Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.
Laatste bijwerking : 2023-10-08
Chronische vetzucht, ernstig overgewicht, zwaarlijvigheid. Een risicofactor maar geen ziekte...?
Waarom stockeren wij vetten en waarom worden wij dik ? Dikke wilde dieren zijn er niet. Alleen mensen en hun huisdieren worden dik...
Eigenlijk is obesitas geen ziekte. Door van obesitas een ziekte te maken, versterk je de overtuiging dat aan overgewicht niets te doen valt.
Nochtans zijn wij gemaakt om grote hoeveelheden te eten en deze als vet op te slaan. Dit liet ons toe te overleven bij droogte en in de winter. Elk jaar opnieuw. Periodes met overdadig eten, groei..., gevolgd door periodes met overleven, winter-slaap, reproductie...
Daarnaast is vetopslag van fysiologisch belang. Omdat onze mitochondria zowel glucose als vet als brandstof kunnen gebruiken. Binnen de 24 uur kunnen we de shift doorvoeren.
Maar veel mensen verloren deze metabole flexibiliteit door de mitochondriën constant met glucose te overladen. In onze voeding is er een overaanbod aan koolhydraten, die de insulinespiegel doen stijgen en insuline remt de vetverbranding.
Niet-bewegen is slecht, maar suiker is het slechtst van al. De hoofdoorzaak van obesitas is niet alleen een tekort aan fysisch bewegen (minder spieren, minder suikerverbruik), maar de overmatige consumptie van suiker (vooral fructose) ! Nog nooit werd zoveel aan sport gedaan, nog nooit werden zoveel laag-calorische voedingsmiddelen verkocht, en toch komt overgewicht en obesitas meer en meer voor. Ook bij ons.
Wanneer steeds koolhydraten voorhanden zijn, waarom zou ons organisme dan vetten verbranden? (zie ook "Randle cyclus")
Vermageren gaat dus niet over calorieën en over minder eten (in/out of energiebalans), maar over beter eten... Zo zijn fructose en glucose wel isocalorisch maar niet iso-metabolisch. Een belangrijke fructose opname induceert inderdaad hyperglyceridemie tengevolge van een verhoogde leverproductie van VLDL's , verhoogt de insuline-resistentie en leidt tot gewichtstoename .
Gezien het toenemend aantal personen dat door de aandoening wordt geteisterd (in België zowat 50% van de bevolking ) is het vandaag niet meer aanvaardbaar alleen de individuen verantwoordelijk te houden voor hun zwaarlijvigheid. Het gaat om een probleem van de samenleving (sociaal economische ontwikkeling en beleid (op vlak van landbouw, transport, milieu, verwerking, distributie en promotie van voedingsmiddelen), opvoeding) . Een overwegend zittend leven (chair use disorder), chronisch slaaptekort en verkeerde voedingsgewoontes, samen met het slechte voorbeeld gegeven door de ouders en de reclamedruk, spelen een grote rol. Bij iedereen met overgewicht spelen een aantal factoren een rol, maar als de helft van je bevolking overgewicht heeft, is er iets mis met hun manier van leven... Bij elke persoon met overgewicht zijn er meerdere factoren die daarvoor zorgen, maar als de helft van je bevolking overgewicht heeft, is er iets mis in de algemene leefomgeving. Mensen die in zeer arme buurten wonen of met veel ouderen zijn bijvoorbeeld kwetsbaarder...
Obesitas is het meest zichtbare symptoom van vooral een voedseloverconsumptie die haar oorsprong vindt in metabole stoornissen veroorzaakt door de voeding zelf. Zo vormen een overmaat aan geraffineerde suikers (in brood, pasta, pizza, quiche, witte rijst, aardappelbereidingen...) en het verbieden van vetten de twee hoofdoorzaken van de groeiende incidentie van overgewicht en obesitas. Hyperinsulinemie is een van die metabole stoornissen (veroorzaakt door een dieet te rijk aan suikers met hoge glykemische index (GI)) die op haar beurt leidt tot het stockeren van vetten, en tenslotte tot overconsumptie, overgewicht en obesitas.
Voeding > metabole stoornissen > voedseloverconsumptie > overgewicht > slecht eigenbeeld > obesitas.
Overgewicht en vetzucht hebben dus ingewikkelde achtergronden die veel verder rijken dan simpele rekensommetjes als "wie minder calorieën inneemt dan nodig, valt af". Obesitas is maar ten dele het gevolg van overdadige voedselinname en een tekort aan beweging. Andere factoren die een rol spelen zijn: genen, hormonen, stress (cortisolsynthese-stoornissen), aantal actieve vetcellen (leptine-productie), leverontgiftingscapaciteit, opname-capaciteit van de dunne darm, hoeveelheid endogene en exogene afvalstoffen in het vet- en bindweefsel en de onderlinge verhouding van vetzuren in de celmembraan (membraanfluiditeit en insuline-resistentie).
Obesitas is wel de belangrijkste oorzaak van chronische ziekten in de wereld. Overgewicht is een belangrijk gezondheidsprobleem geworden, verantwoordelijk voor een reeks complicaties die leiden tot een significante mortaliteit. Maar ook omdat obesitas een negatieve impact heeft op tal van facetten van het leven. Omgekeerd heeft gewichtsverlies een positieve invloed op de algemene sterfte, het overlijden door diabetes, de bloeddruk, de nuchterglykemie, het totaal-, LDL- en HDL-cholesterol-gehalte en op het triglyceride-gehalte.
Overzicht inhoud :
De genetische en milieufactoren
Anorexie of de ziekelijke schrik voor vetzucht
|
|
Inhoud :
FYSIOLOGISCH
Wanneer de brandstof uit het voedsel dat je eet niet efficiënt kan worden verbrand en omgezet in energie (ATP), wordt het meestal omgeleid en opgeslagen als vet, met aanmaak van ROS en overmaat elektronen. Bij overmatige opbouw van elektronen, wat per definitie een reductie-toestand of een toestand van reductieve stress is (niet zuurstof is de schuldige, maar het teveel aan elektronen (= reductanten)), kan het lichaam dus de elektronen dissiperen door vetten te synthetiseren of ROS aan te maken (zie "Vrije radicalen").
Obesitas, of op zijn minst extreme obesitas, kan dus worden gezien als een wanhopig mechanisme om elektronen kwijt te raken die uit voedsel komen, maar niet goed worden verwerkt. Met andere woorden, het voedsel wordt niet goed verbrand (zie : "Mitochondriale dysfunctie"). Wat gebeurt er dan mee? Opslaan! Dat is het enige wat het lichaam kan doen.
De primaire oorzaak van obesitas is dus het onvermogen om voedsel, meestal glucose in de mitochondriën, efficiënt te metaboliseren in energie.
De oplossing is het metabolisme verbeteren, zodat de elektronen gaan waar ze zouden moeten gaan en zich niet opstapelen. De manier om van reductieve stress af te komen, is het verhogen van oxidatie, d.w.z. het verhogen van de stofwisseling. Dit voorkomt dat de ROS überhaupt wordt gegenereerd.
Maar er zijn meer factoren betrokken (genetische, milieu, hormonale, levensstijl...) : zie verder.
MEETBARE GEGEVENS
Men spreekt van overgewicht indien het lichaamsgewicht 110% bereikt van het normaal gewicht OF indien het percentage vetmassa hoger is dan 30% bij de vrouwen en dan 25% bij de mannen.
1. Verhoogd lichaamsgewicht :
Obesitas wordt hier gedefinieerd in functie van de BMI, berekend volgens de formule : lichaamsgewicht (in kg) gedeeld door de taille-omtrek (in m²). Zie ook : BMI calculator.
De ideale BMI situeert zich tussen de waarden 20 en 24.9 : +/- 21.7 (vrouw), +/- 21.3 (man) ; daar boven betekent het overgewicht een verhoging van het risico op type 2 diabetes, cardiovasculaire aandoeningen, hypertensie en dyslipidemie.
Een BMI lager dan 14 is dodelijk
Een BMI lager dan 18 wijst op ondergewicht
Een BMI tussen 18.5 en 24.9 stemt overeen met het normale lichaamsgewicht
Een BMI tussen 25 en 29.9 : overgewicht
Een BMI tussen 30 en 34.9 : matige obesitas
Een BMI tussen 35 en 39.9 : ernstige of morbide (= dodelijke) obesitas
In België schat men het dat 49% van de mannen last hebben van overgewicht, 28% van de vrouwen en 15% van de kinderen ; vetzucht raakt 14% van de mannen en 13% van de vrouwen (bron : Belstress).
Het gewicht alleen echter is niet altijd een teken van obesitas. Het ideale gewicht hangt immers ook af van andere factoren zoals de grootte, het geslacht, de leeftijd en het type van activiteit (zo kunnen atleten een overgewicht vertonen maar met een laag vetpercentage). De BMI geeft dus geen indicatie over de spreiding van de massa's en houdt geen rekening met het beenderstelsel. Een BMI-meting identificeert kinderen die duidelijk zwaarlijvig zijn maar mist een belangrijke groep van kinderen die wel minder corpulent zijn maar wel een te hoge vetmassa hebben (zie volgend punt).
Noot :
Bij kinderen jonger dan 2 jaar kan geen BMI bepaald worden, maar worden groeicurves (lengte/gewicht) gebruikt.
Volgens het Vlaams Instituut Gezond Leven ligt een gezonde BMI voor mensen op leeftijd (> 65 j) tussen 23 en 28. Concreet betekent dit dat een ‘oudere persoon’ van 1,80 meter tot 90 kilogram mag wegen. Voor een persoon van 1,60 meter is dat dan iets meer dan 70 kilogram.
De BMI houdt alleen rekening met gewicht en lengte, zowat de enige parameters die in de negentiende eeuw objectief konden gemeten worden. Maar het grootste probleem is dat de BMI geen enkele rekening houdt met hoe lichaamsvet over het lichaam verspreid is. Het lichaamsmodel van man én vrouw is sinds de negentiende eeuw immers danig veranderd. Zo is een embonpoint niet langer een teken van welstand maar een gevaar voor diabetes type 2, te hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten.
Er is nood aan een betere marker van overtollig lichaamsvet dan de BMI (body mass index) of het gewicht. Bijvoorbeeld, een marker van een slechte gezondheid door overtollig lichaamsvet zou een bloedmarker of een vetbiopsie kunnen zijn die een ontsteking aantoont. Als dit eenmaal is ingeburgerd in de medische wereld, kunnen gewichts-gerelateerde co-morbiditeiten worden gescheiden van cosmetische gewichtsproblemen. Er kan dan een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen medisch gewichtsverlies om gezondheidsredenen en cosmetisch gewichtsverlies. Gezondheid op elke maat is een goede start, maar zonder een duidelijk onderscheid tussen medisch ongezonde en gezonde gewichten is het in de praktijk niet mogelijk om een duidelijke boodschap aan het publiek te geven.
Wetenschappers van de Mayo Clinic en de University of Westminster hebben een nieuwe methode gelanceerd om vast te stellen of mensen een gezond gewicht hebben: de Body Volume Indicator and Measurement Technology in het kort BVI . De BVI kijkt niet alleen naar lengte en gewicht, maar ook naar de distributie van het gewicht en dan met name de hoeveelheid vet rond de buik, houdt rekening met de leeftijd, het geslacht en de mate waarin mensen fysiek actief zijn. daardoor is veel nauwkeuriger vast te stellen of mensen een verhoogd risico lopen op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten of diabetes.
De Body Roundness Index (BRI) lijkt op de BMI, maar is nauwkeuriger omdat hij naast lengte en gewicht ook tailleomtrek (het smalste deel van de romp, net boven de navel) en soms heupomtrek (het wijdste deel van de heupen) in rekening brengt. Deze rondheidsindex focust dus op de rondheid van het lichaam, met name op het buikvet. Volgens een studie blijkt dat de BRI beter is dan andere lichaamsvetmetingen bij het inschatten van cardiometabole ziekten, nierziekten en kankerrisico’s. Toch zijn er ook aan de BRI enkele beperkingen. Mensen met een hoge spiermassa of zwaardere botten kunnen nog steeds een slechte gezondheidsrisicobeoordeling krijgen als hun verdeling van lichaamsvet niet overeenkomt met ‘typische’ patronen rond de buik...
2. Verhoogde vetmassa :
Vetmassa kan op 2 verschillende manieren in omvang toenemen :
enerzijds kan het aantal jonge cellen die tot vetcellen uitgroeien toenemen (hyperplasie),
anderzijds kunnen de reeds bestaande vetcellen (adipocyten) aanwassen, waardoor het volume aan vet aanwezig in de cellen met een factor 10 kan toenemen (hypertrofie).
Wanneer de expansie-capaciteit van de adipocyten zijn maximum bereikt heeft, zorgt het organisme ervoor dat er nieuwe adipocyten uit jonge, niet gespecialiseerde cellen kunnen gevormd worden. De vrouwelijke geslachtshormonen stimuleren dit fenomeen terwijl de mannelijke remmend werken. De neiging tot obesitas is dus groter bij vrouwen dan bij mannen.
Toch wordt vooral gedurende de eerste kinderjaren het kapitaal aan adipocyten gevormd en beïnvloedt een overaanbod van koolhydraten haar vorming. Dit kan leiden tot een verschuiving van het potentieel aan spiercellen, die energie verbruiken, naar adipocyten, die de suikers gaan opslaan als vetten. Dit mechanisme treedt zelfs reeds op bij de foetus wanneer toekomstige moeders overdreven suiker verorberen . Duidelijker nog : overgewicht en obesitas komen frequenter voor bij kinderen die naar de kinderkribbe gaan dan bij hen die thuis worden opgevangen. De kwaliteit van de voeding en voldoende beweging voor kinderen in de opvang komen hier duidelijk te weinig aan bod .
Het gebruik van fructose (als vervanger van glucose in light producten) is nog nefaster : immers, daar waar glucose enkel het nuchter triglyceridengehalte in het bloed doet stijgen, veroorzaakt fructose een stijging van het cardiovasculair risico door sommige fysiologische veranderingen teweeg gebracht in het organisme zoals : verstoring van het vetmetabolisme (stijging van de markers apoB, LDL, nuchter o-LDL), verstoring van het suikermetabolisme (verhoogde nuchterglykemie en insulinemie, verminderde insulinegevoeligheid) . Zie ook verder : "Genetische en omgevingsfactoren".
Uit de ELANCE-studie bleek dat ook een dieet arm aan vetten maar rijk aan eiwitten bijdraagt tot de ontwikkeling van vetmassa . Bij 2-jarigen werd een verband gezien tussen te lage vetinname (van vooral verzadigde vetzuren vervangen door meer eiwit) en een verhoging van de vetmassa.
Door de bevolking aan te manen minder vet en in de plaats meer suikers/eiwitten te consumeren, werd obesitas waarschijnlijk aangemoedigd. Vooral de (geraffineerde) zetmeelhoudende voedingsmiddelen worden ervan verdacht de opstapeling van vetten in de lever te bevorderen.
Met behulp van een balans met impedantie-meting of van een impedantie-meter, is het mogelijk de weerstand van het organisme tegen het doorstromen van een lichte alternatieve elektrische stroom nauwkeurig te meten : hoe gemakkelijker de stroom passeert, hoe meer vetmassa het lichaam bevat; of omgekeerd, hoe meer weerstand de puls ondervindt, hoe groter de spiermassa in het lichaam.
Bij de jonge man mag de vetmassa niet meer bedragen dan 20% van de totale lichaamsmassa ; bij de jonge vrouw ligt de limiet op 33%. Deze waarden stijgen op een natuurlijke wijze met de leeftijd. Licht overgewicht als 50 jarige zou een voordeel betekenen.
Bij veel vrouwen met een normale BMI, stelt men toch een impedantie vast van 30 à 55% : zij hebben dus geen spieren meer maar vetweefsel. Zij zijn onwetend "zwaarlijvig". Bij de man is de vaststelling identiek : spieren werden vervangen door vet...
Opgelet : geen impedantie-meter of balans gebruiken bij personen met een pacemaker.
Verhouding lichaamsvet in % :
Leeftijd |
Vrouw |
Man |
||||||
Mager |
Gezond |
Zwaar |
Obees |
Mager |
Gezond |
Zwaar |
Obees |
|
10-39 |
0-21 |
21-33 |
33-39 |
39-80 |
0-8 |
8-20 |
20-25 |
25-80 |
40-59 |
0-23 |
23-34 |
34-40 |
40-80 |
0-11 |
11-22 |
22-28 |
28-80 |
60-80 |
0-24 |
24-36 |
36-42 |
42-80 |
0-13 |
13-25 |
25-30 |
30-80 |
Verhouding in % :
Leeftijd |
Vrouw |
Man |
||||||
Laag |
Normaal |
Hoog |
|
Laag |
Normaal |
Hoog |
|
|
10-15 |
< 57 |
57-67 |
> 67 |
|
< 58 |
58-72 |
> 72 |
|
16-30 |
< 47 |
47-57 |
> 57 |
|
< 53 |
53-67 |
> 67 |
|
31-60 |
< 42 |
42-52 |
> 52 |
|
< 47 |
47-61 |
> 61 |
|
61-80 |
< 37 |
37-47 |
> 47 |
|
< 42 |
42-56 |
> 56 |
|
Nadat obesitas lang werd beschouwd als teken van tekort aan wilskracht wordt het nu beschouwd als een ziekte met genetische, hormonale en metabole achtergronden. Het is nu duidelijk dat het lichaamsgewicht wordt beïnvloed door een aantal factoren waarop de vrije wil geen greep heeft. Deze bredere kijk bracht echter ook geen globale oplossing aan. Obesitas is immers een sterk heterogene ziekte waarin omgevingsfactoren interageren met fysiologische, genetische en psychologische factoren, en gezien de belangrijke variatie aan verschillende facetten van het probleem, heeft een eenduidige uitleg - laat staan behandeling - geen zin.
Zie ook verder : "Genetische en omgevingsfactoren".
Daarbij worden bij obese personen meestal hogere titers aan de ontstekingsmerkers (cytokines IL-6 en IL-8 en het proteïne C - reactief (CRP)) vastgesteld alsook verhoogde spiegels van vrije vetzuren in het bloed.
De massa visceraal vet, gemeten via de taille-omtrek (of middelomtrek, zie verder), werkt als een echte endocriene klier door het vrijstellen van verschillende adipokines (type cytokines), waaronder het angiotensine II, een sterke vasoconstrictor betrokken bij de water- en zoutretentie via het aldosteron, bij de thermogenese en bij de insuline-resistentie (zie ook : "Hypertensie" en "Diabetes").
De taille-omtrek is dus een betere risicomaatstaf dan de BMI. Hoe kleiner de buikomtrek, hoe kleiner het overlijdingsrisico.
Noot :
*Buikvet kan ook bepaald worden door het meten van de verhouding (taille-omtrek + de heupomtrek in cm) / heupomtrek in cm. De verhouding taille/heup laat toe centraal vet te onderscheiden, dus een teveel aan buikvet tov relatief slanke heupen wat op die plaats wijst op weinig onderhuids vet en spierweefsel.
*De vetmassa wordt soms ook berekend met de vetmassa-index (FMI) volgens onderstaande formule :
FMI = (heupomtrek in cm / middelomtrek in cm 1,5) - 18
(naast FMI kunnen nog andere parameters in het onderzoek voorkomen, met de normaalwaarden en wat uitleg)
Mensen met een normaal lichaamsgewicht maar met een hoge taille/heup verhouding vertonen een hoger cardiovasculair en overlijdingsrisico ten opzichte van personen die obees zijn op basis van hun BMI.
