanse studie toonde aan dat vit D3 supplementen een 58% lager risico op influenza bij schoolkinderen lieten zien. Geen enkel vaccin kan een dergelijke werkzaamheid voorleggen...
levensstijl : chronisch slaaptekort, chronische negatieve stress : doet de productie van thymus-hormonen dalen die de afweer aansturen (zie : "Immuunrespons")...
milieu : lucht- en grondvervuiling, ioniserende straling, roken.... hebben op termijn een afweerverzwakkende en ontregelende werking.
leeftijd : kinderen zijn gevoeliger aan virale infecties omdat hun immuunsysteem nog niet zo'n groot geheugen heeft. Anderzijds wordt het immuunsysteem bij bejaarden minder performant en zwakker.
In principe geraakt men niet meer van virussen af. Men kan wel de virussen onder controle houden door een zodanige situatie te creëren dat een alert, sterk immuunsysteem een zodanige bewaking uitvoert dat de virussen zich minimaal kunnen manifesteren en vermenigvuldigen (latente fase).
Elke kleine verdere belasting op de immuniteit kan ertoe leiden dat de delicate balans tussen de virale activiteit en afweercontrole verstoord raakt waardoor de latente infectie zich kan uitbreiden. Zowel een acute virale infectie als een langdurige latente fase kunnen leiden tot het post-viraal syndroom.
Het behoud van de latente fase vraagt inspanningen op gebied van dieet en op het vlak van levensstijl. Immunologische processen kunnen immers niet zonder voedingsstoffen tot stand komen.
Wanneer een virus bv. een spiercel binnendringt zal het RNA-gen van het virus worden afgezet op het RNA van de binnengedrongen cel. Door gebruik te maken van het cel-RNA vormen de geactiveerde genen nieuwe virussen. Door de aanwezigheid van virale RNA-deeltjes treedt een blokkering op van de energieproductie van de mitochondria door beschadiging van de normale enzymproductie en activiteit. Indien spiercellen nodig zijn als energieproducenten voor de spierbeweging leiden enzymtekorten hierbij tot de opeenhoping van melkzuur. Dit kan het energieverlies, de krampen en de spierpijnen verklaren die vaak bij inspanning optreden.
Virussen kunnen ook de oorzaak zijn van de afgifte van histamine en andere factoren in de darm en de longen, met als gevolg het optreden van allergische reacties. Vaak blijkt dat allergieën worden voorafgegaan door virusinfecties. Het mechanisme zou stoelen op een verstoring van de verhouding T-helper- / T-suppressorcellen (zie : "Immuunrespons"). In het vroege stadium van een virale infectie zijn de T-suppressorcellen in aantal verminderd of onderactief waardoor de activiteit van de T4-cellen (helper) niet geremd kan worden. Omgekeerd, bij een chronische virale infectietoestand, zijn de T-helpercellen zodanig verzwakt dat de cellulaire afweerfuncties achteruitgaan.
Bij een chronisch falend verdedigingssysteem worden dikwijls abnormale spiegels gezien van de interleukine-1 bèta (IL-1B : zie "Cytokines") en van immunoglobulinen (zie : "Antilichamen") : een tekort zal leiden tot een verzwakking van de afweer, elk exces tot overgevoeligheid. Vaak wordt een verminderd IgA- en een toegenomen IgM-niveau gezien, wat wijst op een immuunprobleem. Later kunnen ook IgD, IgG, IgA of IgE worden gevormd.
Ook wordt meestal een ijzertekort vastgesteld wat wijst op een verstoord ijzermetabolisme.
Auto-antilichamen werden aangetoond, vooral tegen glad spierweefsel. Deze zijn hoofdzakelijk geassocieerd met een slechte leverfunctie en een bepaald type chronische hepatitis.
