Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.

Het metaboolsyndroom

 

           Laatste bijwerking : 2023-05-11

 

 

Of het Dikke buik-syndroom.

 

Het metaboolsyndroom is sterk gecorreleerd met obesitas en in elk geval met de accumulatie van buikvet (intern vet). Het wordt gekenmerkt door insulineresistentie en chronische inflammatie (met stijging van het CRP, een biomarker voor inflammatie). Het staat voor een combinatie van "chronische" aandoeningen (obesitas, diabetes type 2, hyperlipidemie).

 

Obesitas samen met de hieraan gelinkte chronische ziekten zoals diabetes, hypertensie, hartinsufficiëntie, nierinsufficiëntie... komen meer en meer voor in een maatschappij gekenmerkt door enerzijds een steeds sterker energetisch voedselaanbod en anderzijds een steeds meer uitgesproken zittend leven. Zij vormen samen een geheel aan symptomen die wijzen op een algemene ontregeling van het menselijk metabolisme - onze bio-mechanismen betrokken bij de energieregeling.

 

De opsporing van het metaboolsyndroom berust op de simpele bepaling van de lendenomtrek (limietwaarden : man = of > 102cm, vrouw = of > 88cm) ; hogere waarden samen met twee bijkomende risicofactoren definiëren het metaboolsyndroom.

 

De volgende risicofactoren spelen mee :

 

    • verhoogd gehalte triglyceriden : > 150mg/dl (1.7mmol/l) of specifieke behandeling voor deze afwijking

    • verlaagde HDL-c waarden : < 40mg/dl (1.03mmol/l) bij de man ; < 50mg/dl (1.30mmol/l) bij de vrouw

    • hypertensie : systolisch > 130mm Hg ; diastolisch > 85mm Hg of behandeling van een reeds vastgestelde hypertensie

    • verhoogde nuchter glykemie : > 100mg/dl (5.6mmol/l) of > 110mg/dl (6.1mmol/l) of een vroegere diagnostiek van diabetes type 2

 

Bij ernstige vetzucht (BMI > 30) is de meting van de taille-omtrek zelfs niet nodig. Een zo'n hoge BMI is steeds gekenmerkt door centrale vetzucht.

 

Het metabool syndroom verschilt duidelijk van diabetes, alhoewel vele type 2-diabetici ook lijden aan het metaboolsyndroom.

Overzicht inhoud :

Oorsprong

 

Ontwikkeling

 

Beheer

 

Praktisch

 

Inhoud :

Oorsprong van het metaboolsyndroom :             

 

Het metaboolsyndroom is waarschijnlijk het resultaat van een cascade van gebeurtenissen. De risicofactoren zijn niet enkel gelinkt aan de grootte van de vetmassa, maar vooral aan de verdeling ervan. Het meeste vet zit onderhuids opgeslagen, enkel 10% van de vetmassa zit gestockeerd ter hoogte van de buik, de nieren en de oogkassen.

 

Vetweefsel is meer dan een energiereserve : het is een dynamisch orgaan, gekenmerkt door een evenwicht tussen het vetanabolisme en -catabolisme. Op elk moment kunnen de opgeslagen triglyceriden worden gehydroliseerd in vrije vetzuren welke vervolgens worden vrijgesteld in de bloedcirculatie.

 

Het grote verschil tussen subcutaan en abdominaal vet ligt in de turn-over van vetzuren : deze is belangrijker bij abdominaal vet. In geval van centrale obesitas (= abdominale, viscerale), wordt een grotere hoeveelheid vetzuren vrijgesteld dan bij perifere vetzucht (subcutane). Daarbij gebeurt de drainage van het buikvet rechtstreeks via de poortader naar de lever terwijl de drainage van onderhuids vet de algemene circulatie moet volgen... : de flux van vetzuren naar de lever is dus belangrijker bij centrale obesitas! De plaatsing van het vetweefsel is dus cruciaal.

 

Blijft de vraag : waarom?

 

Studies hebben aangetoond dat de meeste mensen die erin slaagden de 5 levensstijlregels (lage BMI, weinig alcohol, niet roken, gezonde voeding en regelmatig bewegen) vanaf hun jeugd te onderhouden, een lager cardiovasculair risico bleven vertonen. Zelfs personen met familiale antecedenten van hartlijden slaagden erin hun laag cardiovasculair profiel van hun jeugd te behouden, door een gezonde levensstijl te blijven aanhouden .