3. Gezondheidstoestand?
Obese mensen zijn niet allemaal zieker (type 2-diabetes, arteriële hypertensie, hypercholesterolemie...) dan mensen met een "gezond" gewicht. Want er bestaan ook metabool gezonde obese mensen : de relatie tussen gezondheid en gewicht toont grafisch gezien een U-vorm en geen lineaire stijging. Er bestaat dus een grote groep van gezonde "obese" patiënten, wiens BMI zich tussen de 25 en 35 situeert . Vanuit deze bevinding ontwikkelden Canadese onderzoekers een classificatiesysteem voor obese patiënten : het Edmonton Obesity Staging System (EOSS). Dit systeem is gestoeld op wel omlijnde risicofactoren, met de bedoeling gezondheidswerkers te helpen bepalen in hoeverre gewichtsverlies bij een obese patiënt een prioriteit vormt.
EOSS :
Niveau 0 :
obese patiënten zonder metabole, psychologische of functionele problemen.
aanbevelingen : levenswijze verbeteren om bijkomende gewichtstoename te vermijden.
Niveau 1 :
obese patiënten met gezondheidsresultaten die dicht tegen de aanvaarde limieten aanleunen (glykemie, insulineresistentie, arteriële bloeddruk, cholesterolemie, kwetsbare gewrichten...).
aanbevelingen : aanpassingen op gebied van levensstijl om bijkomende gewichtstoename te vermijden.
Niveau 2 :
obese patiënten met chronische ziekten die het gevolg zijn van hun obesitas (type 2-diabetes, arteriële hypertensie, slaapapneu, osteoartritis, polycysteus ovariumsyndroom, angst...).
aanbevelingen : radicale veranderingen in de manier van leven.
Niveau 3 :
obese patiënten met orgaanschade door obesitas (myocard infarct, diabetes-complicaties, osteoartritis met functieverlies, functionele schade, belangrijke psychische afwijking...).
aanbevelingen : totale aanpak met interventies op psychologisch, farmacologisch en chirurgisch vlak, agressieve aanpak van de co-morbiditeiten...
Niveau 4 :
obese patiënten met nog ergere orgaan-aantasting en -complicaties.
aanbevelingen : agressieve aanpak van de obesitas, indien mogelijk, palliatieve zorgen met inbegrip van pijnbeheersing, psychosociale omkadering...
EOSS zou bij obese patiënten een betere tool zijn dan enkel de bepaling van de BMI voor het inschatten van overlijdensrisico's door kanker of door coronaire aandoeningen.
In het begin redden onze vetplooien ons leven. Door het teveel aan vet en suiker te stockeren (ipv te laten circuleren) verdedigt het organisme zich tegen de nefaste invloed van een verkeerde voeding. Totdat ook onze cellen vol zitten, afsterven en hun vetzuurinhoud in de circulatie lozen, en vervolgens organen als de lever, de pancreas, het hart en de bloedvaten aantasten. Zo ontstaat uiteindelijk het metabool syndroom.
Studies tonen aan dat vetweefsel niet zomaar een opslagplaats is voor vet, maar een complex orgaan. Het communiceert met de hersenen en andere organen via stoffen als adipokines en toxines. Vetcellen geven leptine af, een eiwit dat je verzadingsgevoel en eetlust mee dirigeert. Mensen met obesitas produceren te veel leptine, waardoor hun lichaam op den duur resistentie opbouwt. Hun hersenen reageren steeds minder op de signalen van de stof. Gevolg: ze hebben steeds meer eten nodig om zich voldaan te voelen.
Andere communicatiestoffen zijn gelinkt aan insulineresistentie. Insuline regelt de opname van suiker in de lichaamscellen en houdt zo de bloedsuikerwaarde constant. Adiponectine, een eiwit dat vrijwel uitsluitend wordt aangemaakt in vetcellen, zorgt ervoor dat de cellen van de pancreas steeds meer insuline moeten aanmaken om suiker uit voeding te verwerken. Het verlaagt ook de gevoeligheid van de cellen om suiker uit het bloed op te nemen. Daardoor is meer insuline nodig om de cellen van energie te voorzien.
Blijft het suikergehalte in het bloed stijgen, dan leidt dat uiteindelijk tot type 2-diabetes, het eindstadium van het hele ziekteproces. Ondanks hun metabole gezondheid krijgen ook zij sneller problemen aan de spieren, botten en gewrichten. Denk aan artrose in heupen en knieën, rugpijn en slaapapneu. Het overtollige vet weegt letterlijk op hun lichaam.
Zijn ideaal gewicht bereiken of heroveren is een hersenschim : omdat het ideale gewicht voor de gezondheid (BMI tussen 18.5 en 25) dat we willen bereiken zelden overeen komt met ons natuurlijk gewicht, een evenwichtig en confortabel gewicht. Het ideaal gewicht wordt dikwijls pas bereikt na strikte diëten, of is het gewicht dat we nooit bereiken maar waar we ons hele leven lang naar streven.
Het probleem is dat het ideale gewicht werd berekend op basis van epidemiologische gegevens (dus op een ganse bevolking) die niet zomaar op een individu kunnen worden overgedragen. Zij houden geen rekening met de gewichtshistoriek van de persoon, van zijn manier van leven, noch van de genetische voorbeschikking van de persoon.
Beter is dus zijn evenwichtsgewicht na te streven. Het natuurlijk of referentie-gewicht dat we zonder veel inspanning kunnen bewaren.
Maar opgelet,
wie als een peer wordt geboren wordt nooit geen appel of een plank, laat staan een zandloper (zie : "Praktisch").
vet installeert zich traag, en verdwijnt ook traag : snelle gewichtveranderingen komen dus steeds door waterverplaatsingen.
het organisme is onderhevig aan een relatieve gewichtsinstabiliteit : voeding, vochtniveau, stress, "toegevingen" na een drastisch dieet, hormonen (vooral bij vrouwen), fysieke inspanningen... kunnen het gewicht op de personenweegschaal beïnvloeden.
Doch de weegschaal brengt ons terug tot een hoop kilo's :
door ons een ideaal gewicht voor te spiegelen, dikwijls ver van het natuurlijk gewicht, maakt de weegschaal van ons lichaam een te observeren en te onderdrukken object. Door als resultaat een gewicht te tonen dat ver afwijkt van het gewicht van een "mooi lichaam" gaat de weegschaal ons tiranniseren. Het beste gewicht, is het gewicht van een lichaam dat wordt aanvaard, dat graag wordt verzorgd en getoond, of het nu mager, slank, rond of dik is. Een focus op een bewuste leefstijl, door te werken aan competent eten, plezierige activiteit en een gezond lichaamsbeeld, blijkt meer gezondheidsvoordelen op te leveren, ook al is er geen gewichtsverlies Nieuwsbrief Eetexpert nr. 21 (2013/1) .
er bestaan 2 eetmanieren : door zichzelf te controleren of door naar zichzelf te luisterenen. De weegschaal leidt tot controle, het luisteren naar onze voedings- en lichaamsbehoeften maakt van ons lichaam een medemaat, in plaats van een tegenstrever.
afhankelijk zijn van een weegschaal berooft ons van een essentiële vrijheid : deze die toelaat keuze te maken in ons leven die voor ons bron zijn van zowel fysisch als psychisch welzijn. In functie van ons eigen gevoelens.
Voelen we ons echter niet goed in ons vel, in ons eigen "te dik" of "te mager" lichaam, dan kan vermageren/verdikken de oplossing zijn. Vooral zwaarlijvigheid is op termijn heel ongezond.
Maar er werd ons steeds gezegd dat wij niet meer calorieën moesten innemen dan wij konden verbranden, en dat we zonder regelmatige fysische activiteit er niet zouden in slagen gewicht te verliezen. Nochtans zijn er weinigen die deze aanbevelingen echt kunnen respecteren : het is dus onze fout of er schort iets met de aanbevelingen. De medische orthodoxie neigt natuurlijk eerder naar de eerste optie, dieetboeken wijzen eerder in de richting van de tweede.
Een licht overgewicht zou echter, bij oudere mensen die bewegen, een positieve invloed uitoefenen op de mortaliteit, ten opzichte van mensen die een overwegend zittend leven leiden (obesitas-paradox) . Zo hebben patiënten met een hoger BMI een betere kans om een hartoperatie te overleven. De obesitas-paradox speelt ook een rol bij osteoporose, zware verwondingen en sommige tumors...
Het is dus niet het vet of het gewicht op zich dat bepalend is, wel de algemene gezondheidstoestand (fysiek welzijn). Dus ook voor dikke mensen geldt : bewegen!
Vraag is of de BMI-bepaling een accurate meting en een goede marker is voor lichaamsvet of gezondheidsrisico's ?
In plaats van enkel een BMI-bepaling te gebruiken als indicator zouden ook de verhouding taille/heupomtrek, vetmassa, magere massa, glykemie- en insulinerespons, CRP... moeten meegenomen worden in de evaluatie van een gezondheidstoestand.
Eigenlijk maakt het niet uit hoeveel je weegt, als je maar lichamelijk en geestelijk gezond bent : geen verhoogde nuchterglykemie, niet teveel cholesterol of triglyceriden, geen hypertensie, geen negatieve gedachten, niet teveel negatieve stress... En je moet jezelf liefhebben, vooraleer je iemand anders kunt liefhebben... Gedrag boven gewicht dus.
En het is aangetoond dat mensen met overgewicht of met beperkte zwaarlijvigheid geen lagere levensverwachting hebben dan mensen met een normale BMI....
De verschillende types obesitas, met verschillend risicopatroon, steunen op de lichaamsomtrek en het aantal adipocyten en op de verdeling van de vetmassa over de verschillende gedeelten van het lichaam. De lichaamsomtrek wordt bepaald met een lintmeter halverwege de laatste rib en de heuprand. Om correct de omtrek af te lezen mag de lintmeter niet aangespannen zijn op de huid en moet parallel met de grond lopen. De meting heeft plaats op het einde van een normale uitademing.
Hyperplastische obesitas :
Zij staat voor een verhoogd aantal adipocytes over het gehele lichaam.
De hoeveelheid adipocyten wordt bepaald in utero, in functie van de voeding van de toekomstige moeder en van de pasgeborene. Een overdreven aanvoer van calorieën gedurende de zwangerschap of vanaf de start van het prille leven kan leiden tot een verhoging van het aantal adipocyten gedurende het ganse verdere leven van het individu. Dit type obesitas ontwikkelt zich van kinds af, maar schijnt minder negatieve effecten op de gezondheid te veroorzaken dan de hypertrofische obesitas.
Hypertrofische obesitas :
Dit type wordt gekenmerkt door een verhoging van de grootte van de adipocyten en wordt in verband gebracht met de ontwikkeling van cardiovasculaire problemen, van type 2-diabetes, van het syndroom X en van diverse metabole stoornissen.
In geval van hypertrofische obesitas is de vetmassa vooral gesitueerd ter hoogte van het abdomen en de buikstreek.
Vetweefsel is een orgaan op zich : het genereert hormonen, cytokines en enzymen die een rol spelen in de stofwisseling. Zo weten we dat buikvet gevaarlijker is dan heupvet, omdat buikvet actiever betrokken is bij de stofwisseling.
Normaal gewicht : 18.5-24.9 (BMI) / V lendenomtrek < 80-89cm / M lendenomtrek < 90-99cm
Overgewicht : 25-29.9 (BMI) / V lendenomtrek > 90-104cm / M lendenomtrek > 100-109cm
Obees I : 30-34.9 (BMI) / V lendenomtrek > 105-114cm / M lendenomtrek > 110-124cm
Obees II en III : > 35 (BMI) / V lendenomtrek > 115cm / M lendenomtrek > 125cm
Androïde obesitas :
Komt vooral voor bij de man, waarvan de naamgeving ; deze vetopstapeling ter hoogte van de buik is typisch bij individuen die teveel en niet evenwichtig eten en veel alcohol drinken (sterke bieren...) : pathologisch indien taille-omtrek > 100cm bij de man!
Gynoïde obesitas :
Deze vorm komt vooral voor bij de vrouw : wordt gekenmerkt door een verhoging van de aantal adipocyten ter hoogte van de heupen en de onderste ledematen (culotte de cheval) : pathologisch indien taille-omtrek > 90cm bij de vrouw.
Zij bestaat voornamelijk uit hyperplastische cellen onder controle van oestrogenen, terwijl de adipocyten uit het buikweefsel eerder onder de invloed staan van insuline, van catecholamines (adrenaline et noradrenaline) en van androgenen (testosteron).
Noot :
een persoon met een te grote taille-omtrek en een te hoge BMI loopt een hoger risico op cardiovasculaire ziekten, (pancreas)kanker, longproblemen of metabole ziekten (teveel bloedsuiker, cholesterol, hypertensie...). De taille-omtrek is nauw en positief geassocieerd met de mortaliteit, ongeacht de BMI.
het verlies van 1kg lichaamsgewicht doet het risico op metabole ziekten dalen met 2%. Anderzijds doet het verminderen van de taille-omtrek met 5cm hetzelfde risico dalen met 11 tot 15%.
Recente studies laten vermoeden dat obesitas genetisch kan bepaald zijn en dat het gen waarschijnlijk dateert sinds het begin van de mensheid. De hypothese van de "survival of the fittest" heeft dan als resultaat dat het juist die mensen die het gen bezitten - en dus neigen naar zwaarlijvigheid - de grootste kans hebben om te overleven.
Dankzij een tragere vetverbranding dan haar opname laat zwaarlijvigheid, in gewicht maar misschien vooral in massa, toe energie te stockeren nodig om te overleven bij het individu dat niet zeker is de volgende dagen eten te vinden, want vet is het energierijkst (9 kcal in 1g vet vs 4 kcal in 1g proteïnen of suikers). Zo kan ons organisme ongeveer 2 maanden zonder voedsel overleven. Een grotere lichaamsmassa biedt ook een grotere kans opgemerkt en terug gevonden te worden door groepsgenoten. Wat eigenlijk een positief survivalmechanisme is, heeft intussen een negatieve survivalwaarde gekregen door de gigantische kloof tussen de omgeving van toen en nu.
De oermens was in staat de voedingsmogelijkheden van de natuur zo goed mogelijk te benutten. Om zolang mogelijk met zo weinig mogelijk in een vijandige omgeving te overleven... Om gedurende uren te kunnen jagen op dieren, tot die door uitputting neerzegen.
In het algemeen was het dieet van de oermens sterk seizoengebonden : bessen en eieren in het voorjaar en noten, fruit en zaden in het najaar. Met klein wild, vis, algen en schaaldieren het hele jaar rond : een dieet op basis van niet bewerkt voedsel, zonder zout en transvetzuren, arm aan suikers, koolhydraten en kunstmatig verhard vet. Ook zonder granen en melkproducten omdat landbouw en veeteelt hun intrede nog niet hadden gedaan (pas tijdens de Neolithische revolutie).
Maar die mensen stierven toch jong. Zij werden gemiddeld niet ouder dan 30. De kwaliteit van hun voedsel zat er echter voor niets tussen. Wel de hoge kindersterfte en het gebrek aan hygiëne. Want de oermens was ook niet klein en ondervoed : vondsten van vrouwelijke skeletten van 1.8 m wijzen op een hoog voedingsniveau.
Anderzijds werden, in culturen waar overleven moeilijk is en waar ondervoeding en schaarste behoren tot het dagelijks leven, ronde vormen beschouwd als een voordeel, het was de beste garantie op overleven. Ook wordt in vele culturen een zwaarder voorkomen van de vrouw beschouwd als een teken van vruchtbaarheid. Dit fenomeen komt tegenwoordig nog voor in grote gedeelten van zwart Afrika, waar de mannen mollige vrouwen verkiezen boven te slanke...
Dit "economisch genotype" is een belangrijk element in de strijd om te overleven, wanneer voedsel niet gemakkelijk te vinden is, maar betekent een serieuze handicap van zodra, in één generatie tijd, het aantal calorieën dat via de voeding wordt ingenomen fors gaat stijgen... Dit is de reden waarom volkeren die vroeger in armoede leefden, meer te lijden hebben onder de overvloed dan de westerlingen zelf. Maar opgelet, ook bij ons komt ernstige obesitas voor bij mensen uit de hooggelegen gebieden van het Centraal Massief en de uitlopers van de Pyreneeën, twee streken die zwaar werden getroffen door voedselschaarste tijdens de moderne tijden (1453-1789).
Dit fenomeen kwam in Europa immers progressief tot stand : van de oermens tot de Vroege Middeleeuwen liep de lichaamslengte stilaan terug na de invoering van lokale landbouw en veeteelt (introductie van granen en melkproducten in de voeding). Later, in de 19de eeuw, kwam de eerste industriële revolutie niet uit het niets, maar was het hoogtepunt van een aanhoudende economische groei sedert de Late Middeleeuwen. De Europese bevolking van toen, met kleine ronde mensen, kende een tamelijke hoge levensstandaard en kon zich een gevarieerde voeding op basis van vlees, granen en melkproducten veroorloven. Sedert de eerste industriële revolutie ging de lichaamslengte terug de hoogte in, wat wijst op betere levensomstandigheden. Alleen verbreedde de lendeomtrek ook : van rond naar obees.
Met de opkomst van kunstlicht en industrialisatie kon de mens zijn dag verlengen tot na zonsondergang. De verstoring van onze biologische klok (circadiaanse ritmes) gaf aan mens en dier de mogelijkheid meer/langer te eten, met obesitas en aanleunende aandoeningen als mogelijk gevolg.
In de voorbije 50 jaar is de in- en uitvoer van voedsel sterk gestegen. Voor gedroogd fruit, kruiden en specerijen gold dat al eerder omdat zij stabiele en gemakkelijk te bewaren voedingsstoffen zijn. Om levensmiddelen te exporteren moeten ze vers blijven tijdens de reis en de periode dat ze worden opgeslagen. Het meeste onbewerkte voedsel begint echter te fermenteren of te kiemen na enkele weken. Zo begint volle rijst en tarwe na 3 weken te ontaarden en woekeren er bacteriën in.
Het raffineren van voedsel bracht de oplossing. Geraffineerde granen, eventueel verder verwerkt in koekjes en brood, kunnen maanden, zelfs jaren bewaren. Maar door het verwijderen van de vezels, mineralen, oligo-elementen en vitaminen wordt de stabiliteit van het voedingsmiddel ten opzichte van de lever en de pancreas gewijzigd. Gedurende 5000 jaar heeft de pancreas de inname van zachte trage suikers geregistreerd en hiervoor insuline afgescheiden om het suikergehalte in het bloed te stabiliseren. Door de geraffineerde "snelle suiker" voeding geraakt de pancreas van slag en gaat teveel insuline afscheiden. Wat hypoglykemie uitlokt.
Wanneer hypoglykemie optreedt geraken ook de hersenen in paniek : een noodprocedure verlaagt de afscheiding van serotonine en dopamine (zie : "Neurotransmitters") en verhoogt deze van cortisol en adrenaline. Hierdoor komt het organisme in een "emergency modus", klaar voor op jacht te gaan om voedsel te zoeken : wakker, attent, gespannen, agressief... Alleen gaan we niet meer op jacht. Achter een bureau veroorzaakt deze noodtoestand alleen maar stress en irritatie. Wat het cortisol- en adrenalinespiegels nog meer doet stijgen. Wat op zijn beurt de hypoglykemie-status nog verergert waardoor de nood aan eten nog meer stijgt.
Serotonine zorgt voor de coördinatie van het verzadigingscentrum in de hypothalamus. Door verlaging van de serotonine-afscheiding stuurt het verzadigingscentrum terug een "hongersignaal" uit. Ook al hebben we pas gegeten. We hebben "mentaal" honger. Snoepen en snacken leiden zo onvermijdelijk tot overgewicht (zie verder : "Het spel van de hormonen").
De aanbevelingen van voedingsdeskundigen begin de jaren '70 om te vermageren met "minder vet" maar met "zetmeelhoudende voedingsmiddelen bij elke maaltijd" luidde het begin in van een nieuw obesitas-tijdperk (PDF : grafiek pg 33). Door het permanent tekort aan vet in hun voeding hunkeren mensen constant naar voedsel om hun onbehagen met tussendoortjes zoals snacks, soda's, koekjes en snoep te compenseren.