Vaak treedt ook een opportunistische secundaire Candida-infectie op na een virale infectie : dit komt omdat het belangrijkste deel van de antivirale afweer, de T-cel- of cellulair immuunsysteem tevens is belast met de afweer tegen parasieten zoals candida-schimmels. Deze schimmels kunnen ontstaan uit gistcellen die in de darm voorkomen en veroorzaken er spijsverteringsproblemen (maag- en buikpijn, gasvorming...) en darmstoornissen zoals een verhoogde doorlaadbaarheid van de darm ("Leaky Gut syndrome"). Hierdoor kunnen gistcellen/schimmels de bloedbaan bereiken en zich van daaruit verder koloniseren. Naast een virale belasting komt daar dus een parasitaire belasting bij én een eiwitbelasting.
Candida-overgroei kan ook de hersenfuncties verstoren, waaronder metabole verstoringen van de neuronen, membraanafwijkingen en een afgenomen zuurstofvoorziening, en is geassocieerd met een reeks van psychische klachten zoals concentratieverlies, geheugenverlies, depressie, onverklaarbare angst, slaperigheid, oorsuizen, duizeligheid en hallucinaties bij inslapen. Hersensymptomen kunnen ook gerelateerd zijn aan allergieën, waarbij zwelling van het hersenweefsel of de introductie van vreemde eiwitten in de hersenen kan optreden.
Algemene verschillen tussen bacteriële en virale infectie :
virale : ze tast in het lichaam verschillende delen of systemen tegelijkertijd aan. Zo kan een loopneus samen gaan met ademhalingsproblemen, hoest , keel- of hoofdpijn... met bijkomende symptomen als algemene moeheid, futloosheid, asthenie.
bacteriële : de klassieke symptomen van een bacteriële infectie zijn lokaal : roodheid, warmte, zwelling en pijn op de plaats van de infectie. Bij keelpijn of oorpijn die veroorzaakt wordt door een bacterie, is er vaak alleen pijn aan één kant van de keel.
Zoals alle soorten zijn ook virussen expansief. Indien echter hun normaal expansiedomein wordt beperkt (ontbossing, overdreven bejaging, verzadiging van de contaminatie van het soort), gaan sommigen onder hen, om zich verder te kunnen ontwikkelen, muteren binnen een andere soort dan in hun origineel expansiedomein. Zij ontwikkelen hiervoor nieuwe aanpassingscapaciteiten ten opzichte van hun tweede gastheer-soort, waarvan de meest gevaarlijke kozen voor de mens als gastheer.
Overzicht :
de herpesvirussen : herpes simplex I en II, varicella zoster, Epstein-Barr virus (EBV), cytomegalovirus (CMV) en humaan herpesvirus 6 (HHV6)
de enterovirussen : echovirus, poliovirus, coxsackievirus
de circovirussen : Human circovirus (HCirV-1) ; de oorsprong van het virus, of het nu bij mensen of bij dieren circuleert, moet nog worden vastgesteld
de arbovirussen : alfa-, flavi-, bunya- en orbivirussen
de norovirussen : die o.a. virale gastro-enteritis veroorzaken
de orthomyxovirussen : familie van RNA-virussen waaronder het virus dat influenza A en B (griep, vogelgriep (H5N1)) veroorzaakt, RSV (Respiratoir Syncytieel virus), HMPV (humaan metapneumovirus)
de coronaviridae : SARS-COV-1 (Severe Acute Respiratory Syndrome-Coronavirus-1, China 2003°, 8000 doden), SARS-COV-2 (of ook Covid-19 (Corona disease-19) genoemd, China 2019°, 3.5 miljoen doden (2021))
de overige virussen : rubella (rubivirus), hepatitis A en B en mazelen
Een acute virale infectie wordt meestal gevolgd door een chronische. Doch ook zonder een acute virale infectie kan een chronisch ziektebeeld ontstaan. Blijkbaar is de afweerreactie zodanig verzwakt dat zij niet meer in staat is het virus onder controle te houden.