 

Het is duidelijk dat weinig volwassenen er in slagen de ideale cardiovasculaire gezondheidsfactoren uit hun jeugd met de jaren te behouden. Veel jonge volwassenen kiezen voor een onevenwichtige voeding, verdikken en bewegen nauwelijks. Een levensstijl die op termijn leidt tot arteriële hypertensie, teveel cholesterol, diabetes en tot een verhoging van het cardiovasculair risico.

 

Of zit(ten) de oorzaak (of oorzaken) in de hersenen of eerder in de lever? Of in de darm?

 

Of misschien in alle drie : omdat er een belangrijke hormonale wisselwerking bestaat tussen de darm, de maag en de hersenen : greline, dat door de maag wordt geïnduceerd, PYY dat geproduceerd wordt door de darm, samen met oxyntomoduline en insuline spelen elkeen een rol in de regeling van het metabolisme door het centraal zenuwstelsel (zie ook : "Darmhormonen").

 

Het verteringsstelsel speelt immers een belangrijke rol : uit studies is gebleken dat een vetrijke voeding insulineresistentie en gewichtstoename induceert, en is geassocieerd met een reductie van de bifidobacteriën in de darm en met endotoxemie, wat bij dieren leidde tot een stijging van de circulerende ontstekingscytokines die hoogstwaarschijnlijk betrokken zijn bij het ontstaan van insulineresistentie. Doch, wanneer aan deze dieren ook inuline werd toegediend trad geen reductie op van de bifidobacteriën in de darm, noch endotoxemie, noch een stijging van ontstekingscytokines...

 

Ook de lever speelt mee : zo zou het endogeen in de lever aangemaakt fructose duidelijk bijdragen tot het ontwikkelen van leververvetting en insulineresistentie. Hoge glucoseserumspiegels zouden immers de polyol-pathway stimuleren en de aanmaak van fructose door de lever bevorderen .

 

 

Noot :

Het is ook bekend dat antipsychotica metabole ongewenste effecten (o.a. gewichtstoename, hyperlipidemie, hyperglykemie) kunnen veroorzaken bij volwassenen maar ook bij kinderen en adolescenten SATIETY study, JAMA 2009;302:1765-73 .

 

Ontwikkeling van het metaboolsyndroom :             

 

De overmaat vetzuren (en van snelle suikers) in de lever leidt

 

---> verhoging van de viscerale (rond de organen : lever, hart...) en abdominale (thv de buik) vetmassa

---> oxidatie

---> meer inflammatie-reacties (met vrijstelling en opstapeling van cytokines en CRP in het buikvet)

---> ontregeling glucosehuishouding met glucose intolerantie en insuline-resistentie

---> ontregeling lipidemie met cardiovasculaire aandoeningen

---> ontregeling neurotransmitters : verlaging van de tryptofaan- en serotonine-gehaltes

 

en leidt zo tot de volgende metabole effecten :

 

---> hyperinsulinemie :

 

De aanwezige vetzuren remmen de klaring van insuline door de lever ---> hyperinsulinemie.

 

---> hypertensie :

 

Het effect van deze verhoging van de insuline-spiegels op het sympathisch zenuwstelsel en op de nieren veroorzaakt onvermijdelijk een verhoging van de bloeddruk ---> hypertensie.

 

---> hypertriglyceridemie :

 

Tengevolge van de grote aanvoer van vetzuren wordt de synthese van triglyceriden en van VLDL deeltjes gestimuleerd ter hoogte van de lever ; verhoogde triglyceriden-waarden gaan samen met verlaagde HDL-cholesterol spiegels en met een verhoogd aantal kleine LDL-deeltjes met hoge densiteit. Deze laatsten zijn bijzonder gevaarlijk voor het ontwikkelen van atheromatose en passeren gemakkelijk de endotheel barrière.

 

---> hyperglykemie :

 

De resten van de verbranding van vetzuren stimuleren de synthese van glucose in de lever ---> hyperglykemie.