Deze aanbevelingen houden geen rekening met de geschiedenis van de menselijke evolutie noch met haar fysiologie (conversie van suikers met hoge GI naar vet onder invloed van insuline) en met de actuele wetenschappelijke bevindingen (die een vermindering van voedingsmiddelen met hoge GI aanbeveelt), en zijn daarom medeverantwoordelijk voor de explosie van het aantal obesitas- en diabetesgevallen Jean Marc Dupuis in"Santé Nature Innovation" van 22 maart 2013 .
De calorie in/calorie out hypothese als oorzaak van obesitas is daarom een mythe. Je wordt immers niet dik door het inname van teveel calorieën, maar door de opname van voornamelijk verkeerde calorieën. Vooral de "lege" calorieën worden hier met de vinger gewezen.
Op zijn fresco's laat Michel-Angelo duidelijk zijn voorkeur blijken van ronde vormen. Peter Paul Rubens vond een goed ronde vrouw klaarblijkelijk aantrekkelijker dan een slanke. En Rubens stond hierbij niet alleen... Later zouden ook andere artiesten (Goya, Manet...) vrouwen schilderen die tegenwoordig als zwaarlijvig zouden geklasseerd worden. Alhoewel zij in de ogen van hun schilders en hun publiek het schoonheidsideaal symboliseerden.
Tijdens de vorige eeuw echter hebben bepaalde omstandigheden het aantrekkelijke imago van de ronde vrouw ondergraven. Wanneer op 5 juli 1945 de bikini op de markt verscheen, was het hek van de dam. De jaren '60 waren de gouden jaren gekenmerkt door een economische boom. In zo'n periode kon het slanke archetype zich sneller opdringen dan gedurende een periode van schaarste en crisis.
Schoonheid is subjectief en echte schoonheid zit vanbinnen. Allemaal mooie principes? Hoe iemand voorkomt is het eerste wat je ziet als je iemand ontmoet. Hierop steunt je eerste indruk. Voor bepaalde personen is de uiterlijke schoonheid (helaas) ook een beoordelingselement.
Nu nog, in zwart Afrika, is vol en rond een teken van weelde. Het betekent dat je geld hebt voor eten (ook bij ons waren vroeger rijke mensen dik en arme mensen dun). Daartegenover is overgewicht in de VS (en stilaan bij ons) een teken van armoede. Wonen in een kwartier waar vooral junkfood wordt verkocht, waar je noch de moed noch de energie hebt om zelf te koken. Waar je nooit goede raad kreeg, waar je nooit leerde hoe eten bereiden.
In de actuele westerse cultuur is vetzucht dikwijls het voorwerp van heel pijnlijke vooroordelen en van discriminatie. Zwaarlijvige personen worden omschreven als lelijk, lui en droef... Vroeger bekritiseerde men de fouten en de zwakten die leiden tot obesitas : hij eet teveel, hij overdrijft... Alhoewel obesitas sindsdien wetenschappelijker en rationeler wordt benaderd, ligt vandaag de onmogelijkheid te vermageren onder vuur : hij beheerst zich niet, hij controleert zich niet... Dikke mensen zijn dikwijls het slachtoffer van discriminatie.
Daarbij staan dikkere vrouwen bloot aan een sterkere sociale druk op gebied van slankheid. Vrouwen beschrijven een veel sterkere verstoring van hun lichaamsbeeld dan mannen. Zij ontwikkelen gemakkelijker depressieve gevoelens dan dikke mannen.
In december 2012 werd in "The Lancet" een rapport gepubliceerd over de verschuivingen in de globale volksgezondheid van de laatste 40 jaar. Was in 1990 ondervoeding nog globaal de voornaamste factor in termen van verlies van kwaliteitsvolle levensjaren, dan baren vandaag te dikke mensen globaal meer zorgen dan te magere. Of hoe de cultuur vreet aan onze biologie!
Genetische en omgevingsfactoren die zowel de aanvoer van energie als het verbruik ervan beïnvloeden verplichten ons echter obesitas te beschouwen als een ziekte met verschillende oorzaken. 31% van de gevallen kunnen verklaard worden door genetische afwijkingen, en dus zijn omgevingsfactoren verantwoordelijk voor de 69% resterende gevallen.
Onderzoekteams aan de City University London en de London School of Economics hebben het overgewicht bij biologische en bij adoptiekinderen vergeleken met die van hun ouders. Doel was op een eenvoudige manier nagaan welke plaats de genen en de levensomgeving spelen bij overgewicht en obesitas .
Met als resultaat dat :
wanneer beide adoptie-ouders overgewicht vertonen is het risico op overgewicht bij het kind 21% hoger dan bij een kind met adoptie-ouders met een normale BMI (Body Mass Index).
hiermee vergeleken vertonen kinderen van beide biologische ouders met overgewicht een 27% hoger risico op overgewicht. Volgens de onderzoekers bepaalt het 6% verschil het genetische aandeel.
Genetische factoren :
Er werd vooral vooruitgang geboekt in het begrijpen van de genetisch achtergrond van obesitas, dankzij de ontdekking van het gen ob, dat voor het leptine codeert. Leptine is een hormoon met een remmende activiteit op de eetlust en een stimulerende op de thermogenese.
De thermogenese speelt een sleutelrol in de gewichtstoename. Een gedeelte van de overmaat aan calorieën wordt rechtstreeks omgezet in warmte (zie : "Basismetabolisme").
Bij een mager individu kan een maaltijd een verhoging tot 40% van de productie van warmte veroorzaken. Omgekeerd, bij een zwaarlijvig persoon, wordt een warmteproductie van 10% of lager vastgesteld, het overschot energie wordt hier opgeslagen als reserve in plaats van te worden omgezet in warmte. Tengevolge van een negatieve energiebalans, komen de kilo's er bij.
Een van de voornaamste oorzaken van de daling van de thermogenèse is insulineresistentie. De enige oplossing ligt dan in de stimulatie van de gevoeligheid voor insuline van de cellen om alzo de thermogenese te herstellen.
Bij de obese persoon werd vastgesteld dat de werking van de Na/K pomp van de rode bloedcellen 22% lager was dan bij personen met normaal gewicht. Daarbij werd ook binnen de cellen een hogere dan normale Na-concentratie vastgesteld. De inname van kalium kan de activiteit van de pomp aanzwengelen waardoor de overmaat natrium uit de cellen geraakt.
Belang van natrium :
de aanwezigheid van natrium uit de voeding stimuleert de opname van glucose uit de darm (symport via SGLT1). Hoe meer natrium (keukenzout) in de voeding, hoe meer glucose er kan worden opgenomen door het organisme. Na de opname in de bloedbaan door passieve diffusie, wordt het teveel glucose verwerkt tot glycogeen en opgeslagen in de lever en de spieren (voorzover er zijn) of omgezet in vet en opgeslagen in het vetweefsel.
het opgenomen natrium kan niet of onvoldoende worden uitgewisseld tegen kalium
het opgenomen natrium houdt ook water vast, waardoor de cel gaat zwellen
een verhoging van het celvolume ---> verhoogde osmotische druk ---> verhoogd celanabolisme (= verhoging van de reserves en vertraging van de activiteit) met gewichtstoename
nog lager energieverbruik
nog meer gewichtstoename.
Bovendien heeft voeding ook een duidelijke invloed op onze epigenetica, op hoe onze genen functioneren. Epigenetica is iets boven de genetische omgeving waardoor bepaalde genen aan en uit kunnen worden gezet. Voedingsstoffen, zoals vetten of koolhydraten, kunnen dit doen met genen die energie verbranden of opslaan, wat een rol speelt bij vetopslag.
Calorische factoren :
In principe is overgewicht het resultaat van een onevenwicht tussen de opgenomen hoeveelheden energie en de verbruikte (eerste wet van de thermodynamica).
Vooral de hoeveelheid verbruikte (of eerder niet verbruikte) energie is de dader. Men stelt niet echt een verhoging vast van de opgenomen energie, maar eerder een vermindering van het actief energieverbruik (minder fysische activiteit) en van het passief energieverbruik door hogere binnentemperaturen (door centrale verwarming en airco). Een zittend leven, een meer passieve levensstijl, die niet meer echt gericht is op actie, verminderen duidelijk het energieverbruik. Het progressief verdwijnen van fysisch zware beroepen voor meer kantoorbanen, de explosieve groei van het vervoer (de auto in plaats van te voet), het verbod van ouders dat hun kinderen buiten spelen of na school blijven hangen (onveiligheidsgevoel), de opkomst van de televisie (en de publiciteit) en de (spel)computer, zijn de voornaamste factoren.
30 minuten per dag fysisch bewegen is ruim voldoende . Meer hoeft echt niet. Want anders krijg je de neiging de verbrande calorieën te compenseren met meer voedselinname en heb je meer rust nodig om te recupereren. Ook zal wie intensief sport meer spieren kweken, en die wegen zwaarder dan vet. Hierdoor zal het verlies aan lichaamsgewicht minder uitgesproken zijn . Vermijd suikers, dan zal je lichaam bij het bewegen niet alleen eerder vet verbranden maar ook de mitochondria stimuleren (wat ook 100% zwarte chocolade en vit C doet...), waardoor je energieproductie wordt vergemakkelijkt zodat je je fitter voelt.
Wil je vermageren dan is meer bewegen minder efficiënt dan minder eten. In enkele minuten tijd verober je een boterkoek (van 100g) die je 400 kcal oplevert. Om die 400 kcal te verbranden moet je wel 50 minuten de loopband op...
Minder eten is daarom veel efficiënter dan meer bewegen!
Er zit niets anders op dan de voedselinname te beheersen en bewegen te gebruiken als complement.
Je lichaam bepaalt zelf waar het vet verdwijnt. Buikspieroefeningen zijn dus geen must. Ik zou iedereen eerder aanraden om voor sporten te kiezen die gericht zijn op zoveel mogelijk calorieën te verbranden. Denk bijvoorbeeld aan roeien, zwemmen, langlaufen en wandelen. 2.000 kcal/week zijn een belangrijk doel: pas vanaf dat punt zien studies wel duidelijke dalingen in buikvet.
Daarbij is ook de samenstelling van het opgenomen voedsel geëvolueerd : dikwijls teveel koolhydraten (en "slechte" vetten), maar vooral te veel calorieën, ongeacht hun oorsprong. Maar ook niet alle calorieën zijn gelijk, de caloriebron is belangrijker : bij de vertering van koolhydraten zijn insuline en leptine betrokken, bij de vertering van vetten en eiwitten komt insuline minder tussen. Koolhydraten onderling zijn ook verschillend : zo zijn fructose en glucose wel isocalorisch maar niet isometabolisch. Hun effect op het metabolisme verschilt. We worden dus dik door het overmatig eten van de verkeerde caloriesoort. Door het teveel aan koolhydraten en vetten in de voeding geraakt anderzijds de normale weg voor hongerstilling via de darmhormonen overbelast en resistent voor leptine, insuline... Uiteindelijk wordt ons lichaam ongevoelig voor deze beide verzadigingshormonen.
Obesitas heeft daarom misschien niets te maken met overgewicht maar met het feit dat het brein dat overgewicht niet kan zien. Teveel insuline in je bloed blokkeert het leptine-signaal (het hormoon dat je lichaamsvet reguleert). "Gewicht verliezen" is dan een onbereikbaar doel...
Een verstoorde darmflora :
bij mensen met een normaal lichaamsgewicht domineert de stam Bacteroidetes in de darmflora (zie "Microbioot"). Bij obesitas wordt een andere stam, Firmicutes, dominant. Die Firmicutes kunnen gemakkelijker de calorieën, bekomen uit de verbranding van complexe suikers, omzetten in vetten. Verschillende factoren kunnen dit onevenwicht verergeren : te suikerrijke voeding, bewerkt voedsel (pasteurisatie, sterilisatie...), stress, levensstijl, kunstmatige zoetstoffen , antibiotica ..., en bevorderen met de tijd de groei van gisten en schimmels, betrokken bij het ontstaan van de meeste ziekten. Wat wil zeggen dat dieet- en leefstijlveranderingen leiden zo tot veranderingen in de darmflora (verhouding Firmicutes/Bacteroidetes). Sommige probiotica zoals Lactobacillus rhamnosus kunnen het darmonevenwicht helpen herstellen, de honger helpen beheren en helpen vermageren .
studies bevestigen dat het microbioot een rol speelt in de ontwikkeling en het optreden van obesitas en insulineresistentie . Ook bij type 2-diabetes wijkt de samenstelling van het microbioot af van dat van gezonde personen : de stammen Bifidobacterium en Bacteroïdes vulgatus kwamen minder voor in het microbioot van type 2-diabetes-patiënten .
de darmflora ondergaat bij de mens ritmische fluctuaties en een uurverschil kan haar samenstelling veranderen. De circadiaanse klok van bacteriën werkt ook synchroon met de uren waarop we eten. Een verschuiving van het normale etensuur en een verandering van het licht/donker-ritme verstoorde bij muizen de samenstelling van hun darmflora. Deze aanpassing van de darmflora leidde tot metabolische veranderingen zoals meer vetopslag en glucose-intolerantie. Wat niet werd gezien bij muizen die een normaal circadiaans ritme volgden .
Een verstoorde schildklierfunctie (hypothyroïdie).
De massale deelname van de vrouw aan het arbeidsproces heeft als gevolgen :
het verlies van de kookkunst en keukentradities leidde tot een gebrek aan houvast bij de consument
verandering van kookgewoonten : met minder tijd voor koken
verschuiving van locale eigen seizoenteelt naar aangevoerd voedsel
verschuiving van vers naar industrieel bewerkt voedsel
we eten omdat het moet, niet meer uit plezier
Wij gaan meer en meer uit (eten) :
waar je ook gaat : overal staan drank- en snackautomaten : de verleiding is groot.
bij even grote porties bevatten maaltijden die buitenhuis worden genomen, gemiddeld 200kcal meer dan het equivalent dat thuis bereid wordt. Buitenhuis bereid eten is algemeen vetter en rijker, terwijl het minder voedingswaarde heeft. Buitenhuis genuttigd voedsel bevat meer zout en meestal minder vitamine C, vezels en calcium
Carl Lachat et al.,
"Eating out of home and its association with dietary
intake : a systematic review of the evidence", Obesity
Reviews 2011 Nov 23. doi:10.1111/j.1467-789X.2011.00953.x.
[Epub ahead of print]
.
de portiegrootte verdubbelde in 20 jaar, hun caloriewaarde dus ook. Iets vet- of caloriearm eten is een goed idee, maar alleen als je aan de verleiding weerstaat om méér te eten. Anders doet vetarm je toch verdikken!
we eten gemakkelijker en veel omdat het zo lekker is, niet omdat het goed is voor onze gezondheid
Om te overleven, om niet achterop te geraken of door de concurrentie te worden overgenomen, moeten grote merken absoluut zo "lekker" mogelijke voedingsmiddelen op de markt brengen. Niet noodzakelijk zo "gezond" mogelijk, maar wel zo "lekker" mogelijk. Alleen op deze wijze kunnen zij consumenten aantrekken en aan zich binden.
Zij zorgen daarom voor voedingsproducten die ons een gevoel van welbehagen geven, door een dopamine-piek uit te lokken in ons genotcentrum (Nucleus Accumbens). Zodat hun voedingsmiddel voor de consument een dagelijkse behoefte wordt, waar hij niet aan kan weerstaan, en dus steeds terug zal kopen.
De afgifte van dopamine is een van de belangrijkste mechanismen bij het ontstaan van genot, bijvoorbeeld door voedselinname. Triglyceriden kunnen een signaal geven aan neuronen die dopamine vrijmaken en aan neuronen die reageren op de werking van dopamine. Het gaat wel degelijk over "een signaal geven", omdat triglyceriden, in tegenstelling tot glucose, door deze neuronen niet als energiebron worden gebruikt. Met andere woorden, het is alsof het vet dat we eten informatie moet verstrekken aan de hersenen om het plezier dat gepaard gaat met voedselinname te moduleren.
De voedselindustrie heeft eten onweerstaanbaar gemaakt, door te sleutelen aan de samenstelling ervan, met suiker, zout en vet als gouden combinatie, en met de juiste reclame. Zij beweren dat er geen ongezond voedsel bestaat, alleen ongezonde levensgewoontes. Voor hen is het product niet fout, maar de gebruiker. Nochtans is eenzelfde volume fastfood (= alle industrieel bereide gerechten) veel calorierijker dan eenzelfde volume vers voedsel. De meest calorierijke en suikerhoudende voedingsmiddelen (op basis van geraffineerde granen, aardappelen, bordklare gerechten...) zijn daarnaast ook goedkoop en bevorderen op deze wijze het ontstaan van obesitas.
Energierijk fastvoedsel verstoort bovendien het verzadigingsmechanisme : voedsel rijk aan suikers (en vet) is erg geliefd door de hersenen, calorierijk voedsel draagt biologisch haar voorkeur ; de intensiteit van het plezier dat de consumptie van dergelijke voedingsmiddelen verschaft is zo sterk dat de interne mechanismen die de eetlust controleren er door worden verstoord. In de natuur zijn er haast geen producten die én vettig én zoet zijn. Als ons brein wordt geconfronteerd met producten die beide wel combineren (een donut of gebraad met appelmoes), dan stoppen onze natuurlijke remreflexen en blijven we eten. Zo ontstaat craving, een hunkering naar voedsel en later overgewicht. Eten wordt dan verslavend, net als drugs en roken.
--> Wij moeten terug naar onbewerkt voedsel : een reden te meer om terug zelf aan de slag te gaan en het plezier van het zelf bereiden te (her)ontdekken. Zo weten we wat we er in steken.
Marc Van Ameringen, Uitvoerend Directeur van GAIN (Global Alliance for Improved Nutrition), heeft landen zoals de VS aan de kaak gesteld omwille van hun blijvende steun aan de voedingsindustrie waarbij de productie van maïssiroop (rijk aan fructose, gebruikt als zoetmiddel en dikmiddel in bereide schotels) wordt bevoordeeld. Er is een duidelijk onevenwicht tussen al het geld dat naar de productie van maïs en maïssiroop gaat, en de overheidssteun voor de productie van groenten en fruit .
"Dankzij" de klimaatregeling in gebouwen... verbruiken wij minder calorieën om ons aan te passen aan klimaatveranderingen : hierdoor vertraagt ons basaal metabolisme. Om te vermageren moet dit basaal metabolisme terug gereactiveerd worden door ons lichaam bloot te stellen aan temperatuurs- en weersveranderingen. Niets beter dan regen, wind, modder, zon, alternerend koude en warmte voor een betere weerstand en gezondheid. Wat koudeblootstelling is zelfs goed voor de lijn : koude doet het energieverbruik stijgen, de hoeveelheid lichaamsvet dalen terwijl de hoeveelheid bruin vet aangroeit (wat zorgt voor warmte) .
Momenteel zijn de twee als hoofdfactoren beschouwde elementen (verminderde fysische activiteit en een te grote voedselconsumptie) intussen achterhaald. De laatste 10 jaar eten wij niet meer dan vroeger en is het gebruik van de auto, de manier van werken, te tijd doorgebracht voor het scherm... niet wezenlijk veranderd. Toch verspreidt de obesitaspandemie zich steeds meer, sneller zelfs. Vooral de explosieve toename van obesitas bij kinderen en jongeren baart grote zorgen. Zelfs doen we voldoende aan sport (fitness!) en letten we op onze voeding, dan nog blijven mensen verdikken. Het gaat daarbij niet alleen meer over obesitas. Ook het aantal gevallen van hypercholesterolemie, hypertensie, diabetes, hart- en vaatziekten (het zogenaamde "metaboolsyndroom") maar ook van leververvetting, allergie, kanker... breidt sterk uit.