Sommige kleine virussen zoals de bacteriofagen zijn de natuurlijke vijanden van bacteriën en kunnen ons helpen in onze strijd tegen bacteriële infecties. Een van de hoofdeigenschappen van bacteriofagen is hun specificiteit : elke bacteriofage kan één bepaalde bacteriestam (en soms ook bacteriën van dezelfde familie, maar geen andere bacteriestam) besmetten. De vernietiging slaat enkel op de bacterie die moet worden uitgeroeid. Bacteriofagen zijn onschadelijk voor de mens en vertonen niet de ongewenste bijwerkingen van antibiotica. Bacteriën en bacteriofagen evolueren sedert duizenden jaren samen in een oorlog waarin afwisselend de ene of de andere de overhand neemt, zonder echter elkaar te vernietigen.
De idee bacteriofagen te gebruiken (die enkel bacteriën besmetten) is niet nieuw (1940). Maar de fagotherapie werd verlaten bij de opkomst van de antibiotica. Enkel Russische onderzoekers gingen op dezelfde weg verder. Bij ons overheerste immers de mening dat een aan één bepaald antibioticum resistente bacterie onmogelijk resistent kon zijn aan een ander. Ten onrechte... Hoe meer antibiotica gebruikt worden, hoe resistenter bacteriën worden. Want bacteriën kunnen "leren"...... En sedert 20 jaar werden geen nieuwe antibiotica meer ontwikkeld.
Studies toonden aan dat bacteriofagen toelieten een bestaande infectie te behandelen en in staat waren een infectie te voorkomen indien zij 24 uren ervoor werden toegediend.
Ondertussen worden wel bacteriofagenoplossingen vrij verkocht in apotheken in Rusland en Georgië... Bij ons daarentegen is een behandeling met bacteriofagen niet toegelaten omwille van ontbrekende wetenschappelijke studies die voldoen aan onze westerse standaarden en wordt dus niet erkend als geneesmiddel in Europa en in de VS .
Nadeel is wel dat bacteriofagen enkel bacteriën kunnen besmetten door contact (lokaal op de huid, via aerosol voor longinfecties), wat niet altijd mogelijk is. Sommige bacteriën ontwikkelen zich immers binnen menselijke cellen, waardoor zij onbereikbaar worden voor bacteriofagen (die zelf niet in de cel kunnen binnendringen). Bij zo'n infectie (bv. door Mycobacterium tuberculosis) moeten bacteriofagen ingezet worden vooraleer deze bacteriën de kans krijgen de lichaamscellen binnen te dringen of na hun vrijstelling uit deze cellen, om hun verspreiding over andere cellen te verhinderen.
Wat fagotherapie (of faagtherapie) vooral mist zijn investeringen. We kunnen niet ontkennen dat artsen jaren afdoende resultaten hebben bereikt met fagotherapie. Deze artsen waren niet gekker dan deze die ons overmatig antibiotica voorschreven, met alle gevolgen vandien... Nu wordt terug onderzoek gedaan met fagotherapie, o.a. bij patiënten met moeilijk te behandelen infecties, zoals mucoviscidose (taaislijmziekte) .
Er loopt ook een Europees project (Phagoburn), waarbij o.a. het Militair Hospitaal (Koningin Astrid) in Neder-over-Heembeek bij betrokken is. Daar wordt de toepassing onderzocht van bacteriofagen in de bestrijding van infecties van brandwonden door de E. coli-bacterie.
Fagen zijn bionatuurlijke producten en komen overal voor waar bacteriën woekeren, zodat zij gemakkelijk ter beschikking staan om als remedie te worden ingezet. Farmaceutische laboratoria zouden zich hieraan wel interesseren, indien zij deze antibacteriële virussen zouden kunnen breveteren. Hiervoor zou men deze laatsten genetisch moeten wijzigen (GG fagen), zodat het geen "natuurlijke" producten meer zijn. Met speciale eigenschappen als voorwendsel. Sommige specialisten zien daar echter een groot gevaar in : we zouden immers geen enkel mogelijkheid hebben de verspreiding van deze gewijzigde genen te controleren...
Anderzijds heeft de voedingsindustrie wel onderzoek gedaan en worden sprays met vernevelbare bacteriofagen tegen de bacterie Listeria (om listerose te vermijden) op kazen gecommercialiseerd in de VS (LISTEX°).