 

---> hypo-insulinemie :

 

Het teveel aan vetzuren werken glucotoxisch : zij gaan de opname van glucose thv de spieren blokkeren. Zij migreren vervolgens naar de bèta cellen van de eilandjes van Langerhans en de productie van insuline verminderen. Op de initiële hyperinsulinemie volgt dus een hypo-insulinemie.

 

---> leververvetting :

 

Deze vetzuren vertonen ook hepatotoxische eigenschappen : zij veroorzaken leververvetting, dikwijls aangeduid met het acroniem NASH (Non Alcoholic Steatosis Hepatic) of NAFLD (Non-alcoholic fatty liver desease)..

 

---> apneus :

 

Mondsnurken, regelmatig onderbroken wordt door een soort van hikreflex (= een korte ademhalingsstilstand) : naast de geluidshinder heeft deze slaapstoornis meerdere gevolgen op gebied van gezondheid en levenskwaliteit.

 

Het metaboolsyndroom is gelinkt aan een insuline-resistentie, welke samen met de vetzuurverstoring, de arteriële hypertensie, de glucose-intolerantie, de coagulatie-problemen en met de stijging van het CRP een endothele dysfunctie veroorzaakt welke op haar beurt een bron is van macro-angiopathie.

 

Maar andere oorzaken zijn mogelijk : vergrote lever, alcoholverbruik (calorierijk), stress (corisol maakt dik), ...

 

Cortisol kan gemeten worden in het bloed, maar nog accurater zijn speekseltests waarbij je een keer of 5 per dag op een watje kauwt. Zo wordt duidelijk hoeveel cortisol er op 24 uur wordt geproduceerd, en of dat bovenmatig is.

 

Beheer van het metaboolsyndroom :             

 

Buikvet wil iets zeggen :

 

Het metaboolsyndroom wordt gekenmerkt door een meervoudige overbelasting : er is een beetje van alles te veel : lichaamsmassa, arteriële bloeddruk, glucose...

 

De verminderen van de vetmassa is het primaire therapeutisch streefdoel. Een relatief beperkt verlies aan lichaamsgewicht (10%) kan reeds op korte termijn (4 - 6 maanden) het risico op diabetes type 2 en op cardiovasculaire stoornissen verbeteren. Indien niet te lang wordt gewacht en als nog geen diabetes werd vastgesteld, zal de insuline-resistentie verdwijnen.

 

Daarbij beïnvloedt een verlies aan lichaamsgewicht ook gunstig de bloeddruk, het metabolisme van suikers en van vetten.

 

 

De aanpak van het gewichtsverlies steunt op 4 pijlers :

 

    1. Een beperkte aanvoer van calorieën

 

De eerste benadering bestaat uit een goede voedingsanamnese : in het algemeen eten wij eerder slecht dan teveel. Te strenge voedingsrichtlijnen zijn echter op lange termijn moeilijk te volgen. Soepele maatregelen schijnen meer op te leveren dan een strikte voedingscontrole. Indien de levensstijl dient veranderd, dan gebeurt dit best progressief. Het te bereiken objectief is een gewichtsverlies : voor zover het gewicht afneemt en blijft dalen. Wat telt is het bewaren van het bekomen gewichtsverlies. Het is de gehele kwaliteit van een aangepast dieet (met meer "plantaardige" proteïnen) bij de obese persoon en van het Mediterraan  voedingspatroon bij de niet obese persoon dat bescherming kan bieden tegen het metaboolsyndroom en tegen andere leefstijlziekten.

 

Mensen met het metabool syndroom hebben ook baat bij het zogenoemde paleodieet. Het ‘oerdieet’ pakt enkele kenmerken van het metabool syndroom aan, zo vermindert het de buikomvang en verlaagt het de bloeddruk. Dat blijkt uit analyse van de wetenschappelijke literatuur in een systematisch review.

 

Noot :

Een overmatige aanvoer van dierlijke eiwitten en vetten leidt ook tot insulineresistentie daar insuline ook betrokken is bij hun metabolisme. Plantaardige eiwitten vertonen dit nadeel niet.