Na analyse van de gegevens bleek uit een recente studie dat meer dan de helft van de kinderen reeds obees waren voor hun 2 jaar en dat allen obees waren of aan overgewicht leden op hun 10de. Hun BMI steeg met ongeveer 1 eenheid per jaar .
Omdat het voedsel zelf het probleem vormt. De oorzaak is niet alleen de hoeveelheid voedsel die wordt gebruikt, maar haar kwaliteit. Het gaat over de samenstelling van de (industriële) voeding en niet alleen over het aantal opgenomen calorieën. De darmflora speelt een belangrijke rol in de fysiologie en de menselijke voeding, vooral bij de extractie van de voor het organisme onmisbare calorieën. Deze darmflora, waarvan het evenwicht wordt verstoord door de overmatige aanwezigheid van vetten, suikers en chemische voedingsadditieven (waaronder Na glutamaat ), schijnt de accumulatie van vetten te bevorderen. Anderzijds spelen endocriene verstoorders een essentiële rol in de verdere progressie van obesitas. Meerdere wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat veranderingen in het evenwicht tussen de verschillende bacteriële darmpopulaties een oorzaak van obesitas vormen.
Ook de lever is betrokken : milieuvervuiling, medicatie, chronische stress, hormoonverstoorders… de lever draait op volle toeren en non-stop om deze toxines uit ons systeem te filteren, maar komt op den duur zelf in de problemen. Als reactie hierop sturen de hersenen een signaal naar de pancreas om insuline te produceren als reparatiestof voor de schade aan de levercellen. Omdat de beschadiging door onze manier van leven blijft doorgaan, zorgt deze actieve loop voor een chronisch teveel aan insuline, met vervetting van het hele lichaam onafhankelijk van voedselinname.
De obesitasepidemie is een rechtstreeks gevolg van de eetcultuur, die op haar beurt nauw samenhangt met sociale ongelijkheid, en ook met monopolies van enkele bedrijven in de productie en de distributie van voedsel. Net als verslavende drugs iszijn gewenning aan vet- en suikerrijk voedsel een belangrijke oorzaak van neuropsychologische aanpassingen die het risico op overeten en gewichtstoename verhogen.
Hormonale factoren :
Anderzijds wijst de wetenschap ons erop dat overgewicht niet komt door een calorisch onevenwicht maar door een hormonale verstoring, namelijk door de stimulatie van de insulinesecretie veroorzaakt door de opname van gemakkelijk absorbeerbare suikerhoudende voedingsmiddelen zoals geraffineerde suikers (waaronder bloem en granen), bepaalde deegwaren zoals aardappelen en suikers (waaronder sacharose (witte suiker) en glucose-fructose-siroop. Het zijn deze suikers die ons doen verdikken (omdat zij lichaamsvet doen opslaan), ons hongergevoel verhogen en ons minder doen bewegen. Dit is de achterliggende oorzaak van overgewicht .
Einde van de jaren 1970 werd, vooral in de VS, rietsuiker (glucose) progressief vervangen door een goedkopere glucose-fructose siroop (HFCS : High Fructose Corn Syrup : zie "Fructose"), bekomen door hydrolyse van maïszetmeel (mais was een vrij waardeloos graantype en werd op slag geel goud). Fructose echter, is geen gewone suiker.
in tegenstelling met andere suikers, heeft fructose geen insuline nodig om energie te kunnen leveren aan de cellen. Insuline, die normaal vrijkomt bij ingestie van gluciden, stimuleert ook de vrijstelling van leptine, een hormoon dat het verzadigingsgevoel regelt. Aangezien fructose geen insuline secretie uitlokt, vermindert leptine hier het hongergevoel niet. Daarbij komt nog dat fructose, in tegenstelling met glucose, niet de hersenen bereikt en dus ook het verzadigingspunt niet kan induceren. Men kan er blijven van gebruiken, het hongergevoel blijft (hetzelfde effect werd gezien met kunstmatige zoetmiddelen).
het metabool gebruik en de gevolgen op de gezondheid van het verbruik van glucose en sacharose zijn gelijkaardig; de metabolische gevolgen van het gebruik van fructose zijn echter verschillend. Een belangrijke fructose opname induceert inderdaad hyperglyceridemie tengevolge van een verhoogde leverproductie van VLDL's , verhoogt de insuline-resistentie en leidt tot gewichtstoename .
Enkel een gedeelte van de jaarlijkse productie van maïs wordt omgezet naar glucose-fructose siroop. De rest, door zijn lage prijs, dient als veevoeder. Runderen zijn toch herkauwers? Zij hebben toch 4 magen, nodig voor de vertering van het cellulose in grassen. Dit verteringssysteem is absoluut niet geschikt voor de vertering van maïs. De magen slagen er niet in de maïs volledig te verteren, waardoor het niet verteerde gedeelte in de darm gaat gisten. Een ideaal milieu voor de proliferatie van bv. E. Coli O157:H7, salmonella... Maar dat bestaat ook een oplossing voor : de bestraling van vlees. Alleen verandert bestraling de natuur van het voedingsmiddel (zie : "Voedselontaarding").
De industrialisatie laat een goedkope productie van vlees toe, verzadigd met vet, hormonen en antibiotica. De overproductie van granen veroorzaakte dus een overteelt van vee, wat op zijn beurt de nood aan granen deed toenemen. Hierdoor werd ook de landbouw geïndustrialiseerd, wat leidde tot het massaal gebruikt van herbiciden en pesticiden... (in de VS is de maïsteelt de grootste afnemer van chemische meststoffen, pesticiden en herbiciden, en Frankrijk is de derde grootste gebruiker van insecticiden, antischimmelmiddelen en herbiciden). Vet, hormonen, antibiotica, kunstmeststoffen, pesticiden, herbiciden... dat krijgen we allemaal binnen, samen met duizenden voedingsadditieven. Deze vervuilers zijn potentiele endocriene verstoorders van hormonale evenwichten.
Het toelaten van het gebruik van transvetzuren : transvetzuren komen in de voeding via 3 wegen. De enige natuurlijke weg is de vorming van transvetzuren bij de bacteriële omzetting van onverzadigde vetzuren bij herkauwers (en komt hierdoor voor in melk, rundsvet en rood vlees). De andere 2 wegen zijn kunstmatig en zijn het gevolg van de industrialisatie van de voeding : bij de verhitting van onverzadigde oliën bij hoge temperaturen (frituren) en bij partiële hydrogenering van plantaardige oliën (wat de oxidatie en het ranzig worden vertraagd). Transvetzuren worden in verband gebracht met gewichtstoename (met de vorming van hoofdzakelijk buikvet, risicofactor voor type 2-diabetes), bepaalde vormen van kanker zoals prostaat- en pancreaskanker, leverfunctiestoornissen en hart- en vaatziekten. De vermelding op de verpakking van de hoeveelheid transvetzuren is echter niet verplicht. In de VS mogen producten die minder dan 0.5g trans vetzuren bevatten (per portie!) de vermelding "zonder transvetzuren" dragen.
In de "Savoir manger" editie van 2006 wijzen de artsen Cohen en Serog meerdere malen op de verhoogde aanwezigheid van gedeeltelijk verharde oliën in koekjes, gebak en smeerpasta's op de markt in Frankrijk. Zij stellen ook de zogezegde heilzame overstap van de fastfoodrestaurants op koolzaadolie aan de kaak en stellen dat deze olie gehydrogeneerd is en veel transvetzuren bevat die het gehalte aan slechte cholesterol doen stijgen en deze aan goede cholesterol doen dalen. Zij komen ook voor in de meeste industrieel bereide gerechten.
Alleen Denemarken en Canada hebben het gebruik van gedeeltelijk gehydrogeneerde oliën aan banden gelegd. Het verbod heeft geen betrekking op de transvetzuren in zuivelproducten. Dezelfde portie frieten bevat nu in Denemarken minder dan 0.3g trans vetzuren, en bij ons 10.2g. Waarom? Omdat gedeeltelijk gehydrogeneerde olie beter weerstaat aan hoge temperaturen, zodat die olie 2x minder snel moet veranderd worden dan olie zonder trans vetzuren, en vooral omdat haar aankoopprijs stukken lager ligt. Wat een hele besparing vertegenwoordigt voor fastfoodketens bv.. Het zijn daarom vooral onze kinderen en jongeren die de klappen krijgen. Om deze reden neemt obesitas bij hen meer en meer toe.
De voorbeelden van Denemarken en Canada tonen dat de industrie zich kan aanpassen. De oplossing is een politiek probleem.
Tot slot eten we niet meer omdat we honger hebben, maar omdat we iets 'lekker' vinden. Ons genotcentrum (nucleus accumbens) wordt constant gestimuleerd door beelden (publiciteit, TV, magazines, kookboeken...) en geuren. Genot is echter verslavend : het gevolg is dat we blijven zoeken naar prikkels voor genot. De normale weg voor hongerstilling via de darmhormonen wordt overbelast en geraakt resistent voor leptine, insuline... Uiteindelijk wordt ons lichaam ongevoelig voor de verzadigingshormonen.
Buiten de verstoring van het energie-evenwicht, wordt obesitas ook bepaald door socio-economische, culturele, omgevings- en gedragsfactoren. Het verschil in de spreiding van zwaarlijvigheid is functie van het niveau van onderwijs maar vooral van de financiële mogelijkheden : goed voedsel kost geld en een groot deel van de bevolking heeft daar niet steeds toegang toe.
Andere oorzaken, andere dan de voeding en een tekort aan beweging, komen ook tussen :
Allergie :
Waarom? Vitamine B6 (pyridoxal fosfaat) komt tussen bij verschillende decarboxylaties :
decarboxylatie van histidine naar histamine : excessieve/chronische histamine-aanmaak (zoals bij voedselallergie) veroorzaakt zo een tekort aan vit B6 :
decarboxylatie van glutaminezuur naar GABA : een tekort aan vit B6 zal de GABA productie ontregelen. GABA verbetert de kwaliteit van de slaap (bevordert de diepe slaap) en ontspant zowel de geest als het lichaam. Een tekort leidt dus tot slaapstoornissen.
decarboxylatie van 5-OH-tryptofaan naar serotonine : een tekort aan vit B6 zal de serotonine-aanmaak overdag en dus verder ook deze van melatonine 's nachts storen. Beiden dragen bij tot een goede slaap.
Slaapstoornissen leiden tot gewichtstoename / obesitas want zij veroorzaken een verstoring van het glucose-metabolisme en stimuleren de vetopslag. Bij slaaptekort komt het organisme in een stresstoestand terecht. Een organisme onder stress stelt hormonen vrij die de bloeddruk en het hartritme doen stijgen. Spieren staan gespannen, de vertering vertraagt, sommige hersencentra worden gestimuleerd. Slaaptekort resulteert in verlaagde leptinewaarden, een eiwit dat het lichaamsvet "regelt", en verhoogt het ghreline (zie ook : "Darmhormonen"), dat de voedselinname verhoogt. Het is waargenomen dat in de laatste 50 jaar, het gemiddeld aantal uren slaap is gedaald van ruim 9 naar ongeveer 7. Wie slaapt, heeft geen honger...
De thermostaat wat lager op de slaapkamer en een goedverluchte slaapkamer komen beiden de kwaliteit van de slaap ten goede.
Hetzelfde vitamine B6-tekort stelt zich bij chronische stress : histamine is het hormonale antwoord op stress.
Intolerantie-reactie : Gluten en tarwekiem-agglutininen (TKA) zouden endocriene functies verstoren : door het blokkeren van de leptine-receptoren in de hypothalamus dragen TKA bij tot insuline- en leptineresistentie, en dus tot overgewicht ; interfereren met de productie van secretines (duodenale mucosa) wat kan leiden tot verteringsproblemen en pancreashypertrofie.
Onze interne klok (bioritme) speelt misschien een grotere rol dan we denken : of het chronotype van een persoon nu aangeboren is of verworven, feit is dat avondmensen statistisch meer lichaamsvet bezitten (bezoek aan de koelkast, six-pack, glaasje wijn...) alsook een grotere aanleg voor obesitas en aanverwante ziekten. Daglicht zou een krachtig biologisch signaal zijn en de blootstelling eraan 's morgens zou positief bijdragen in de perventie en de behandeling van zwaarlijvigheid .
Ziektetoestanden zoals : hypothyroïdie, verhoogde cortisolsecretie (bijnierschors) (Cushing), virusinfectie (adenovirus 36?)...
Meerdere studies tonen een abnormaal hoge frequentie van hoge THS en vrij-T3 waarden bij obese kinderen. Essentieel is te weten of de THS verhoging nu de oorzaak vormt van obesitas of eerder er het gevolg van is. Anderzijds bevestigen de hoge vrij-T3 niveaus, alhoewel schijnbaar tegenstrijdig met een THS verhoging, de theorie dat de negatieve feedback tussen TSH en de perifere hormonen gebrekkig zou functioneren bij deze jonge obese kinderen .
Tegenslagen in het leven : ongelukkige jeugd, laag onderwijsniveau, lage inkomsten, samenleven met zwaar zieke partner... Zoeken naar de meer verdoken oorzaken kan met Mindful Eating : dit behandelingsmodel heeft meer te maken met waar, wanneer, hoe en waarom je eet, dan met wat je eet. Dit concept leert ons hoe weerstaan aan vraatopwellingen als antwoord op stress of emotionele druk.
Verscheidene farmaca, waaronder bètablokkers, contraceptiva, steroïden, antidiabetica, antihistaminica, anti HIV middelen, protease-inhibitoren, antipsychotica en bepaalde antidepressiva veroorzaken een gewichtstoename (deze medicamenten worden meer en meer toegediend). Antibiotica zouden, vooral bij kinderen, ook de goede bacteriën doden die juist een belangrijke rol spelen in de darmabsorptie van calorieën & .
Minder roken : meer en meer mensen stoppen met roken ; roken bezit een eetlustremmend effect.
Een laattijdige zwangerschap verhoogt het risico op obesitas bij het kind. Maar ook een te sterke gewichtstoename bij de moeder, haar rookgedrag tijdens de zwangerschap, te korte of geen borstvoeding, slaaptekort bij de baby... Obesitas begint bij de moeder!
een verstoord metabolisme zoals bij obesitas of diabetes bij de moeder, kan leiden tot hoge concentraties verzadigde vetzuren (VVZ). Die VVZ kunnen de ontwikkeling van het jonge embryo rechtstreeks verstoren ,
roken verdubbelt tijdens de zwangerschap het risico op overgewicht bij het toekomstige kind,
het geven van borstvoeding tijdens de eerste 6 levensmaanden van de baby doet het risico op overgewicht en obesitas aanzienlijk dalen.
Studies toonden aan dat baby's geboren via keizersnede later als jongere een hoger risico lopen op obesitas . Ook werd gezien dat baby's met een laag geboortegewicht neiging hadden tot overcompensatie na hun geboorte, en dat zij meestal zwaarlijvig bleven voor de rest van hun leven. De baby's worden inderdaad geboren met een metabolisme dat afgesteld staat op een toestand van hongersnood : hierdoor onttrekken zij het maximum aan het opgenomen voedsel.
Met de leeftijd (vanaf 35 - 40 jaar) daalt de endogene aanmaak van glutathion : stilaan stapelen toxines zich op, verstoren de hormoonwerking, wat op termijn leidt tot obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten...
Obesitas komt 5 tot 10x meer voor in slechte socio-economische omstandigheden. Fruit en groenten zijn inderdaad duurder dan chips, koekjes, gesuikerde dranken en ander snoepgoed. Doch deze uitleg is onvoldoende. Angst en onzekerheid spelen hierin ook een rol.
Blijft de pollutie : tienduizenden nieuwe deeltjes en bio-actieve stoffen worden in de atmosfeer en in de oceanen geloosd zonder dat hun toxiciteit of hun invloed op het hormonaal evenwicht werd onderzocht. Zij zijn aanwezig in veel producten : o.a. in plastic flessen, in pesticiden en in elektronische componenten.
Xeno-oestrogenen : door consumptie van grote hoeveelheden enkelvoudige suikers, fysieke en emotionele stress en blootstelling aan lichaamsvreemde oestrogenen, neemt de hoeveelheid leptine en oestrogeen intracellulair toe, als gevolg van een toename van insuline-, cortisolconcentraties en xeno-oestrogenen in het plasma. Ditzelfde synergetisch effect wordt gezien tussen een verhoging van intracellulair oestrogeen en leptineconcentraties en het ontstaan van obesitas, type 2-diabetes, uteriene overgroei, prostaatvergroting, prostaatkanker en borstkanker . Al deze ziekten hebben dus waarschijnlijk een gemeenschappelijk hormonaal uitlokkend mechanisme.
Endocriene verstoorders zouden immers de groei van het vetweefsel beïnvloeden : deze stoffen verstoren de hormonale assen en de hormonale regelsystemen (we kennen al hun betrokkenheid bij andere mechanismen die onder hormonale invloed staan zoals stoornissen van de vruchtbaarheid, genitale misvormingen bij de geboorte). Op het gebied van obesitas en vetweefsel zijn de voornaamste endocriene verstoorders ftalaten en bisfenol A (BPA). Deze stoffen zijn wel in kleine hoeveelheden aanwezig, maar ze zitten overal in, tot in voedselverpakkingen toe (vernis van blik, plastiek vlootjes geschikt voor het gebruik in microgolfoven, "box" waarin hamburgers en pizza worden verpakt, bepaalde zuigflessen voor baby's...). Koud geven deze verpakkingen zeer weinig toxische stoffen vrij, maar bij het opwarmen is dit niet meer het geval. In 2008 suggereerde een grote studie een direct verband : hoe meer ftalaten in de urine werden teruggevonden, hoe meer obesitasmarkers voorkwamen . De fabricage van zuigflessen die bisfenol A bevatten is vanaf 1 maart 2011 in alle lidstaten van de E.U. verboden. De verkoop ervan vanaf 1 juni 2011.
Een andere opvatting suggereert dat chemische stoffen die bekend staan als obesogenen (gevonden in producten zoals blikjes, plastic flessen, kleding en pesticiden) gewichtstoename veroorzaken door de hormonen en stofwisseling te veranderen zodat vet wordt bevorderd.
Vetweefsel verzekert vitale functies in het organisme : goede hart- en vaatwerking, temperatuurregeling (bruin vet), versterken van het immuunsysteem, herstellen van het metabool evenwicht en van het eetgedrag... De bedoeling kan dus niet zijn zoveel mogelijk vet te doen verdwijnen, maar eerder haar te herstellen in haar functies. Vetmassa kan enkel deze vitale functies verzekeren in goede staat, dit wil zeggen in redelijke hoeveelheden : niet te veel, niet te weinig. Kwaliteit ipv kwantiteit!
Bij de fysiologische factoren die een beslissende rol spelen op de eetlust et de verzadiging, komen twee belangrijke acteurs naar voor : de eerste werkt in de periferie ter hoogte van het intestinaal vetweefsel, de tweede werkt meer centraal, in gespecialiseerde centra gelegen in de hypothalamus.
Het vetweefsel vormt niet enkel een reserve waaruit energie kan geput worden bij schaarste, het vormt ook hormonen die ageren als lange termijn signalen voor het opwekken van het verzadigingsgevoel. Vetweefsel wordt nu beschouwd als een echt endocrien orgaan dat hormonen vrijstelt zoals de schildklier of de pancreas doet. Bijna 30 hormonen zijn reeds bekend. Zij komen tussen in diverse mechanismen waaronder eetlust, immuniteit, regeling van de bloeddruk en ook vetmetabolisme. Zelfs al is de vrijstelling per cel eerder zwak, over het ganse organisme beschouwd is zij belangrijk gezien de totale hoeveelheid lichaamsvet.