Het Nederlandse bedrijf Micreos slaagde erin het wapen dat bacteriofagen gebruiken te "stelen" : het enzym waarmee bacteriofagen bacteriecelwanden kapot maakt. Zij brengt reeds oplossingen in de handel tegen huidinfecties door MRSA, en tegen ernstige darminfecties met Clostridium difficile... (beiden "ziekenhuisbacteriën").
De drie belangrijkste fenomenen die de immuniteit negatief beïnvloeden : zwakke voedingstoestand (tekorten aan vitaminen, mineralen, vetzuren en verstoring van de darmfunctie), zwakke psychische toestand (stress, angst, slaapproblemen...), zwakke fysische toestand (kou, verkoudheid, koorts...), menstruatie, UV-stralen... Daarnaast leiden voedselintolerantie-reacties tot een overstimulatie van het immuunsysteem (zie ook : "Nutribalans").
Geen enkel kruid, vitamine, mineraal of nutriënt alleen kan een ziekte genezen. Toch kunnen bepaalde stoffen de immuniteit verbeteren :
stimulantia van de interferon-productie : bèta 1.3 glucaan (Maitake), vitamine C, bèta-caroteen, zink, shii-take extract (een Japanse paddenstoel met lentinan, een bèta-glucaan polysacharide), mangaan, taurine...
Bètaglucanen activeren het immuunsysteem door de mobilisatie van macrofagen die virussen "opeten".
immunomodulatie met vitamine D, NAC.
fyto :
Echinacea purpurea (Rode zonnebloem) : zou de macrofagen activeren om lichaamsvreemde elementen te elimineren (fagocytose).
Uncaria tomentosa (Katsklauw) : heeft een positieve invloed op de kwaliteit van de witte bloedlichaampjes en draagt dus bij tot de versterking van de natuurlijke immuniteit.
Olea europaea (Olijfboom) blad, extract : bevat oleuropeïne dat de fagocytose stimuleert en de virusreplicatie remt.
Panax ginseng (Koreaans ginseng) : zou de duur van de verkoudheden verkorten.
Eleutherococcus senticosus (Russische ginseng) : zou beschermen tegen herpesinfecties.
Oregano olie : zelfs tegen het norovirus . De actieve stof, carvacrol, zou direct inwerken op de ewitmantel, waardoor het virusomhulsel tenietgaat.
Sambucus nigra (Vlierbes) : bij koorts, verkoudheden, virale infecties (griep, herpes...) : dankzij haar anthocyanen verhoogt de vlierbes de fagocyterende werking van de macrofagen en de migratie ervan naar de infectiehaard. Hierdoor treedt een verbetering sneller op (3 à 4 dagen in plaats van 7 à 8 dagen). De regelmatige inname van een zwarte vlierbessen-extract als preventie verleent bescherming tegen een tiental gewone griepvirussen (influenza A en B) maar laat ook toe sneller de ziekte af te wenden bij het optreden van de eerste symptomen.
Pelargonium sidoides (Kaapgeranium), die in bepaalde streken van Zuid-Afrika voorkomt. Uit de wortels wordt het "umckaloabo" ("ernstige hoest" in het zoeloe) vervaardigd. Deze stof bedekt de slijmvliezen met een schermende film die verhindert dat virussen en bacteriën er zich aan hechten (wat ook het werkingsprincipe is van Tamiflu°). Het oefent een sterk modulerende invloed uit op de immuunrespons :
het middel doet de macrofagen meer interferon produceren waardoor de NK-cellen geïnfecteerde cellen gemakkelijker herkennen en vernietigen.
het middel moduleert de productie van het secretoir IgA in het speeksel (stijging), alsook van de cytokines IL-15 en IL-6 (daling) in het neusslijmvlies.