 

 

    1. Meer intense fysieke activiteit

 

Het tekort aan fysische activiteit is gedeeltelijk verantwoordelijk voor het metaboolsyndroom. Een dagelijkse wandeling aan een onderhouden ritme van 5km/uur gedurende 30 minuten verschaft evenveel voordelen op cardiovasculair vlak als intensieve dagelijkse oefeningen (jogging, tennis, aerobics...). Beide types van fysieke inspanning (flink doorwandelen vs intensieve sportbeoefening) verminderen het risico op cardiovasculaire accidenten met ongeveer 30%. Het positief effect van een dagelijkse wandeling bleef bestaan bij personen met een hoge bloeddruk, diabetes, te hoge BMI of te grote lendenomtrek.

 

Maar wat vaak vergeten wordt, is het opbouwen van spiermassa. Wie spierweefsel heeft, verbrandt ook calorieën in rúst, en houdt zodoende zijn gewicht onder controle. Niet dat je meteen met de zwaarste halters moet gaan sleuren, want je prikkelt ook de spieren met een dag hard werk in de tuin. Of met korte workouts (7 min).

 

Zie ook : "Bewegen, bewegen, bewegen"

 

 

    1. Aangepaste gedragstherapie

 

Alhoewel dat de voornaamste oorzaak van obesitas dient gezocht in een tekort aan fysische activiteit, komen psychologische, sociale en omgevingsfactoren ook tussen als modulatoren. Deze kunnen het functioneren van het organisme verstoren. Vooral bij kinderen kan een acuut of chronisch ingrijpend gebeuren bepalende psycho-affectieve gevolgen met zich meebrengen met beïnvloeding van het gedrag tegenover voedsel, wat kan resulteren in een niet controleerbare voedingsdrang. Echte gewenningsreacties kunnen optreden tengevolge van het kalmerend effect van bepaalde voedingsmiddelen (zie ook "Obesitas, het spel van de hormonen"). Ook kan het gebruik van suikers met hoge GI het verzadigingsmechanisme verstoren (zie : "Verzadigingsvermogen"). Deze stoornissen behoeven een specifieke aanpak!

 

 

    1. Voedingssupplementen en medicamenteuze behandelingen

 

De aanpak van hypertensie is essentieel en vereist dikwijls het gebruik van antihypertensiva, zoals de ACEI. Betablokkers zijn immers gecontra-indiceerd daar de lipolyse afhankelijk is van de adrenerge receptoren, welke door betablokkers geblokkeerd kunnen worden. Vervolgens kunnen bepaalde diuretica de glykemie doen stijgen...

 

Bij bestaande insuline-resistentie vormt metformine de beste keus. Metformine verbetert niet alleen de insulinegevoeligheid maar vermindert ook de intestinale absorptie van glucose. Metformine remt daarnaast ook de vorming van glucose uit lactaat (gluconeogenese), waardoor de glucoseafgifte van de lever sterk wordt gereduceerd met een risico op lactaatacidose (bij hyperglykemie).

 

Uit een gerandomiseerd onderzoek is gebleken dat het toedienen van de (gepasteuriseerde!) bacterie Akkermansia muciniphila verschillende metabole en gewichtsparameters verbetert bij patiënten met overgewicht of obesitas. Niet alleen werd de bacterie zowel dood als levend volledig getolereerd. In vergelijking met de placebo zorgde de gepasteuriseerde vorm zelfs voor een opmerkelijke verhoging van de insulinegevoeligheid van 28,6 % een opmerkelijke vermindering van 34,1 % van het insulinegehalte en van 8,7 % van het cholesterolgehalte in het bloed . Zie ook "Microbioot".

 

Het mineraal chroom heeft zowel zijn plaats als nutriënt bij de preventie van complicaties of als echte bijkomende therapeutische steun.

 

De correctie van dyslipidemie kan aangevat met

 

      • stanolen en sterolen (treden in competitie met het cholesterol door verzadiging van de darmcellen, met als gevolg een belangrijke eliminatie via de stoelgang van cholesterol uit de voeding). Stanolen en sterolen kunnen de LDLcholesterol waarden matig verminderen (5 - 15% met 1 à 4g stanolen/sterolen per dag...). Zie ook : "Cholesterol, praktisch".

 

      • fibraten interageren met de enzymen die tussen komen in het metabolisme van vetten : zij verminderen de serumconcentratie van triglyceriden (met 20 à 30%) en verhogen het HDL-cholesterol gehalte (met 6 à 18%).