Het meest bekende voorbeeld is leptine : hoe meer wij eten, hoe meer leptine wordt aangemaakt in het vetweefsel. Leptine wordt via het bloed vervoerd naar de hypothalamus met de volgende boodschap : de vetreserves zijn vol, rem de honger. Haar vrijstelling daalt o.a. ook bij een relatief intense fysische activiteit.
Wanneer echter om de een of andere reden de boodschap niet of slecht wordt afgeleverd (metabool communicatieprobleem), gaat het opslaan gewoon door en wordt de persoon zwaarlijvig. Ten andere, bij de meeste obese personen bestaat er een ongevoeligheid (resistentie) voor leptine in de hypothalamus, wat een sterk vertraagde ontvangst van het signaal veroorzaakt.
Leptine, in tegenstelling tot adiponectine (zie verder), versterkt het verzadigingsgevoel en beperkt zo de gewichtstoename : hoe meer vetmassa, hoe meer hormoon wordt afgescheiden, wat het energieverbruik door de spieren en de vrijstelling van vetten door de adipocyten verhoogt. Daarnaast activeert leptine ook de inflammatiereactie en de differentiatie van immuuncellen zoals lymfocyten. Leptine ondergraaft zo de immuniteit door het vormen van een laaggradige chronische ontsteking.
Een gewichtstoename wordt ook veroorzaakt door een mindere expressie van adiponectine. Dit vethormoon, waarvan de secretie normaal verhoogt bij vasten, vertraagt de verbranding van suikers door de spieren en bevordert hun opslag door de insulinegevoeligheid thv de lever te versterken. Daarnaast remt adiponectine de inflammatiereactie, helpt de bloedvaten uitzetten bij belangrijke bloeddoorstroming (en verlaagt zo de bloeddruk), en voorkomt de vorming van klonters in de bloedbaan. Adiponectine bevordert zelfs de vorming van nieuwe bloedvaten naar onvoldoende bevloeïde weefsels en organen. Hogere CRP (ontsteking) en lagere adiponectine-waarden worden gezien bij obesitas.
Andere stoffen zoals de darmhormonen werken vanuit de gastro-intestinale tractus : met de orexigene hormonen (neuropeptide Y (NPY), ghreline) die de eetlust stimuleren, en met anorexigene hormonen (cholecystokinine (CCK), peptide YY (PYY), glucagon-like peptide 1 (GLP-1), leptine), die de eetlust remmen.
Een te streng en te snel dieet zal de productie verminderen van anorexigene hormonen (leptine, peptide YY, cholecystokine, amyline, insuline...die de voedselopname afremmen) et de productie verhogen van orexigene hormonen (zoals ghreline die de voedselopname stimuleert).
Daar al deze hormonen samen optreden op de twee niveaus, is het begrijpbaar dat het hier gaat om een erg complex systeem waarin fouten kunnen sluipen.
Daarnaast spelen nog andere hormonen een belangrijke rol in de ontwikkeling van obesitas :
insuline :
treedt op als een langtermijn-signaal voor de vermindering van de voedselinname (de spiegels van het circulerend insuline zijn evenredig met de grootte van de vetmassa!); nochtans, in de mate dat het insuline-gehalte snel wordt bijgesteld in functie van de voedselaanvoer, mag je er van uit gaan dat de insulinemie een tussentijds signaal op korte en lange termijn vertegenwoordigt tussen de verwerking van opeenvolgende voedselinnamen.
insuline, vrijgesteld als reactie op de consumptie van (vooral gesuikerde) tussendoortjes buiten de 3 voornaamste maaltijden, remt de compensatie-mechanismen en veroorzaakt een hongergevoel, zelfs wanneer er geen sprake is van een echte hypoglykemie. Elke keer dat je iets eet (gesuikerd of niet), gaat je insuline-gehalte in je bloed de hoogte in. Frequent eten doet daarom verdikken!
insuline wordt ook het "Fat storage hormon" genoemd. Zelfs bij weinig verhoogde insuline-spiegels worden alle hormonen, die de vetverbranding bevorderen, geremd. Insuline is een factor die bepaalt of vet wordt verbrand of vet wordt opgeslagen.
stijgt het insuline-gehalte in het bloed (hyperinsulinemie), dan wordt meer vet opgeslagen en verhoogt het lichaamsgewicht; omgekeerd zal een verlaging van de insulinemie helpen vermageren. Enkel de diëten die de insulinemie doen dalen, zullen daadwerkelijk helpen vermageren.
lage spiegels leiden tot een onweerstaanbare "hunker naar suikers" (hedonic hunger). Het is mogelijk dat suikergoed, pasta's en andere koolhydraten bijdragen tot de stijging van het gehalte van serotonine, de neurotransmitter van het "zich goed voelen" .
een voeding arm aan tryptofaan vermindert het serotonine-gehalte, wat door de hersenen wordt geïnterpreteerd als een toestand van hongersnood, waardoor de hongercentra worden gestimuleerd.
Daarbij werd ook aangetoond dat de concentratie van tryptofaan in het bloed en dus ook in de hersenen verminderde gedurende een dieet : als antwoord sturen de hersenen een vraag naar voedsel die niet kan genegeerd worden.
Deze situatie komt overeen met het scenario over het waarom dat de meeste diëten niet voldoen.
het serotonine-gehalte daalt ook samen met de oestrogenen bij zwangerschap en bij het optreden van de menopauze.
dopamine heeft veel invloed op het gewicht : hedonic hunger (verleiding om te eten) wordt ook aangewakkerd door dopamine en wordt beïnvloed door de beloningscentra van de hersenen. Door lage dopaminespiegels, of door een vermindering van het aantal vrije D2 dopamine-receptoren, hebben obese mensen grotere hoeveelheden voedsel nodig om de beloningscentra in de hersenen te stimuleren.
dopamine heeft een invloed op de zin te bewegen: lage dopamine-spiegels doen ook je zin om te bewegen verminderen. Ook treden Rusteloze benen (Restless legs) meer op bij obese personen. Anti-parkinsongeneesmiddelen die de actie van dopamine mimeren kunnen hier helpen.
dopamine heeft een invloed op de gevoeligheid voor insuline : lage dopamine spiegels/geblokkeerde of tekort aan vrije D2 dopamine-receptoren maken dat het organisme minder goed reageert op insuline, waardoor de glykemie te hoog blijft.
cytokines : fysische agressie, infecties, kanker of ontstekingsziekten kunnen het voedingsgedrag verstoren door de vrijstelling van cytokines (ontstekingsmarkers) die actief zijn ter hoogte van het CZS. Mensen met obesitas leven meestal in een toestand van chronische inflammatie. De meeste mensen met chronische inflammatie zijn te dik en maken teveel cytokines aan, wat het immuunsysteem zal verstoren. Omgekeerd zal sterk vermageren de hormoonproductie sterk verminderen (vetweefsel = endocrien orgaan), vooral de productie van anabole hormonen (DHEA, hGH, testosteron, schildklierhormonen...) en van leptine. Met als resultaat een vermindering van de spiermassa (waardoor nog minder bewegen), van het basaal metabolisme en een hertoename van de vetmassa.
Bij elke voedingsinname treedt een post prandial inflammatory response (PPIR) op doordat de spijsvertering en het immuunsysteem worden geactiveerd. Zo zien we na elke voedingsinname een verhoging van cytokines zoals IL6, TNF alfa en hs CRP. Ook de soort voeding én de voedingsfrequentie heeft hier een grote impact op. Zo zien we dat :
Anderzijds verhogen we door het eten van meer vet(zuren) onze metabole flexibiliteit en efficiëntie en kunnen wij indien nodig meer vet verbranden. Vooral van ontstekingsremmende omega3 en 9-vetzuren. Een dieet met overwegend ontstekingsbevorderende omega6-vetzuren en vooral linolzuur (LA) leidt tot een verstoring van de vetzuurbalans wat leidt tot nog meer ontsteking en nog meer vetopslag (gewichtstoename).
groeihormoon (hGH, somatotropine) : zie ook "Hormonaal stelsel" :
een te grote suikerinname overdag zorgt voor een gestoorde groeihormoon-productie 's nachts. Dit hormoon is van belang bij de regulatie van de botdichtheid (stimulatie), spiermassa (stimulatie) en de vetweefselvorming (remming). Te weinig groeihormoon leidt tot minder botdichtheid, spierzwakte en veranderd vetmetabolisme. Een tekort aan het groeihormoon leidt tot een tekort aan IGF-I wat op zijn beurt leidt tot een afname van de spiermassa, botontkalking en een toename van cholesterol in het bloed.
met de leeftijd gaat insuline (dat in de cellen het teveel aan suiker stockeert als vet) ook het groeihormoon (dat de vorming van spiermassa bevordert) overheersen. Op termijn geeft dit obesitas en diabetes.
vitamine D : helpt vetten afbreken en de eetlust afnemen ; bij een tekort aan vit D worden te weinig vetten afgebroken. Obesitas verlaagt verder de biologische beschikbaarheid van de resterende vitamine D. Om uit deze negatieve cyclus te geraken moet het gehalte vitamine D in het organisme genormaliseerd worden. Dit gebeurt gradueel bij gewichtsverlies, vooral indien > 15% . Vitamine D-tekort is waarschijnlijk de hoofdoorzaak van een milde gewichtstoename bij ouderen (> 65j) .
Noot :
Een gewichtsverlies van 5 à 10% wordt meestal aanbevolen voor het verlagen van de invloed van risicofactoren als bloeddruk, cholesterol en glykemie.
Vroeger leefde men in een klasse-maatschappij volgens de goederen die men bezat, en bezat men ze niet, dan was men een "hongerige bedelaar". De actuele risico-maatschappij wordt niet meer gekenmerkt door de aanwezigheid van goederen (goods) maar door de aanwezigheid van het risico op nefaste gebeurtenissen (bads). Wij hebben schrik van alle mogelijke concrete dingen.
Vroeger, werd het heden - wat we zijn, wat we doen - bepaald door ons verleden. Vandaag, wordt het heden bepaald door de toekomst. Dit vormt de reden waarvoor we ongerust zijn: het hongergevoel van vroeger werd het angstgevoel van vandaag.
Het organisme reageert tegen stress door een gewichtstoename.
Zo leidt minder magnesium = tot meer stress = wat leidt tot minder magnesium, een echte vicieuze cirkel.
Stress verandert de productie van bepaalde stoffen : stress- en angstgevoelens doen het sympathisch zenuwstelsel overheersen, waardoor meer insuline, meer cortisol en meer stresshormonen worden vrijgesteld. Allemaal ontregelen zij het hongersignaal en doen meer eten. Hun chronisch verhoogde gehaltes creëren een toestand waarbij gewicht verliezen moeilijk blijkt omdat de stress- en angstgevoelens het sympathisch zenuwstelsel dominant houden. Rustig en bewust eten zal een levensstijl toelaten die het parasympathisch zenuwstelsel laat domineren...
het cortisolgehalte stijgt met als gevolg :
een verlaging van de gevoeligheid voor leptine (een pro-inflammatoir adipokine dat de hersenen inlicht over de voedingstoestand en de honger onderdrukt) : het organisme vertaalt dit naar "tekort", en slaat alles wat mogelijk is op. Zwaarlijvige personen vertonen algemeen geen leptine-tekort, zij zijn eerder resistent aan haar werking. Daarnaast is leptine, zoals de andere adipokines, ook pro-inflammatoir, en meer en meer gegevens wijzen erop dat ontstekingstoestanden het risico op depressie verhogen.
en verhoging van de productie van het neuropeptide Y (NPY), een hersenstof die de voedselinname stimuleert, het opslaan van vetten in de hand werkt en die de proliferatie van nieuwe adipocyten stimuleert (hyperplasie) (zie ook "Darmhormonen").
de vrijstelling van glucose : de concentratie van glucose in het bloed speelt een cruciale rol in de productie van de hormonen insuline en leptine :
een vrijstelling van glucose veroorzaakt een vrijstelling van insuline
het insuline stopt het catabolisme van de vetten ; vervolgens wordt het eventueel overschot aan glucose opgeslagen als vet in de vetweefsels (zie : "Insuline").
de productie van leptine door de adipocyten wordt bepaald door de opgeslagen vetzuren : wanneer de vetreserves stijgen, stijgt ook de leptine-concentraties, waardoor het verzadigingsgevoel ontstaat ; bij obesitas echter zijn de hersencellen minder gevoelig aan het aanwezige leptine (resistentie).
het adrenalinegehalte stijgt met als gevolg :
dat men agressief, minder vriendelijk en angstig wordt. En daar men steeds gestresseerd leeft, is men heel te tijd in cortisol-adrenaline modus. Doch adrenaline en cortisol bevorderen ook de hypoglykemie, wat ook stress veroorzaakt.
en wanneer het organisme in staat van hypoglykemie geraakt, schakelt het over naar "emergency mode". Dit proces heeft 2 gevolgen : het matigen van de secretie van de neurotransmitters serotonine en dopamine en het bevorderen van de vrijstelling van adrenaline, en als tegenreactie ook deze van cortisol. Waarom? Omdat vroeger, wanneer onze voorouders een tekort aan suiker in hun bloed kregen, zij op zoek gingen naar voedsel of gingen jagen. Maar om te jagen moet men agressief zijn. Hierom worden de gehaltes van de hormonen van beloning en goed humeur getemperd en die van adrenaline plots gestimuleerd.
serotonine, een neurotransmitter in de hersenen die tussen komt in het humeur en de verzadiging : een ontregeling van haar vrijstelling kan leiden tot ontzettende honger en drang naar suiker :
wordt deze neurotransmitter getemperd dan gaat het verzadigingscentrum de drang naar eten doen stijgen en zal valse hongersignalen uitzenden. Zelfs heeft men een half uur eerder gegeten, krijgt men nog honger, mentaal. Dit verklaart de onweerstaanbare drang naar tussendoortjes en snacks, wat recht leidt naar overgewicht.
De beste manier bestaat in het aanpakken van het probleem aan de basis voor het beter beheer van de dagelijkse stresstoestanden, voor het beperken van zijn effecten op ons mentale gezondheid en om ons te sterken zodat we minder de stress dienen te ondergaan.
Leren zich ontspannen is essentieel. En fysisch bewegen (doch geen prestatiekoers!) vormt een natuurlijke ontstresser et mag zeker niet vergeten worden.
Naast bewegen is ook ontspanning dus belangrijk om af te vallen.
Vetzucht is eigenlijk het biologisch antwoord op een ernstig overlevingsconflict : het aan zijn lot worden overgelaten.
Een klein kind dat, ongeacht de reden, zich verlaten voelt door de moeder, loopt een groot risico te sterven; zijn hersenen moeten, tegenover deze acute stress, een oplossing vinden, die dubbel kan zijn :
een maximum eten om zo rap mogelijk te verdikken (wat leidt tot boulimie);
een maximum aan energie tijdens de vertering als vetten opslaan, wat leidt tot overgewicht of obesitas, afhankelijk van de ernst van het conflict;
Men ziet bij zwaarlijvige kinderen frequenter onderliggende psychologische problemen . Overgewicht is hier meestal niet het probleem, maar een gevolg van het probleem.
Eenmaal geïnstalleerd zal zwaarlijvigheid (de overvloed als oplossing voor de verwaarlozing), een tweede conflict veroorzaken : het figuurconflict.
Het probleem is dat, vanuit een biologische hoek, de oplossing voor het figuurconflict enkel een nieuwe gewichtstoename kan zijn daar, in termen van overleven, deze oplossing alleen zin heeft : dit subtiel onderscheid blokkeert de ontregeling en de persoon tracht vergeefs, ondanks enorme inspanningen, met strenge diëten gewicht te verliezen, om zich uiteindelijk mooi te vinden en het conflict op te lossen, alhoewel het tegengestelde eerder te doen valt : het oplossen van het eerste conflict.
Het optreden van een jojo-effect is gelinkt aan het minder gevoel van eigen waarde, van een negatief lichaamsbeeld en een beperkte voldoening.
Onder lichaamsbeeld wordt verstaan, de cognitieve waarneming van de afmetingen en het aspect van zijn eigen lichaam en van de affectieve reactie op deze waarneming.
Bij zwaarlijvige patiënten zijn de drie onderdelen (waarneming, cognitief-affectief en gedrag) van het lichaamsbeeld verstoord. Zij zijn minder tevreden en meer bezorgd om hun fysiek aspect et mijden sneller sociaal contact. De depressieve symptomen hebben een negatieve impact op de motivatie en het sociaal gedrag en kunnen de behandeling van het overgewicht erg negatief beïnvloeden. Wat weer kan leiden tot een verergering en tot depressie. Een cognitieve gedragsaanpak bij obese patiënten is dus noodzakelijk, niet alleen op niveau van hun voedingsgedrag maar ook om hun emotionele tolerantie te verhogen, zodat zij niet meer met voedsel hun emoties zouden compenseren.
Ons organisme is gedurende duizenden jaren gewoon geweest aan tekorten, het is niet aangepast aan overvloed. Daarom is obesitas een echt maatschappelijk probleem geworden.
Wanneer onze bloedsuikerspiegels en insulinespiegels voortdurend te hoog blijven, blijft ons organisme in de vetopslagstand staan. Vetten zetten zich behalve in het vetweefsel ook af in de lever. Hierdoor wordt de ontgiftende werking van de lever onvoldoende en gaan de bloedwaarden afwijken : stijging LDL-cholesterol en triglyceriden.
Buikvet is erg dynamisch : het hoopt zich snel op maar het breekt ook snel af en vormt dan vrije vetzuren. Via de bloedbaan gaan deze vetzuren naar de lever waar ze gerecycleerd worden tot nieuwe vetten maar ook tot suiker. Vervolgens loost de lever het vers gemaakte vet en suiker terug in het bloed. Hoe meer vetzuren er in de lever arriveren (= hoe meer buikvet), hoe meer vet en suiker er in het bloed zullen terecht komen. Gevolg : meer kans op het ontstaan van vetplaques in de bloedvaten en op type 2-diabetes. Er ontwikkelt zich immers een toestand van ongevoeligheid van de insulinereceptoren (insulineresistentie) van de cel waarbij insuline niet meer in staat is glucose uit de bloedbaan binnen te loodsen in de levercellen, de spiercellen en in het perifere weefsel.
Ook wanneer je energierijke voedingsmiddelen opneemt moet het organisme het niet fysisch verbruikte overschot aan energie verwerken. Het overgrote deel van deze energie wordt als vet opgeslagen in adipocyten thv van de buik (abdomen) tot deze vol zitten, waarna het overschot aan vetten (triglyceriden) wordt verdeeld over andere weefsels, vooral over lever, spieren en over de streek rond het hart (ectopisch vet). De aanwezigheid van ectopisch vet werd in verband gebracht met tal van gezondheidsproblemen, waaronder insulineresistentie en diabetes, hypercholesterolemie en hypertensie : een verhoging van de insuline-resistentie draagt bij tot een verhoging van de bloeddruk en tot een activatie van het systeem renine-angiotensine-aldosteron, wat op lange termijn schadelijk is voor de hersenen, de bloedvaten, het hart en de nieren. Hypertensie en chronisch nierfalen komen daarom veelvuldig voor bij sterk obese personen...
Ectopisch vet zorgt voor problemen wanneer de spiercellen dat vet willen omzetten in energie. Bij obese personen loopt dit proces mank, waarschijnlijk omdat hun mitochondria maar half werken, met vorming van half verbrande vetten. En deze half verbrande vetten gaan optreden als zuurstofmagneet op zuurstofrijke actieve bestanddelen (ZAB of ROS, reactive oxygen species), zoals en vrije radicalen peroxiden, die de spiercellen gaan beschadigen. Deze oxidatieve stress bevordert de ontwikkeling van insulineresistentie op celniveau.
Wanneer dit ectopisch vet ook verontreinigd is door POP's (persistente organische pollutie) worden de organen eveneens direct blootgesteld aan toxines.