(het umckaloabo wordt door het Zwitsers labo Schwabepharma uit Küssnacht gecommercialiseerd).
oligo-elementen : Cu-Ag-Au (koper- zilver-goud) en Mn-Cu (mangaan-koper) alterneren.
aromatherapie : met essentiële oliën van Eucalyptus, Tijm (keel) - Cypres (droge hoest) - Ravintsara, Niaouli of Rozemarijn (vette hoest) - Ravintsara, Niaouli, Pelargonium sidoides (antiviraal) - Tijm, Marjolein (anti-infectie) - Tea tree, Eucalyptus (ontzwellend) - Citroen (immuniteitverhogend) -
Reductie van de verzadigde vetzuren : naast het enorm schadelijke effect van verzadigde vetten op het cardiovasculair systeem is ook gebleken dat dit een negatief effect heeft op de activiteit van NK-cellen, één van de immuuncellen die virussen kunnen doden (zie : "Immuunrespons"). In de praktijk kan dit bereikt worden door minder dierlijk eiwit te gebruiken (minder vlees), gebakken spijzen en minder verborgen verzadigd vet. Vette vis is te verkiezen : vis bevat gunstige onverzadigde vetten en goed eiwit.
Herpes-dieet :
in het herpes-dieet is er sprake van een hoge lysine/arginine verhouding in de eiwitten : met veel lysine en weinig arginine. Lysine zou immers de replicatie van de herpes simplex virus I en II afremmen. Het aminozuur arginine zou juist deze virusvermenigvuldiging bevorderen.
veel lysine in : magere kwark of yoghurt, eieren, vis, kip, lamsvlees, rundsvlees, groenten en fruit, biergist... of als supplement : lysine 700 tot 1400mg per dag om opstoten te onderdrukken. Lysine steeds nuchter innemen, en zeker niet met melk of melkproducten omdat alleen op deze wijze de zogenaamde aminozurencompetitie kan vermeden worden.
veel arginine (en dus bij herpes te mijden) in : volle granen (tarwe- en tarwekiemen, haver, zilvervliesrijst...) en hun afgeleiden, chocolade, pinda's en pindakaas, peulvruchten (sojabonen en afgeleiden, linzen, erwten...), diverse zaden en noten...
bij een eventuele secondaire candida-infectie : eerst deze behandelen met een candida-dieet.
Candida-dieet :
Zie : "Schimmelinfecties, Praktisch".
Andere :
probiotica voor het herstellen van de darmflora
boterzuur, dat normaal door een gezonde darmflora wordt geproduceerd, om de verhoogd permeabiliteit van de darm te herstellen
omega3 vetzuren : idem
caprylzuur (een kortketen vetzuur uit kokosolie) : bezit het vermogen om via de inbouw in de celwanden van de schimmel de weerstand van deze organismen snel te doen afnemen
lysine : tussen 2 perioden waarin het virus actief is
ketoconazol, fluconazol, itraconazol... : farmaca met nadelige werking op de afweer en op de leverfunctie
voldoende hygiënemaatregelen in elke schakel van de "farm-to-fork" keten : virussen zijn stabieler dan bacteriën en zijn dus niet gemakkelijk te vernietigen. Zij zijn zuur- en hittebestendig. Hygiëne is de moeder van de gezonde keuken.
koper doodt virussen : koper heeft een vrij elektron in zijn buitenste schil van elektronen dat gemakkelijk deelneemt aan redox-reacties (wat van koper ook een goede geleider maakt). Als gevolg hiervan wordt koper een "moleculaire zuurstofgranaat". Zilver en goud hebben niet dat vrije elektron, dus zijn ze minder reactief... Koperdraden worden nu ook verwerkt in mondmaskers om virussen te doden.
Noot :
vaccinatie staat allang ter discussie.
zodra een virus niet alleen bij de mens maar ook bij dieren voorkomt, is het zo goed als onmogelijk om het de wereld uit te krijgen. Het zou bovendien ook niet wenselijk zijn om in de strijd tegen bv. het Coronavirus (SARS-CoV-2) alle vleermuizen te gaan uitroeien. Voor influenza (griep), die veel voorkomt bij vogels wereldwijd, geldt hetzelfde.
ZOELHO (c) 2006 - 2025, Paul Van Herzele PharmD Laatste versie : 22-jan-25
De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.
In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.