 

      • afhankelijk van de gebruikte dosis kunnen statines sterk de LDLcholesterol doen dalen ; supplementen met Q10 (100mg/dag) kunnen helpen in het voorkomen van spierkrampen. Het drinken van pompelmoessap doet de beschikbaarheid van statines stijgen met 150%!

 

      • voldoende hoge omega3 vetzuur supplementen kunnen

 

        • de triglyceridenspiegels gunstig beïnvloeden : een dagelijkse inname van 4g EPA + DHA vermindert de serumwaarden van de triglyceriden met 25 à 30%. Omega3 vetzuren (vis) verminderen niet de serumcholesterolwaarden maar remmen de afzetting van LDLcholesterol deeltjes op de vaatwand. Het zijn vooral de kleine LDL3 met hoge densiteit die aan de basis liggen van de ontwikkeling van atherosclerose (de inname van omega3 VZ veroorzaakt een verplaatsing van de LDL3-deeltjes naar de minder atherogene LDL1 en 2 deeltjes...).

 

 

 

---> omega3 VZ supplementen samen met statines leiden tot een meer uitgesproken verlaging van het LDLcholesterol en van de serumtriglyceriden...

 

 

        • de ontstekingsreactie (die verantwoordelijk is voor de plaque-vorming (atherosclerose)) remmen

        • de adhesie van de vetten op de vaatwand verminderen

        • de witte bloedcellen remmen en hun ontsteking vermijden

          • omega3 vetzuren hebben een weldoende invloed op de ontstekingsreactie : deze vetzuren zitten in vette koud-water vis, die ook rijk is aan vitamine D...

 

Het normaliseren van het vitamine D gehalte in het serum kan niet alleen de ontwikkeling van een metaboolsyndroom verhinderen. Het dieet dient ook aangepast.

 

          • een dieet rijk aan suikers, kalium, magnesium en calcium en arm aan verzadigde vetten (in DASH - Dietary Approach to Stop Hypertension) bood niet alleen de grootste verlaging van de arteriële bloeddruk (vergelijkbaar aan het resultaat verkregen met farmaca), maar verhoogde ook de gevoeligheid aan insuline met 50%, verhoogde de HDL-cholesterol, leidde tot gewichtsverlies, verminderde de triglyceriden en verlaagde sneller de glykemie.

 

          • vergelijkbare resultaten werden bereikt met het Mediterraan dieet : de consumptie van enkelvoudige onverzadigde vetzuren en van essentiële vetzuren type omega3 verlaagden daarbij de productie van ontstekingsstoffen, verantwoordelijk voor de degradatie van de vaatwand en de plaatjes-aggregatie.

 

          • de beste resultaten werden bereikt met een mediterraan dieet, maar zonder melkproducten en granen : deze 2 voedingsmiddelen zijn verantwoordelijk voor de meeste intolerantie-reacties (lactose, gluten). Waarom hen niet vervangen door mager vlees/vette vis, door meer groenten en door vitamine D?

 

            • door het neutraliseren van het zuur-base onevenwicht door meer groenten en magere proteïnen (in een verhouding 3:1) dalen de calciumbehoeften en wordt een voldoende aanvoer van kalium en magnesium verzekerd.

 

            • door het mijden van granen wordt het risico op intolerantiereacties sterk verminderd en wordt de inname van een pak extra calorieën vermeden ; ten opzichte van granen verschaft de consumptie van meer groenten veel meer vezels en nutriënten, die onmisbaar zijn voor het behoud van een goede gezondheid.

 

            • door het corrigeren van de omega6/omega3 balans (lager of gelijk aan 5:1), verminderen de ontstekingsstatus van het organisme en haar negatieve gevolgen op de vaatwand.

 

 

Anderzijds lokken vlees, vleesproducten, dierlijke vetten, geraffineerde en geharde olie, gebakken en gefrituurde voeding, geraffineerde koolhydraten juist ontsteking uit.

 

      • glycine-rijke voeding zoals gelatine helpt bij het metaboolsyndroom : glycine verlaagt de bloeddruk (waarschijnlijk door de beschikbaarheid van NO te verhogen), verlaagt het cholesterolgehalte en de triglyceriden en stimuleert de insulinesecretie. Bovendien is glycine nodig voor een aantal belangrijke metabole processen zoals de synthese van structurele eiwitten collageen en elastine, en kan een storing van deze eiwitten leiden tot een verminderde vorming van elastine in de aorta, wat kan bijdragen tot de ontwikkeling van hypertensie. Glycine is een niet essentieel aminozuur, alhoewel het organisme maar in beperkte mate glycine kan aanmaken.