Ectopisch vet verstoort ook het levermetabolisme met als gevolg een verhoging van de productie van lipoproteïnen rijk aan enerzijds triglyceriden en anderzijds glucose. Zo veranderen teveel zetmeelhoudende voedingsmiddelen onze lever in "foie gras"! De aanmaak van TAG leidt op termijn tot NASH (Non alcoholic steatohepatitis), de stille doder. NASH is een mogelijke complicatie bij obesitas gekenmerkt door een opstapeling van vet thv de lever, met oxidatieve stress en ontsteking als gevolg (zie : "Leververvetting").
Noot :
Cytochroom P450-enzymen (CYP-enzymen) zijn enzymen in de lever en darmen die onder andere betrokken zijn bij de afbraak en omzetting van onder andere geneesmiddelen. Overgewicht/Obesitas kan de activiteit van CYP3A4, CYP1A2 en CYP2C9 verminderen en de activiteit van CYP2E1 verhogen. Daarnaast werd door gewichtsverlies de activiteit van CYP3A4 gestimuleerd .
Ectopisch vet stimuleert verder de vrijstelling van verschillende hormonen en de productie van een serie van ontstekingsfactoren : deze stoffen kunnen leiden tot een verergering van de insuline-resistentie en verergeren ook de verstoring van de endotheliale functie, wat de ontwikkeling van atherosclerose versnelt. Op termijn bevordert deze inflammatietoestand de ontwikkeling van ziekten zoals diabetes en hartaandoeningen.
Tenslotte maken de adipocyten van ectopisch vet angiotensinogeen aan (dat, in overmaat, kan leiden tot een verhoging van de bloeddruk) alsook de remmer van de plasminogeenactivator (PAI-1), een stof die tot trombose kan leiden.
Maar vet zou meer doen : een vetrijke voeding zou de samenstelling van de darmflora veranderen door het aantal bifidobacteriën te verlagen. Hierdoor verhoogt de doorlaatbaarheid van de darm (zie "Voedselabsorptie" en "Leaky Gut Syndrome (LGS)"). Lipopolysacchariden (LPS), die deel uit maken van de wand van sommige bacteriën, geraken hierdoor in de bloedbaan en veroorzaken ontstekingshaarden in het bloed en de lever (gezien bij muizen). Deze inflammatie zou mede aan de basis liggen van het ontstaan van obesitas en van insulineresistentie wat leidt tot diabetes.
Een van de eerste gevolgen van gewichtstoename is dus het optreden van een insuline-resistentie : de activiteit van insuline is dan verstoord.
Insuline-resistentie maakt deel uit van het "metaboolsyndroom", gekenmerkt door een geheel van metabole afwijkingen die bijdragen tot de ontwikkeling van cardiovasculaire ziekten, van diabetes type 2 en zijn complicaties, en van galstenen.
De verschillende onderdelen van het metaboolsyndroom (insuline-resistentie, dyslipidemie, hypertensie, vetzucht ter hoogte van de buik) zijn op hun beurt onderliggende oorzaken welke gemeenschappelijk zijn aan de vermelde ziekten.
Chronisch hoge bloedsuikerspiegels leiden ertoe dat een groter deel van de eiwitten in ons lichaam wordt geglyceerd (versuikerd). Zo is bij diabetici de bloedwaarde van HbAc1 doorgaans verhoogd (HbAc1 geeft aan welk percentage hemoglobine is versuikerd). Ook de eiwitten in bv. collageen (spieren en gewrichten) en elastine (huid) versuikeren en worden daardoor brozer en minder elastisch (stijver).
Ook antilichamen (immuunsysteem) vallen ten prooi aan deze versuikering, waardoor hun eigenschappen kunnen veranderen. Mensen met overgewicht hebben dan ook meer last van allergieën en auto-immuunziekten, zeker als ze lijden aan diabetes. En omdat hun immuunsysteem minder goed werkt, krijgen ze ook meer te maken met kanker, en zijn ze vatbaardoor voor infecties (bacteriën, virussen zoals Covid-19).
Vetcellen (adipocyten) zijn omgeven door cellen betrokken bij de ontstekings- en immuunreacties : macrophagen en T lymfocyten. Zij zijn dus talrijker aanwezig bij obese personen. Macrofagen en T lymfocyten dragen bij tot hun destructie wanneer ze te volumineus zij geworden (oude adipocyten worden zo vervangen door jongere en in groter aantal) en onderhouden een ontstekingstoestand die het risico op ziekten gelinkt aan overgewicht (diabetes, cardiovasculaire aandoeningen...) verhoogt. Zwaarlijvig zijn of obees verhoogt de productie van bepaalde immunologische pro-inflammatoire boodschappers (de cytokines TNF, IL-1, IL-6...) alsook van de secretie van het pro-inflammatoir hormoon leptine. De concentraties van het C-reactief protéine (CRP) hebben ook de nijging te stijgen.
Personen met overgewicht lopen meestal een verhoogd risico op lumbalgie, coxalgie, gonalgie, dyspneu, apneu gedurende de slaap, leververvetting, COPD, gastro-oesofageale reflux, hyperuricemie (jicht), vruchtbaarheidsstoornissen (verlaagde concentratie en aantal spermatozoïden/ovulatiestoornissen), trombose, zowel Alzheimer als Parkinson en verschillende vormen van kanker van de baarmoederhals, borst en endometrium na de menopauze, pancreas, prostaat, nieren, darm... (60% van alle kankers volgens de American Cancer Society). Ook werd een uitgesproken daling van het testosterongehalte vastgesteld.
Zwangerschapswens : Idealiter wordt de behandeling van overgewicht gestart vanaf de zwangerschapswens en kan die bestaan uit aanpassingen van de levensstijl, farmacotherapie en bariatrische chirurgie, afhankelijk van de situatie. De beoordeling van lever-, hart-, ademhalings- en schildklierfuncties, evenals een volledig lipidenprofiel, worden aanbevolen voorafgaand aan de zwangerschap. Als de patiënt zich na de conceptie meldt, wordt een vroegtijdige screening van type 2-diabetes met een geglyceerd hemoglobine-test sterk aanbevolen.
Voor de behandeling van overgewicht (BMI < 30) zie : "Type levensstijl, ingeval van vermageringsdieet" en "Calorie-restrictie".
De behandeling van obesitas (BMI > 30) vereist echter altijd de begeleiding door een arts-nutritionnist. En om hen beter te helpen hun zwaarlijvigheid te beheren, staat enkel de multidisciplinaire aanpak borg voor een wetenschappelijk gevalideerde doeltreffendheid.
Studies hebben aangetoond dat het voorzichtig omgaan met het overgewicht van patiënten hen niet helpt vermageren. Duidelijkheid is hier niet misplaatst : "U bent te dik! U moet dringend vermageren!" .
Niet-medicamenteuze behandeling :
Daar overgewicht en zwaarlijvigheid gelinkt zijn aan fysiologische maar ook psychologische, neurologische, genetische, sociale en omgevingsfactoren, bestaat een uitgebreid gamma aan maatregelen ter beschikking.
Actueel zijn de resultaten van de behandeling van obesitas niet echt bemoedigend : ondanks het onbeperkt aanbod aan diëten van alle slag, blijft een duurzaam resultaat nog steeds een utopie. Dikwijls is het enige resultaat, het bekende jojo-effect.
Supplementen met het essentiële omega3-vetzuur DHA onderdrukken de vetweefselontsteking of lipo-inflammatie die aan de basis ligt van het ongezonde 'jojo-effect' dat na het volgen van een dieet vaak optreedt. Door een toename van het lichaamsvet ontstaat een ontstekingsproces op celniveau. Die ontsteking zorgt voor een verhoogde eetlust. Wanneer mensen met overgewicht afvallen maar de vetweefselontsteking niet behandeld wordt, komen ze na het diëten vaak weer bij
Gezien de aard van het probleem, dient de begeleiding gericht te zijn op het accepteren van de grenzen en van het feit dat obesitas een chronische ziekte betreft die niet zo maar kan behandeld worden, maar eerder dient beheerst (behandeling vs beheersing). Obesitas geneest niet (het is geen ziekte), men moet er in slagen overgewicht te beheersen. Een beperkt overgewicht heeft meestal geen echte gevolgen op de kwaliteit van het leven, het komt er dus op aan dat zo te houden door het gewicht te beheersen.
De strijd moet op verschillende fronten gestreden worden : voedingsstoornissen, fysische en personaliteitsstoornissen, psychosociale stressfactoren en aanpassingsproblemen vereisen allen een andere aanpak binnen de behandeling. Samen met een aangepast dieet (proteïne-dieet) en fysische activiteit schijnt een cognitieve gedragstherapie (CGT) een zekere invloed uit te oefenen op het gewicht en op de psychologische comorbiditeit. CGT is gericht op het aanpassen van het gedrag en op het aanleren de waarneming van het eigen lichaam, van de voeding en van de fysische activiteit op een andere wijze aan te nemen en te beheersen.
Immers, zoals onze emoties gewichtstoename kunnen beïnvloeden, kunnen diëten ook inwerken op onze emoties. Wijzigingen in de voedingsgewoonten tijdens een dieet kunnen zo zorgen voor stress, zelfs voor depressieve gevoelens. Want het gaat in werkelijkheid niet over een echte verslaving aan bepaalde soorten voedingsmiddelen maar over een gedragsverslaving. En deze wilt juist pijnlijke emoties vermijden door een compensatiegedrag dat zorgt voor intense gevoelens van welbehagen. De hunker naar vette-gesuikerde producten wordt daarbij nog versterkt door het verbod dat uit onze kindertijd op deze voedingsmiddelen rust.
Anderzijds kunnen dieetaanpassingen de bestaande darmflora veranderen, en het metabolisme en de immuniteit stimuleren. Mensen absorberen immers verschillende hoeveelheden calorieën uit exact hetzelfde voedsel, dankzij hun microbioot . Verdikkende bacteriën, zoals Methanobrevibacter smithii, kunnen, indien in grote getalle aanwezig, gewichtstoename veroorzaken door op een superefficiënte wijze calorieën uit de voeding te halen .
Dieetaanpassingen > Voedingscomponenten > Microbioot-wijzigingen > bv. Gewichtstoename of -afname.
Vermageren met in acht name van een gezonde verhouding tussen spier- en vetmassa (wie 3kg vet verliest, verliest ook 1kg spiermassa) en samen met veranderingen in de verkeerde levensgewoonten (die in de eerste plaats de oorzaak zijn van het overgewicht) leidt inderdaad tot positieve resultaten : een verlies van 10kg bij personen met overgewicht leidt tot :
een afname van :
de globale sterfte met 20%
de diabetes gerelateerde sterfte met 30%
de systolische BD met 10 mmHg
de diastolische bloeddruk met 20 mmHg
de nuchtere glykemie met 50%
het totaal cholesterolgehalte met 10%
het LDL-cholesterolgehalte met 15%
de tryglyceriden met 30%
zowel van ontstekingsmerkers (cytokines, CRP) als van insulineresistentie
De gedragsveranderingen die belangrijk schijnen voor het duurzaam verlies van gewicht zijn de volgende :
een flexibele controle van het voedingsgedrag
een vast ritme van 3 maaltijden per dag
kwaliteitsvoedsel (zie : "De voedingspiramide")
de omstandigheden tijdens de maaltijd : neergezeten, zonder afleiding (TV, lectuur...), met voldoende tijdsruimte, zonder stress...
aangepaste voedselhoeveelheden (kleinere porties voorzien of uit een dessertbord eten ipv een groot plat bord)
bewegen, bewegen, bewegen : voor het metabolisme te stimuleren en voor het terugwinnen van de verloren spiermassa
Wil je vermageren dan is meer bewegen minder efficiënt dan minder eten. In enkele minuten tijd verober je een boterkoek (van 100g) die je 400 kcal oplevert. Om die 400 kcal te verbranden moet je wel 50 minuten de loopband op...
Minder eten is daarom veel efficiënter dan meer bewegen!
Zie ook : "De type levensstijl".
Maar mentaal moet er ook iets veranderen! Eetlust wordt niet langer bepaald door een fysische nood alleen. Het zijn onze verkeerde eetgewoontes die ons doen verdikken. Naast een fysieke nood, komt er een mentale nood door onbewuste beïnvloeding (opvoeding, verwachtingen, sociale druk, psychologische associaties, emoties, publiciteit, media...). Je bent niet langer de enige kapitein aan boord!
Wil je echt duurzaam vermageren, zal je die onbewuste beïnvloeding moeten overwinnen... Terug controle nemen over wat je wilt. Als het moet onder hypnose...
Medicamenteuze behandeling :
Vanaf de jaren 60 met de ontdekking bij muizen van genen die de eetlust controleren, werd overgewicht een medisch probleem en opende een nieuwe economische markt.
Vier moleculen zijn/waren beschikbaar : fenfluramine, sibutramine, orlistat, rimonabant.
in 2012 heeft de FDA de lorcaserine en een combinatie van fentermine/topiramaat in retarvorm goedgekeurdvoor patiënten met een BMI ≥ 30 of ≥ 27 plus comorbiditeit. Studies hebben aangetoond dat die combinatie efficiënt is: significante daling van het CRP-gehalte (marker van de chronische ontstekingstoestand die obesitas teweegbrengt, met alle cardiovasculaire gevolgen van dien), het gewicht, de incidentie van type 2-diabetes, slaapapneu, de behoefte aan cardiovasculaire geneesmiddelen en tekenen van leverlijden .
Rimonabant, dat in de jaren 2000 is ontwikkeld, is nooit in de Verenigde Staten in de handel gebracht wegens het psychiatrische risico en is in Europa om die reden uit de handel gehaald.
cetilistat is een ander mogelijk spoor. Cetilistat heeft eenzelfde werkingsmechanisme als orlistat, maar veroorzaakt minder bijwerkingen zodat de therapietrouw ook beter zal zijn. Het werd in Japan goedgekeurd voor de behandeling van zwaarlijvige patiënten met type 2-diabetes én een dyslipidemie .
met sommige geneesmiddelen tegen diabetes zoals metformine (verbetert de insulinegevoeligheid, verlaagt de gluconeogenese in de lever) en met GLP-1/incretine analogen zoals liraglutide en semaglutide (zie : "Darmhormonen", stimuleren de insulinesecretie, verlagen de glucagonsecretie in respons op hyperglykemie) worden eveneens goede resultaten bereikt.
Nu gebruikt men "off-label" antidiabetes middelen bij zwaarlijvige patiënten (BMI > 30) : semaglutide (Ozempic°, Rybelsus°), tirzepatide (Mounjaro°)...
Het gaat om een lichaamseigen verzadigingshormoon dat door de darmen afgescheiden wordt na de maaltijd en bij mensen met diabetes en obesitas verstoord is. Semaglutide werkt in op een combinatie van factoren, waaronder de maaglediging, de aanmaak van insuline, het verzadigingsgevoel in de hersenen en nog een aantal minder bekende factoren. Bij obesitas is een gewichtsreductie van minstens 15 procent nodig om ook cardiovasculaire ziektes, slaapapneu en obesitasgerelateerde kanker te voorkomen. Semaglutide blijkt ook een duidelijk cardiovasculair voordeel te hebben bij diabetespatiënten en mogelijk ook bij obesitas.
Het nog experimentele amycretin is - eenvoudig uitgedrukt - een combinatie van semaglutide in combinatie met amyline, een hormoon dat zoals insuline ook door de pancreas wordt afgescheiden. Amyline zorgt dat het volheidsgevoel toeneemt (hersenen) en gewichtsreductie optreedt. Het is dus een zogenaamde ‘dual agonist’ dat de effecten van twee darmhormonen combineert. Over mogelijke bijwerkingen is nog niets bekend.
De medicatie is ook een goede oplossing voor mensen die niet in aanmerking komen voor obesitaschirurgie, zoals hartpatiënten of zij die al een maagoperatie ondergingen. Met tirzepatide bereikte 23 procent van de proefpersonen in de studies maar liefst 30 procent gewichtsreductie. Dan kom je al dicht bij de mooie effecten van chirurgie, die tot 40 procent gewichtsverlies leidt.
Obesitas bij een kind is een zeer complexe aandoening. Allerlei factoren spelen een rol: de omgeving, het metabolisme, de hormonen en het mentale aspect. Met een spuitje alleen red je het niet. Hoe goed semaglutide werkt, hangt af van het individu. Bij sommigen zullen de kilo’s er in een snel tempo af vliegen, bij anderen doet het compleet niets en moeten ze na drie maanden stoppen.
Adolescenten met obesitas sukkelen heel vaak met complicaties. Een op de vijf heeft een hoge bloeddruk, een op de drie leverschade en leververvetting. Uit studies met semaglutide-inspuitingen bij jongeren blijkt dat niet alleen het gewicht afneemt, maar ook de complicaties. Het gevaar bestaat dat de afslankspuit jongeren nog meer doet wegzakken in het moeras van de onrealistische lichaamsnormen op sociale media.
Opgelet : om het bereikte gewichtsverlies te behouden, is het continu toedienen van deze medicatie vereist (levenslang). Dat is niet DE oplossing. Nadruk moet liggen op een gezonde levensstijl. Afslankmedicatie mag, zeker voor kinderen, nooit het eerste redmiddel zijn.
Het onderliggend probleem bij obesitas ligt voornamelijk bij het overvloedig gebruik van industrieel bewerkt voedsel. Beter en gezonder voedsel hebben we nodig, niet nog meer medicatie...
Wat weinig mensen weten, is dat het afslankmedicijn semaglutide niet alleen de vetmassa reduceert maar ook de spiermassa lijkt te verkleinen. Door verlies van spiermassa verbruik je in rust net minder energie waardoor je weer snel bijkomt...
Liposuctie :
Dit type interventie is geschikt voor vrouwen met normaal lichaamsgewicht doch met plaatselijke genetisch bepaalde vetophopingen (steatomerie) thv de buitenzijkant van de billen en het bovenbeen (flanken), de heupen, de buikstreek en de binnenzijde van het bovenbeen en de knieën. Dit type vet verdwijnt niet met diëten of massage. Wat heel belangrijk is, is een goede huidskwaliteit, voldoende soepel en elastisch, zodat de huid na de interventie terug de nieuwe vorm van het lichaam gaat aannemen.
Deze techniek laat niet toe gewicht te verliezen en kan bij overgewicht een aangepast dieet niet vervangen. Er kan maximaal 2 tot 3 liter vet worden weggenomen. De beste resultaten worden bereikt met vetophopingen thv de buitenzijkant van de billen en het bovenbeen ("culotte de cheval"). In ieder geval is een goede levenshygiëne (fysische activiteit en evenwichtige voeding) noodzakelijk om te vermijden dat de resterende adipocyten terug in belangrijke mate zouden opzwellen.
Cryolipolyse :
Cryolipolyse (Coolsculpting) veroorzaakt lipolyse van het onderhuidse vet door koude-werking. De koude doet de vetcelen kristalliseren waarna die in de loop van de volgende maanden op een natuurlijke wijze worden geëlimineerd. Deze techniek vertoont weinig nevenwerkingen : enkel wat roodheid en blauwe plekken op de toepassingsplaats. Deze techniek vormt een doeltreffend alternatief ipv chirurgisch ingrijpen. Anderzijds is deze techniek maar beperkt toepasbaar bij personen met plaatselijke vetophopingen, die ondanks dieetmaatregelen en sportbeoefening niet verdwijnen.
Chirurgie als ultieme hulp :
Bij matig overgewicht is nog alles mogelijk : een evenwichtige voeding en regelmatig fysisch bewegen kunnen zonder veel problemen zorgen voor het wegwerken van het overgewicht. Bij ernstig overgewicht echter liggen de zaken ingewikkelder. Het is nochtans vooral in die situatie dat vermageren cruciaal is. Mislukken is hier echter frequent, zowel in de betrachting gewicht te verliezen als in de poging het behaalde gewichtsverlies op termijn te handhaven. In deze kontekst situeert zich de bariatrische chirurgie (een specifieke chirurgievorm bij ziekelijk overgewicht : maagband of -ring, by-pass...). Zij kan noodzakelijk zijn bij een BMI hoger dan 40 of hoger dan 35 in aanwezigheid van andere risicofactoren of betrokken pathologieën, bij volwassenen tussen 18 en 65 jaar. Het zijn meestal interventies die het volume van de maag gaan verkleinen. Zij verplichten de voedselinname te beperken en op te splitsen in kleinere porties. Daarnaast zullen het gewichtverlies en haar latere controle sterk bijdragen tot het beheren van het obstructief slaapapneu syndroom (zie ook : "Slaapstoornissen"), zowel door het syndroom af te zwakken als door op zijn minst haar verergering af te remmen.
Volgens het WGO zal de stille obesitas-epidemie in de volgende 10 jaren (---> 2018) de dood van 338 miljoen mensen veroorzaken. De meest ernstige gevaren die de westerse landen bedreigen zijn niet het internationaal terrorisme maar het roken, een slechte voedingswijze en het tekort aan beweging.
De WGO en de meeste Europese landen ondertekenden in 2006 een charter over de strijd tegen obesitas. Dit charter beschouwd de obesitasepidemie als omkeerbaar, en
dat een speciale zorg moet uitgaan naar zwakke groepen zoals kinderen en jongeren, om te verhinderen dat hun ervaring en hun lichtgelovigheid wordt uitgebuit uit commerciële overwegingen ;
dat de impact op de objectieven voor de volksgezondheid voorrang zou krijgen bij het bepalen van de te voeren economische politiek, alsook bij de politiekbepaling op gebied van handel, landbouw, transport en urbanisme.
Dit was in 2006. Sedertdien veranderde niets. Wel werd de verantwoordelijkheid verschoven van de politiek naar de voedingsindustrie... Ongelofelijk maar waar!
De autoregulatie verdedigd door de voedingsindustrie heeft echter niets uitgehaald : 80% van de op kinderen gerichte TV spots bevelen nog altijd (te) vette en (te) gesuikerde producten aan. Het aantal spots tijdens kinderprogramma's is misschien wel gedaald, maar toch worden 93% van deze reclamespotjes op elk uur van de dag uitgezonden. De gevolgen laten zich gevoelen. Consumentenorganisaties vergeleken de resultaten van 2 studies gevoerd in 2006 en 2010 : het voedsel dat kinderen zowel thuis als op school te eten kregen is minder gezond in 2010 dan in 2006. De portie vet en gesuikerd voedsel bij het ontbijt steeg zelfs met 17% ! En op de speelplaats waren 76% van de vier-uurtjes en de tussendoortjes te rijk aan suikers en/of te vet... .
Zie ook : "De voedingsakte".
De preventie van obesitas moet gedemedicaliseerd worden. Wat belangrijk is, is de herwaardering van de culinaire eetcultuur, met de nadruk op de positieve aspecten van de voedingsmodellen die zwaarlijvigheid niet in de hand werken, en rekening houdend met de "eetgenoegens".
Een voedingsstaat om goed te beseffen wat allemaal wordt opgenomen, zowel op gebied van kwaliteit als van kwantiteit.
's Morgens, 's middags, 's avonds, wat eet je, om welk uur?
Met boter, welk type? Met confituur?
Zetmeelhoudende voedingsstoffen, welke?
Wat drink je? Met suiker?
In de voormiddag, in de namiddag en 's avonds voor het TV, ben je zeker dat je niets eet?
's Nachts, sta je terug op om te eten?
...
De sleutel ligt in het beter structuren van de maaltijden, met minder koolhydraten en meer proteïnen (vis, vlees, eieren, peulvruchten...) en meer goede vetten. En vooral eten op het moment van de maaltijden.
Zie ook : "Nutribalans".
Beter eten :
Bepaalde zwaarlijvigen eten relatief weinig doch slecht : de schrik te verdikken vertaalt zich dan naar een voedselrestrictie ; zij eten bij alle maaltijden, maar te weinig en niet voldoende van alles, met de slechte gewoonte zetmeelhoudende voedingsstoffen en vetten te schrappen. Zij eten om positieve gevoelens op te wekken of om negatieve te neutraliseren en angstgevoelens te verzachten. Met als gevolg dat deze voedingsstoffen worden opgeslagen in plaats van verbruikt. Het basismetabolisme is zo laag dat de minste afwijking doet verdikken. Zonder rekening te houden dat de opgewekte stress daarbij ook een sterke drang naar suiker en naar knabbelen met zich mee brengt (als troost). Doch altijd moeten opletten is ook niet goed.
Na een bezoek bij de voedingsdeskundige, begrijp je pas dat, om te vermageren, het niet nodig is je zo te moeten inhouden : in tegendeel, daar wordt aangeraden meer te eten, én beter.
Een aangepast dieet (proteïnerijker dieet : Koolhydraten 50%, Vetten 30% en Eiwitten 20%) is dan aangewezen. Hiermede bereik je een groter gewichtsverlies (en ook een verbeterde insulinegevoeligheid, belangrijk in de preventie van diabetes).
Heb je al last van het metaboolsyndroom of van diabetes, dan kan een ketogeen dieet (bv. K05 - V75 - E20, wat overeenkomt met een verhouding Vetten / (Koolhydraten + Eiwitten) = 3:1 of 4:1) zeker helpen.
Leren gezond eten vergt tijd. En alleen een gevarieerde en evenwichtige voeding, samen met fysische oefeningen, zelfs lichte, leidt tot een fit lichaam. Het verbranden van calorieën door sportbeoefening verhoogt het ritme waarmee het organisme met calorieën omgaat : hoe meer spiermassa, hoe hoger het energieverbruik, zelfs bij rust.
Evenwichtig eten, vereist een goede kok! De keuze van het recept, het zoeken naar de ingrediënten (seizoens-), het klaarmaken, de bereidingswijze (rauw, gestoomd...), het op smaak brengen, de presentatie... : het zijn meestal de mensen die gepassioneerd van lekker eten houden en van de bereiding ervan die het meest oog hebben voor een evenwichtige en gevarieerde voeding.
Het is absoluut niet nodig elke calorie te tellen, wat telt is : evenwichtig eten!
En dat kan ook plantaardig : het feit alleen al te opteren voor een "plant-based"-voeding (met volle granen en zetmeelhoudende groenten, met fruit, groenten en peulvruchten als plantaardig alternatieven voor vlees) en weinig voedsel van dierlijke oorsprong, helpt gemakkelijker z'n gewicht beheersen (lagere BMI).
Een koolhydraatarm dieet rijk aan plantaardige eiwitten en vetten verlaagt het risico op overlijden met 20% en de kans om aan hart- en vaatziekten te sterven met 23% .
Koolhydraatarme diëten (low-carb) werden gedurende 15 jaar door obese personen toegepast vooraleer tijdens de jaren '60 gestigmatiseerd te worden doordat voedingsdeskundigen zich eerder tegen (verzadigde) vetten en hun impact op het cholesterolgehalte richtten. Sindsdien raadden officiële aanbevelingen in de meeste landen eerder het gebruik van zetmeelhoudende voedingsmiddelen (graanproducten, aardappelen...) bij elke maaltijd aan. Om te vermageren volstond volgens hen vetten en calorieën te mijden. Koolhydraatarme diëten werden toen als niet-wetenschappelijk onderbouwd beschouwd.
In 2013, na 2 jaar onderzoek, besloten experten van het SBU (Conseil suédois pour l'évaluation des technologies de la santé) het gebruik van koolhydraatarme diëten om te vermageren terug aan te bevelen .
Een dieet op basis van groenten, fruit, peulvruchten, noten, zaden, pitten, kiemen, soja, zwammen, vlaszaadolie en olijfolie voldoet hieraan. Deze leveren bovendien veel vezels, enzymen, vitaminen, mineralen en fytonutriënten, die een levensbelangrijke rol spelen in heel het metabolisme.
Volgens de EAT-studie (Eating and Activity among Teens) zijn voor jongeren gezinsmaaltijden (ongeacht de frequentie) geassocieerd met een lager risico op overgewicht en obesitas .
In gezinsverband eten :
versterkt de affectieve banden tussen de familieleden en zorgt voor een omgeving waarin jongeren gemakkelijker hun emoties kwijt kunnen ; dit helpt hen hun voedingsgedrag regelen.
jongeren eten gezonder in familieverband, waarschijnlijk omdat fruit en groenten hier gemakkelijker aan bod komen.
zorgt voor een voorbeeldmodel mbt gezonde voeding en verzadiging.
Zie : "De voedingsakte",
"Het verzadigingsvermogen en zijn timing".
"Het type dieet, timing en samenstelling van de maaltijden"
Beter verteren :
De biobeschikbaarheid van een voedingsstof is afhankelijk van onze manier van kauwen. Een voedingsstof die niet gekauwd is wordt rechtstreeks via de maag (die nooit de functie van kauwen kan overnemen) naar de darmen gestuurd. Op termijn kan dit leiden tot een "Leaky Gut Syndrome" (LGS).
De maag is niet alleen verantwoordelijk voor de afscheiding van pepsine, een enzym dat geactiveerd wordt door het maagzuur om eiwitten af te breken, maar ook voor de productie van zoutzuur. Wanneer het voedsel niet eerst goed gekauwd wordt zal de productie van zoutzuur onvoldoende zijn om de voedselbol te verwerken (zwaar gevoel in de maag, oprispingen). Hetzelfde treedt op wanneer een antiacidum wordt ingenomen tegen maagbrand.
Het eerste orgaan dat lijdt onder het LGS is de lever, aangezien deze die abnormaal grote moleculen (toxines) te verwerken krijgt. De stress die hierbij ontstaat kan leiden tot een constante staat van ontsteking (zie ook : "Gevolgen van een slechte vertering").
In de darm komen de lever- en pancreasenzymen terecht, nodig voor de verdere vertering. Het opgeblazen gevoel treedt op door een te grote aanwezigheid van slechte t.o.v. goede bacteriën in de darmen. De slechte bacteriën worden immers overmatig gevoed met de niet verteerde moleculen. Zo ontstaan eczeem, psoriasis, chronische ziekten... Dus beter meer kauwen en langzaam eten!
De perfecte staat van de darmen is van levensbelang : enerzijds absorberen zij de voedingsstoffen en anderzijds houden zij toxines en micro-organismen tegen. 80% van ons immuunsysteem zit in onze darmen.
Vetten worden minder gemakkelijk afgebroken (verteerd) in een zuur milieu. Met een verzuurd lichaam is het daarom moeilijker om af te vallen, en gemakkelijker om aan te komen.
"Verzurende, zure en basenvormende voeding",
Zijn emoties beheren :
Eten is nooit neutraal : vooral vrouwen hebben last van gewichtsschommelingen naargelang hun humeur. En in tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht, zal het verlies van enkele kilo's niet volstaan om zich veel beter in zijn vel te voelen. Vooral wanneer juist dit slecht gevoel de oorzaak is van de gewichtstoename.
Indien wij niet trachten onze emoties te beheren zullen wij er niet in slagen het bereikte gewichtsverlies in de tijd te behouden.
Wij eten niet in de zomer zoals in de winter : het weer bepaalt onze menu's mee. Ons inwendig weer is niet anders. Het beïnvloedt niet alleen onze voedselinname maar ook ons energieverbruik. Voelen wij ons slecht in ons vel, dan hebben we minder goesting om te bewegen en dus wordt er minder geëlimineerd.
Het metabolisme speelt ook een rol bij de gewichtstoename : sommige mensen verbranden nog meer vetten als zij gestresseerd zijn. Bij anderen treedt het omgekeerde op. Elk moeilijk moment staat dan gelijk aan een gewichtstoename.
Onder de emoties die het lichaam en de geest bezwaren staan schrik, verdriet, verveling, woede, jalousie en goesting, wroeging en spijt, het leeg gevoel maar ook blijdschap, succes en geluk. Zelden speelt maar een enkele emotie mee, meestal bestaat een psychische knoop die niet altijd gemakkelijk te ontwarren blijkt. Bepaalde emoties kunnen al zolang hun invloed uitoefenen dat we ons zelf niet meer anders herinneren. Hoe later onze emoties worden ontward, hoe moeilijker (maar niet onmogelijk) wij er ons van zullen kunnen losmaken.
Om te leren onze gevoelens anders dan door voeding te uiten kan een psychotherapie wonderen verrichten. Slagen we hierin dan kunnen wij ons verleden loslaten en ons eigenbeeld veranderen. Een vrouw die zichzelf aanvaardt straalt en is aantrekkelijk. Een vrouw die bemint is en wordt bemind, is mooi.
De sport, optie anti-vet :
Kies voor een voldoende intensieve uithoudingssport (na medisch advies) : lopen, snelwandelen, zwemmen, fietsen...
Leg de nadruk op de duur : elke dag gedurende minstens 30' (het organisme put pas uit de vetreserves na 25' inspanning). Een half uur doorstappen komt overeen met ongeveer 4000 stappen. Uit een studie blijkt dat deelnemers die ongeveer 8.200 stappen per dag zetten, een pak minder kans hadden om zwaarlijvig te worden. Ook voor mensen met overgewicht was er positief nieuws: zij konden het risico om zwaarlijvig te worden met de helft verminderen als ze dagelijks 2.400 stappen extra zetten. Dat komt dus neer op zo’n 11.000 stappen per dag...
Doe het met regelmaat : beter 1 x per dag 30' dan 1 x per week 2 uren ; of nog, beter 1 x per week gedurende een lange periode, dan 3 x per week gedurende 3 maanden en dan niets meer.
Denk eerder kwaliteit dan kwantiteit : verzorg de bewegingen, en vooral de ademhaling. De beste spieroefening voor de buik is de buikademhaling. Deze verjaagt spanningen en versterkt de dwarsspier die het gehele abdomen omvat, als een natuurlijk korset.
Samen met een evenwichtige voeding zal een regelmatige fysische activiteit gedurende minstens 30 minuten het risico op aandoeningen als hart- en vaatziekten of obesitas verlagen. Voor mensen met een overwegend zittend leven zou dat echter niet voldoende zijn. Beter zou zijn dat mensen met een inactieve levensstijl (< 5000 stappen per dag) meer fysische activiteit verspreid over de hele dag zouden inpassen in hun dagelijks leven (te voet naar kantoor, de trap nemen, zich verplaatsen tot bij een collega ipv hem te bellen of te mailen...), om per dag minstens 10.000 passen te zetten. Alhoewel deze simpele aanpassingen in levensstijl niet direct zichtbaar zijn in de spiegel, dragen zij, op termijn, significant bij tot het behoud van het lichaamsgewicht.
De allerbeste manier om je metabolisme te versnellen is je spiermassa verhogen door spierversterkende oefeningen. Want hoe meer spieren je hebt, des te harder je stofwisseling werkt in rusttoestand. Dat zit zo: als je je spieren gebruikt, gaan ze zichzelf erna weer herstellen. Zelfs wanneer je helemaal niets doet is je lichaam achter de schermen druk in de weer. Je zal ‘in rusttoestand’ daardoor meer energie verbruiken. In andere woorden: je basaal metabolisme verhoogt.
Doch, vanaf je vijftigste neemt je spiermassa verder en sneller af. Dat is niet ideaal voor je metabolisme. Hoe ouder we worden, hoe belangrijker het is om onze spieren te onderhouden en te versterken. De belangrijkste sleutel om je metabolisme op peil te houden is dan echt bewegen, bewegen, bewegen.
Beperk vooral de inname van snelle suikers en alcohol. Ze verstoren je bloedsuikerspiegel, wat ervoor zorgt dat je pancreas extra insuline moet gaan aanmaken om die suikerpiek weer af te vlakken. En van insuline weten we dat het de vetopslag bevordert...
---> Eet gezond en regelmatig en beweeg, enkel zo heb je echt een rechtstreekse impact op dat metabolisme.
Zie ook : "Bewegen, bewegen, bewegen".
Andere voedings- of leefgewoonten die ook helpen verdikken :
eten van vetarme of vetvrije lightproducten : de vetten worden meestal vervangen door suikers die snel verteren en de honger niet lang stillen
te weinig slapen, of teveel slapen
drinken van suikerhoudende dranken (cola, verpakt fruitsap...), zelfs van kunstmatig gezoete dranken : de consumptie van deze dranken zou gelinkt zijn aan een belangrijke verhoging van de tailleomtrek en van het risico op obesitas
te snel eten = te weinig kauwen
een andere activiteit tijdens het eten : dagblad lezen, TV kijken, voortwerken...
eten van te grote porties
te weinig water drinken overdag (te verhelpen door alleen al calorie-houdende dranken te vervangen door water)
's avonds te laat eten
sommige geneesmiddelen zijn verdoken dikmakers (afhankelijk van persoon tot persoon) : ontstekingswerende mddelen, corticosteroïden, bètablokkers, antihistaminica, anxiolytica, antidepressiva, ...
...
Experten bevestigen dat de druk uitgeoefend door de "schoonheidsindustrie" zo sterk kan zijn dat de gezondheid in gevaar komt. Alhoewel het normaal is zijn huid te verzorgen en zich te schminken bestaat het gevaar dat dit alles een obsessie wordt. Of wanneer ijdelheid de gezondheid bedreigt...
De naam "Anorexia nervosa" betekent letterlijk "gebrek aan eetlust door nerveuze oorzaken". Deze benaming is echter misleidend.
Anorexie is een voedingsstoornis die gepaard gaat met een obsessie voor voedsel en magerzucht. In geval van anorexie weigert de persoon vrijwillig de inname van voedsel. Daarbij is zo'n persoon dikwijls ook hyperactief en sportief om toch maar gewicht te verliezen. Alhoewel de ideaalbeelden opgedrongen door de media ongetwijfeld een rol spelen bij meisjes die erg onzeker zijn, vormen zij niet de enige oorzaak ; de ziekte komt ook voor in niet-westerse culturen waar andere schoonheidsidealen gelden.
Anorexie is een psychiatrische stoornis. De ziekte ontstaat meestal gedurende de puberteit, op het moment dat het organisme verandert en open bloeit, en duurt gemiddeld 7.5 jaar (range van 6 maanden tot 30 jaren). Bij 40 à 60% van de gevallen kent de ziekte een gunstig verloop. Bij een derde evolueert anorexia tot een chronische aandoening. 5 à 15% van de patiënten overlijdt vroegtijdig, ongeveer de helft door zelfmoord... Ook wie geneest kan aan anorexie blijvende lichamelijke schade overhouden, zoals kleine gestalte, broze beenderen, tand- en slokdarmproblemen, onvruchtbaarheid...
Meestal stelt men continu een minstens 15% lager lichaamsgewicht vast. Het verlies aan spiermassa geeft aan de persoon een uitgeteerd uitzicht. Alhoewel heel mager, vindt de anorexieve persoon zichzelf dik en ontwikkelt hierdoor een ziekelijke schrik om te verdikken. Ook is deze persoon dikwijls perfectionist en lukt zij meestal alles wat zij onderneemt. Nochtans heeft de anorexieve persoon een eerder minachtende eigenbeeld en denkt een betere controle op zichzelf uit te oefenen door voedsel te weigeren.
De anorexieve persoon gebruikt gewoonlijk van alle soorten voorwendsels om maar niet samen met andere personen te moeten eten (zij at reeds of zal wel later wat eten...). Indien zij toch met anderen moet eten, verorbert zij calorie-arme voedingsmiddelen. Zij maakt dikwijls gebruik van bepaalde rituelen zoals het voedsel voorsnijden in kleine stukjes of een bepaald aantal malen kauwen. Zij weegt zich dikwijls et draagt brede kleren om haar voorkomen weg te steken.