 

      • bewegen : maakt dat het vitamine D geactiveerd wordt door de metabole veranderingen die bewegen met zich meebrengt en door de verhoogde blootstelling aan de zon ; bewegen stimuleert de flux van nutriënten in het been en in de spieren in plaats van in de vetmassa.

 

 

De globale aanpak van het metaboolsyndroom omvat :

 

    • het verminderen van de arteriële bloeddruk onder de 130/80mm Hg

    • het bereiken van maximale cholesterol-waarden van 180mg/dl

    • het verminderen van het triglyceriden-gehalte onder de 150mg/dl

    • het behandelen van de hyperhomocysteïnemie indien aanwezig

    • het bereiken van een gehalte aan "gesuikerd" hemoglobine < 7%

    • het preventief toedienen van lage dosissen aspirine (75 à 150mg/dag)

 

---> de kansen van een mogelijke evolutie naar macro-angiopathie worden aldus met de helft verminderd!

 

    • het versterken van de hartcoherentie : resultaten van onderzoeken Ned Tijdschrift Geneeskd 2009; 153:C51 wijzen op

      • een verband tussen een hyperactiviteit van het sympathisch zenuwstelsel en de ontwikkeling van het metabool syndroom

      • een lineair verband tussen de hartfrequentie en metabole risicofactoren zoals bloeddruk, vrije vetzuurconcentratie, glucose-waarden in het plasma en insulinegevoeligheid.

 

Zie ook : "Cardiovasculaire aandoeningen, nieuwe benaderingen".

 

    • controle van de prostaat : bij metaboolsyndroom bestaat een hoger risico op de ontwikkeling van BPH en prostaatkanker European Urology, 04/2009 (en nierkanker ).

 

Zie ook : "Nutribalans".

 

Praktisch :             

Andere specifieke nutriënten

 

    • vitamine B1 : speelt een belangrijke rol in het intracellulaire glucosemetabolisme. .

     

    • vitamine E : verbetert de insulinegevoeligheid en reguleert een aantal genen die het cardiovasculair risico beïnvloeden.

 

    • vitamine A en carotenoïden : een hoge vit A inname via de voeding is omgekeerd evenredig met alle cardiovasculaire parameters van het metabool syndroom (overgewicht, hypertensie, hyperlipidemie, oxidatieve stress).

 

    • kaneel : heeft een effect op de glucosecontrole, door de werking van insuline na te bootsen. Kaneel versterkt de activiteit van insuline en stimuleert het glucosemetabolisme in de cellen. Het heeft een krachtige hypoglycemische werking en verlaagt de gehaltes van HbA1c, totaal cholesterol en triglyceriden. Anderzijds verhoogt kaneel insuline in het plasma, glycogeen in de lever en HDL in het bloed.

 

    • DHEA : hoe hoger de DHEA-waarden, hoe lager het voorkomen van het metabool syndroom. DHEA suppletie geeft aanzienlijke verbeteringen in de hoeveelheden visceraal vet, onderhuidsvet en insulineresistentie bij ouderen. Het verlaagt ook de triglyceriden en LDL-cholesterol spiegels.

 

    • omega3 vetzuren : DHA en EPA verminderen de expressie van genen betrokken bij de vetopslag. Zij verminderen de insulinerespons na glucose-inname en beschermen tegen insuline-resistentie, veroorzaakt door een vetrijk dieet. DHA en EPA verlagen ook de expressie van genen die betrokken zijn bij inflammatie door activatie van de PPARγ.

 

    • alfa-liponzuur : heeft een insuline-achtige werking en activeert de GLUT-4 glucosetransporter voor de opname van glucose door de membraan van de cellen. Het voorkomt hyperglykemie en de vorming van AGE_apos;s, vertoont een ontstekingswerend effect en verlaagt het triglyceridengehalte in het bloed. Alfa-liponzuur wordt ook gebruikt in de preventie van diabetische neuropathie.

 

 

 

 

 ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD        Laatste versie : 09-apr-24                     

DisclaimerDisclaimer

 

De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.

 

In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.