Anorexia blijkt vooral te ontstaan bij mensen die het gevoel hebben dat ze niet goed genoeg zijn om aan die normen en waarden te voldoen, en die opgelegde perfectiedrang op extreme wijze projecteren op het eigen lichaam. Met andere woorden: anorexia ontstaat vaak in een context die vergelijkbaar is met de brede context van burn-out.
Anorexie gaat dikwijls gepaard met andere psychologische stoornissen zoals angst, obsessie of depressie (50mg elementair zink per dag zou de angst en de depressieve gevoelens dempen en de gewichtstoename stimuleren). Personen met anorexie zijn eerder erg zwijgzaam over hun voedingsgewoonten, de meesten onder hen beseffen spijtig genoeg zelfs niet dat zij met een probleem zitten. Velen onder hen sterven tengevolge van complicaties veroorzaakt door hun gezondheidstoestand of door zelfmoord.
Anorexie vereist een intense medische en psychologische begeleiding. Ook EPA supplementen (omega3) geven positieve resultaten. Door vettekort wordt ook de hormoonwerking verstoord en treedt immuundeficiëntie op.
Het allerbelangrijkste wat je een kind kunt meegeven om het te beschermen tegen anorexie, is een flinke dosis zelfbewustzijn en eigenwaarde : ik ben wie ik ben, en ik mag er zijn, ongeacht mijn uiterlijk en mijn intelligentie.
Zie ook :
"Belgische vereniging voor obese patiënten - BOLD".
"Viasano"
Voorkom overgewicht en obesitas :
Vermageren heeft immers ook nadelen : toxische stoffen zoals POP (Persistent organic polluants zoals dioxines), PCB's... worden opgeslagen in het vetweefsel en komen bij gewicht afvallen terug vrij. Via de bloedbaan kunnen zij andere organen beschadigen : POP's werden in verband gebracht met de ontwikkeling van type 2 diabetes, hypertensie, coronaire ziekten, reumatoïde artritis (RA), tandvleesziekten... .
Noot :
voor de meeste mensen zijn POP's onvermijdelijk : zij komen voor in vlees, vis en melkproducten. Zij geraken in de voedselketen door hun gebruik als pesticiden, chemische producten en verbrandingsresten, zij stapelen zich op in dieren die op een hoger niveau staan in de voedselketen. Eenmaal opgenomen zetten zij zich vast in de vetweefsels ;
zelfs zijn vele POPs in westerse landen verboden, worden er nog veel gebruikt in ontwikkelingslanden, bv. als pesticide... Doch, zelfs zouden alle POP's worden verboden, dan nog zou het tientallen jaren duren eer zij uit de voedselketen zouden verdwenen zijn.
Ook omdat :
Enkele kilo's verliezen niet gemakkelijk is : je moet dikwijls afstand doen van bepaalde slechte (maar lekkere) voedingsgewoonten, je honger milderen, je voeding aanpassen aan het beoogde gewichtsverlies, meer gaan bewegen, enz. ... En je moet je eigen aanvaarden. Want meestal spruiten de problemen voort uit stress (cortisol) en uit een slecht eigenbeeld. Zichzelf leren appreciëren, zich leren ontspannen, voldoende slaap... zijn essentieel wil men resultaat bereiken. Technieken zoals coaching, hypnose, meditatie... kunnen hierbij helpen.
Respecteer je lichaamsbouw :
Appel :
Kenmerken : het meeste gewicht rond de taille, platte billen, mooie slanke benen... ; acute stress (omgevingsfactor!) stimuleert voedsel- en energie-inname vooral bij mensen met overgewicht met een "appelfiguur".
Doen : cardiotraining : snel vet verbranden door de inspanning (zwemmen, fietsen, hardlopen), gevolgd door een weerstandstraining. Vanzodra positieve resultaten worden bereikt : de inspanningsduur verhogen. Eventueel de inspanning opsplitsen in meerdere sessies, zodat telkens dankzij de naverbranding tot 20% meer calorieën worden verbrandt. Hoe meer spieren, hoe meer calorieën verbrand worden, zelfs bij rust. Buikspieroefeningen dienen hier tot niets.
Vermijden : alcohol, en in elk geval bier en cocktails. Indien mogelijk, kies voor een glas wijn.
Peer :
Kenmerken : forse heupen, billen en dijen, smalle taille, platte buik, smalle schouders...
Doen : daar vrouwen genetisch geneigd zijn vet op te slaan rond de heupen en dijen is er doorzettingsvermogen nodig om te komen tot positieve resultaten door uithoudingssporten (jogging...) om zo te sterke spiergroei te vermijden (dus niet fietsen). Verlengen/uitrekken (stretching) van de beenspieren met eenvoudige Pilates-oefeningen. De ontwikkeling van de borstspieren stimuleren (en dus ook van de boezem) met push-ups en een paar extra zware gewichten om ook de biceps te trainen. Yoga kan de figuur helpen in balans brengen.
Vermijden : er is doorzettingsvermogen nodig om te slagen, dus moet men vermijden de armen te laten zakken. Vermijd verder het drinken van veel koffie : coffeïne wordt opgeslagen in het vetweefsels van heupen en dijen en kan daar cellulitis uitlokken. Kies voor groene thee.
Plank :
Kenmerken : vergelijkbare omvang van schouders, taille en heupen. Platte boezem. Weinig problemen met overgewicht.
Doen : vormen van rondingen! Spieren vormen thv de armen, billen, dijen, schouders en borst (de borstspieren zijn de enige spieren die de borsten kunnen helpen verhogen, daar de borsten zelf geen spierweefsel bezitten). Wat telt is voldoende variatie in de oefeningen et het gebruik van goede aangepaste gewichten. Vraag raad in het fitnesscentrum.
Vermijden : alle uithoudingssporten en intensieve cardiotraining.
Zandloper :
Kenmerken : gelijke omvang van schouders en heupen. Duidelijke taille. Gewelfde en weelderige boezem. Gelijkmatig gewichtsverlies. Bij gewichtstoename is deze voornamelijk gesitueerd thv de bustehouder (bh).
Doen : in principe zijn alle sporten goed. Bij overgewicht speciaal aandacht voor de rugspieren. Ook de borstspieren stimuleren om zo beter de boezem te ondersteunen met push-ups en de biceps trainen met gewichten.
Vermijden : teveel sport.
Thuis sporten is gemakkelijk maar vraagt meer discipline. Enkele sites die kunnen helpen : www.virtualgym.com, www.yogatoday.com, www.nikerunning.com.
Hoe vermageren? Er bestaan verschillende soorten vet, verschillende oorzaken voor overgewicht en dus meerdere begeleidende technieken.
thv de buik wijst een strakke gebolde buik (zonder plooien) op fermentatie in de darm. Om dit te verhelpen volstaat het alles wat kan gisten te mijden : kazen met > 45% VM, gesmolten vetten, gerookt vlees, charcuterie, gebakken vis, volkorenbrood, aubergines, kolen, artisjok, uien, peulvruchten, onrijpe vruchten, alcohol, gebak, spaanse pepers... Ook gashoudende dranken en kauwgom zijn te mijden. Maar vooral telt traag eten en voldoende kauwen.
thv de buik verbergt een dik vel een onderhuidse vetlaag, die een plooi vormt tussen de vingers. Omdat deze weinig wordt bevloeid helpt een dieet niet veel. Wel kan lipomassage helpen (wat ook het aspect van de opperhuid verbetert) of ook liposculpture. Deze vetlaag oefent weinig invloed uit op de cardiovasculaire gezondheid maar kan met de tijd gaan wegen op de mobiliteit en de gewrichten.
intra-abdominaal vet zit dieper en is gevaarlijk voor de gezondheid, het ligt rond de organen en verhindert de werking van het diafragma, de longen en het hart. Een dieet en regelmatig bewegen helpen dat vet wegsmelten. Dat vraagt natuurlijk wat inspanning...
Probeer een coach : een verandering van voedingswijze EN van levensstijl vereist een engagement op lange termijn. Minstens voor een jaar. En gemotiveerd blijven. Alleen valt dit moeilijk. Dus waarom geen coaching proberen. Coaching is een begeleidingstechniek die kan toegepast worden op verschillende domeinen : het opvolgen van goede eetgewoonten, sportbeoefening (thuis, in zaal...), persoonlijk welzijn, gezondheidspreventie... Voor de meeste mensen, de beste omkadering. De gezondheidstherapeut (apotheker, kinesitherapeut, osteopaat, voedingsdeskundige, psychotherapeut...) kan U zeker (verder) helpen. Het kan ook online : zie www.kilootjeminder.be-coach van de CM.
Wees creatief : onvoldoende variatie in het dagmenu (dieet of gezonde voeding) gaat gepaard met minder gewichtsverlies.
Neem de tijd : niet meer dan 250g per week willen afvallen. Druk het organisme niet in de verdediging maar geef het de tijd zich "terug" aan te passen.
Het lichaam heeft zich immers "langzaam" ingesteld op de zwaarlijvigheid : meer vetcellen, meer capillairen, meer enzymen, andere hormoonniveau's, meer bindweefsel om het vetkapitaal te ondersteunen... Om af te slanken moet men dezelfde weg "langzaam" terug (over 12 à 18 maanden), zodat het organisme alles opnieuw kan moduleren om nu minder vet te transporteren en op te slaan.
De hoeveelheid opgestapeld vet hangt af van het type vet dat wordt gegeten : MOVZ verbranden (oxideren) gemakkelijker dan de verzadigde vetten. Deze worden meestal onmiddellijk grotendeels opgeslagen in plaats van te verbranden, omdat er een te groot aanbod van koolhydraten is die eerst worden verbrand in de cel. Beperk je de inname van suikers, dan zal het organisme gemakkelijker vetten verbranden in plaats van deze op te slaan (zie "Ketogeen dieet").
MOVZ en EVZ zijn grotendeels van plantaardige oorsprong en zijn onverzadigd. Zij kunnen wel gemakkelijk oxideren en vrije radicalen vormen. Dus de aanwezig van voldoende antioxidantia is vereist. Zij helpen inflammatietoestanden bestrijden die aan de basis liggen van de ontwikkeling van o.a. obesitas en diabetes (zie hoger). Zo zou olijfolie (die ontstekingsremmende eigenschappen heeft) positieve effecten zou kunnen hebben op de vetdistributie (met verlies van abdominaal vet) . Vroeger onderzoek had al aangetoond dat olijfolie een hoge bloedsuiker kan verlagen en insulineresistentie kan verminderen.
Via de voeding krijgen wij dikwijls
Wij kiezen niet genoeg voor olijfolie uit eerste koude pressing, ongeraffineerd en biologisch.
(zie ook : "Vetzuurprofiel")
VVZ zijn van dierlijke oorsprong en zijn verzadigd. Zij kunnen niet oxideren (stabieler) en stapelen zich gemakkelijk op.
Opgelet :
in fastfood en industrieel klaargemaakte voeding gebruikt men steeds vetten als smaakverbeteraar. In tegenstelling met koolhydraten en eiwitten, stillen vetten echter niet de honger...
obese personen verkiezen een meer vetrijke voeding dan slanke individuen. Een wijziging van het verlangen naar vette voedingsmiddelen is niet gemakkelijk onder controle te brengen.
Tips :
KIES VOOR VAST VOEDSEL : vloeibaar voedsel is meestal de energierijk en onbeperkt beschikbaar. Je werkt het snel naar binnen zonder dat verzadiging optreedt : van vloeibaar voedsel word je dik.
neem eigen verantwoordelijkheid op : verhoog je zelfwaardering en er een gezonde en positieve houding op na.
het niveau van het eigen engagement is cruciaal.
leer trager eten, beter kauwen, geniet van het eten, neem rustig de tijd hiervoor.
ook lawaaihinder doet eten. Omdat lawaai de absorptiesnelheid doet versnellen : als dan het verzadigingsgevoel zich manifesteert, heb je al veel gegeten.
vermijd 's avonds laat of 's nachts te eten.
zorg voor kleinere borden, kleinere porties en hoge smalle glazen...
eet bij elke maaltijd verse groenten om een betere en snellere verzadiging.
vermijd fastfood
verkies een saladebars, een vegetarische restaurant...
vermijd tussendoortjes
kies voor een glas groentesap (ipv fruitsap of frisdrank), een stuk fruit of groente, noten, zaden...
de hoge nutriëntendichtheid van groentensappen zorgt voor een voldoende aanvoer van actieve fytonutriënten waardoor het metabolisme van macronutriënten (KH, VT, EW) beter geactiveerd en onder controle gehouden wordt...
vermijd alcohol en softdrinks
drink minstens 8 volle glazen per dag (= ongeveer 1 vol glas per uur).
vermijd geraffineerde suiker : een te belangrijke aanvoer van suiker doet de insulinesecretie stijgen die de omzetting van suiker naar triglyceriden (vetten) bevordert
verkies complexe suikers : peulvruchten, volle deegwaren...
let op met voorverpakte vruchtensappen : pers beter zelf vruchten :
bv. appelsap = 42.6kcal/100ml > Coca-cola 42.4kcal/100ml
voorverpakte vruchtsappen bevatten geen volledige vezels meer die de vrijstelling van suikers afremmen
indien nodig, vul aan met
alginaat : de voedingsvezels in deze alg zouden de hoeveelheid door het organisme uit de voeding geabsorbeerde vetten met 75% beperken, wat meer is dan de meeste actuele anti-obesitas-behandelingen & ,
chroom : regelt het insuline metabolisme en controleert de spiergroei en het lichaamsvet,
zink : komt tussen bij de biochemie van koolhydraten, eiwit- en nucleïnezuursynthese, mobilisatie van vit A uit de lever, de synthese van hormonen, controle op de genexpressie...
liponzuur : verbetert de insulinegevoeligheid,
L-carnitine : drager (carrier) van vetten voor transport door de wand van de mitochondria (L-carnitine wordt gevormd uit lysine met vit C en SAM als cofactoren)...
choline, methionine, betaïne, inositol, taurine, lecithine... : verbeteren de levercapaciteit om vet te verteren en af te breken,
pancreatine, bromelaïne (ananas)... : enzymen die tussenkomen bij de vertering van proteïnen,
probiotica : probiotica zoals Lactobacillus rhamnosus kunnen de honger helpen beheren en helpen vermageren .
prebiotica, zoals de fructanen in bepaalde planten en in extract van cichorei (inuline) zouden de samenstelling van de darmflora positief kunnen beïnvloeden in het voordeel van bifidobacteriën en van lactobacillen. Zij verhogen ook de gevoeligheid voor leptine .
Opgelet : in tegenstelling tot wat wordt beweerd doen supplementen alleen niet vermageren. Hun consumptie moet kaderen in een bredere benadering en regelmatig worden opgevolgd. De hulp van een coach garandeert een betere slaagkans van een vermageringsproject.
verkies voedingsmiddelen rijk aan vezels : zij regelen het metabolisme van insuline.
Maak gebruik van de Caloriemeter van DIEP die je de calorie-, glucose- en lipidewaarde van een heleboel voedingsmiddelen verschaft. Een handige tool om je dagelijks 'maaltijdmandje' gevarieerd en evenwichtig samen te stellen. Bovendien kan dit hulpmiddel ook erg leerzaam zijn. Het werkelijke suiker- en vetgehalte van je lievelingskostje kan je erg verrassen, net zoals de eigenlijke caloriewaarde van de kleine zonden die je jezelf nu en dan gunt onder het motto: "Och, 't is maar voor één keer". Deze app bestaat eveneens voor tablet en smartphone.
Anderzijds geen vermageringsdieet zonder meer beweging :
Bewegen alleen is niet voldoende om gewicht te verliezen. Bewegen is goed :
om het basisenergie-verbruik te verhogen : 's morgens bewegen bevordert de snelheid van het basismetabolisme tot 18 uur na de oefening : je verbrandt dus meer de hele dag, zelfs in rust (dit effect gaat verloren bij avondtraining).
maar vooral om de hoeveelheid beenmassa te behouden : studies toonden inderdaad aan dat bij personen die een vermageringsdieet volgen meer been werd afgebroken dan terug opgebouwd, waarschijnlijk door de beperkte energie-aanvoer : hoe meer gewicht werd verloren, hoe meer beenmassa verdween.
meer beweging of sport, vooral met gewichten, compenseren en verplichten de beenderen zich aan te passen aan de verhoogde belasting.
onvoldoende bewegen doet het gehalte aan groeihormoon dalen,
samen met CLA-supplementen : CLA verandert de lichaamssamenstelling door verlaging van de vetfractie, indien samen met fysische oefeningen, en met behoud van de spiermassa, zodat het basaal metabolisme verhoogt.
Bewegen is niet alleen een stevige vetverbrander maar bewegen verschaft ook een verzadigingsgevoel zodat de drang naar eten wat wordt uitgesteld. Zachte bewegingsvormen zoals yoga beïnvloeden leptine, een eiwit dat het lichaamsvet "regelt" met een remmende activiteit op de eetlust en een stimulerende op de thermogenese .
Thermogenese :
De thermogenese is zwakker bij zwaarlijvigen.
een overmaat alcohol, roken, verzadigde vetten, coffeïne, transvetzuren (margarines, geraffineerde plantaardige oliën) remmen de omzetting van essentiële vetzuren in de vetten die nodig zijn voor de thermogenese (bruin vet) en het vetmetabolisme (wit vet).
meestal bezitten zij ook minder en slecht functionerend bruin vet. Bruin vet geeft minder energie maar meer warmte af en bezit dus een hogere thermogenese. Personen met aanleg voor obesitas hebben soms problemen met de regulatie van bruin vet. Hoe bruin vet verhogen / activeren ? Zie "Bruin vet, Praktisch".
een caloriearm dieet induceert een verlaging van de thermogenese.
consumptie van veel vet leidt tot meer "wit vet" opstapeling.
Planten :
Soms worden planten voorgesteld als hulp, en werkzaam voor zover de plantenkeuze is aangepast aan het type overmaat of aan de problemen die optreden gedurende de kuur.
Planten als "hongerstiller" :
ofwel door opzwellen in de maag :
Konjak, Guargom, Xanthaangom (polysacharide van microbiële oorsprong met aandikkende eigenschappen, bekomen door de fermentatie van suiker met de hulp de bacterie van een micro-organisme Xanthomonas campestris) : de viscositeit bekomen met deze 2 gommen samen (Guar 2/3, Xanthaan 1/3) is 3 x hoger.
Johannesbroodpitten, appelen... : zijn rijk aan vezels die onder invloed van water zwellen in de maag : pectine van appelen en Johannesbroodpitmeel.
ofwel door interferentie met de omzetting van suiker naar vet : Garcinia cambogia, Citrus aurantium : hun schil is rijk aan AHC (hydroxycitroenzuur) dat het sleutelenzym, verantwoordelijk voor de synthese van vetzuren uit suikers, remt.
Planten die "vetten binden" :
Nopal (Cactusvijg), Chitosan (bekomen door het bewerken van de chitine-vezels uit de schalen van schaaldieren ; chitosan kan tot 6x haar gewicht aan vetten (o.a. cholesterol ) opnemen)
Planten die "het organisme stimuleren" (thermogenische planten) : verhogen van het basaal metabolisme en versnellen van de lipolyse
coffeïne : Groene thee, Guarana
jood : Fucus (opgelet bij schildklierstoornissen)
Planten die "helpen verteren" :
Planten die "diuretisch" werken :
stimulatie van de eliminatie via de nieren : Berk, Paardenbloem, Olmkruid, Muizenoor, Kattesnor, soms Akkerhoningklaver, vlierbes, niet gebrande cichorei (bevat ook prebiotica)
Planten met "laxatieve" werking :
met organische zuren en onverteerbare suikers : tamarinde, pruimen...
met antraglycosiden : Aloës, Senna, rabarber, Vuilboom, Wegedoorn...
met slijmstoffen : Lijnzaad, Psyllium, Ispaghul, Weegbree...
Planten die "de tonus verhogen" :
ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD Laatste versie : 13-sep-24
De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.
In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.